Plenair Koffeman bij behandeling Invoering stelsel fosfaatrechten



Verslag van de vergadering van 16 mei 2017 (2016/2017 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. "Crying over spilled milk", een situatie waarin huilen geen zin heeft omdat het betreurde voorval al heeft plaatsgevonden en er geen lieve moedertje meer aan helpt om het voorval nog recht te zetten. Dat lieve moedertje is zeer van toepassing op de melkveehouderij, waarin zuigelingen op grote schaal geslacht moeten worden, omdat hun melk wordt opgeëist door de mens. Dat is op zichzelf treurig genoeg, maar nu worden ook de moeders massaal naar de slachtbank geleid. Hadden we dat kunnen zien aankomen? Collega Dercksen in elk geval.

Sterker, we hebben het zien aankomen. Op 17 maart 2015 spraken we over de Wet verantwoorde groei melkveehouderij. Ik citeer de geruststellende woorden die de staatssecretaris toen in dit huis sprak. "De wet die er nu is, is volstrekt voldoende. Als het fosfaatplafond wordt overschreden, zullen er dierrechten voor melkvee worden geïntroduceerd. Op basis van de ex-ante-evaluaties mogen wij verwachten dat Nederland het plafond niet zal overschrijden. De voorwaarden daarvoor heeft de sector zelf in de hand."

Het was de heilloze weg van het ultrakortetermijndenken, de ontwikkeling van de landbouweconomie van meer voor minder, in alle opzichten. Meer dieren, minder inkomsten; meer stallen, minder boeren; meer megastallen, minder familiebedrijven; meer dierziekten, minder veilige woonomgeving voor burgers; meer export en een minder stabiel klimaat. Jarenlang hoorden we in spotjes over "melk, de witte motor" en hoorden we de claim dat "melk goed zou zijn voor elk". Koemelk is inderdaad erg goed, maar vooral voor pasgeboren kalfjes. Kalfjes die nu meteen na hun geboorte bij hun moeder weggehaald worden.

De megamorfose van de melkveehouderij heeft de lage prijzen van die moedermelk veroorzaakt. De melkquota moesten en zouden verdwijnen. LTO beloofde koeien met gouden horens. 1 april 2015 werd door de boeren bevrijdingsdag genoemd. 1 april, voorzitter, veel bevrijding is er niet van gekomen. Massaal gingen de boeren meer koeien houden, en de melkprijs daalde. Was dat te voorzien? Ja, natuurlijk was dat te voorzien. Schaalvergroting leidt niet tot inkomenszekerheid voor boeren maar tot kwetsbare bedrijven. Er worden tientallen miljoenen euro's vrijgemaakt om een industrie die zichzelf in de problemen heeft gebracht, via zelfregulering, uitstel van executie te bieden.

Dat uitstel van executie gold overigens niet voor de melkkoe zelf. Daarvan zijn er inmiddels meer dan 100.000 geofferd op het altaar van de economie. Over het leed dat koeien aangedaan wordt, wordt nauwelijks gesproken. Het gaat over rekenmodellen, voersporen, derogatie en vooral over miljoenensubsidies als pleisters op een stinkende wond. Hoe kan een systeem als dit ooit gerechtvaardigd worden? De staatssecretaris had leiderschap moeten tonen. Dat vinden de melkveehouders ook. De boeren vroegen verwijtend aan Den Haag: waarom heeft niemand ons tegengehouden, bijvoorbeeld met regels? Ik wil die vraag ook aan de staatssecretaris stellen. Waarom heeft niemand de boeren tegengehouden? Het is in de melkveehouderij op dit moment kommer en kwel. Door foute keuzes van een deel van de boeren en de overheid zijn de problemen over de hele sector afgeroepen. Na het loslaten van het quotum heeft een relatief klein deel, 10 tot 20%, van de melkveehouders als een dolle de veestapel uitgebreid en de melkproductie opgevoerd. In sommige gevallen hebben deze cowboys hun productie verdubbeld. De "cowmunities", megastallen met koeien die nooit meer naar buiten mogen, schoten als paddenstoelen uit de grond. De overheid, de boerenbelangenbehartigers, de zuivelverwerkers en de geldverstrekkers dronken een glas, creëerden een melkplas en lieten de zaak zoals hij was.

Bij de behandeling van de Melkveewet, voordat het quotum werd losgelaten, heeft de Partij voor de Dieren gewaarschuwd voor de desastreuze gevolgen van een uit de hand lopende productiestijging voor zowel de prijs van melk als de natuur, het milieu en het dierenwelzijn. Maar volgens de deskundigen die door het ministerie en de sector waren geraadpleegd, zou het zo'n vaart niet lopen. De prijs zou eerder stijgen dan dalen. Nederland was immers de melkboer van China. Het kon niet op. Het aanbod van Europese melk is sinds het loslaten van het quotum niet hoger geweest dan het oorspronkelijke quotum, en toch kelderde de prijs. Die ging zo hard onderuit dat er een beroep moest worden gedaan op de Europese opkoopregeling. Sinds het loslaten van het quotum ligt er ruim 3 miljard kilo melk, in de vorm van melkpoeder en kaas, opgeslagen in Europese pakhuizen. Dat zijn beelden die we lang niet meer gezien hadden.

De melkprijs is iets opgekrabbeld, maar vooral omdat er in de rest van Europa minder wordt gemolken en omdat Europa nog steeds melkpoeder uit de markt haalt. Een jaar geleden zei de bestuursvoorzitter van FrieslandCampina, Roelof Joosten, in Het Financieele Dagblad over de melk die zijn bedrijf verwerkt: de eerste 5 miljard liter melk is zeer winstgevend; aan de volgende 2 miljard verdienen we niks en op de laatste 3 miljard verliezen we geld. De helft van alle melk wordt dus met verlies verwerkt. Dit verlies wordt goedgemaakt met superwinsten op de andere helft. Onder de streep blijft er dan toch nog een acceptabele melkprijs voor elke boer over. Dat is al zo sinds het ontstaan van FrieslandCampina in 2007. Ten minste de helft van de Nederlandse markt wordt al meer dan een decennium met verlies verwerkt en verkocht.

Daarmee verdisconteren we nog niet eens dat de maatschappelijk kosten, de externaliteiten, van de melk niet in rekening worden gebracht. €0,20 tot €0,70 per liter melk zijn maatschappelijke kosten die de Nederlandse burger moet dragen zonder dat zelf te weten. Dat is ongeveer €440 per burger per jaar aan maatschappelijke kosten die gepaard gaan met de melkveehouderij. De melkveehouderij kost ons met z'n allen meer dan ze oplevert. Tegen die achtergrond is het bizar dat vooral Nederland zich sterk maakte voor het loslaten van het quotum. De enorme prijsval als gevolg van het loslaten van het quotum heeft grote groepen melkveehouders, met uitzondering van de biologische en biologisch-dynamische boeren, in grote financiële problemen gebracht.

Nu is er dus een nieuw obstakel: het fosfaatrecht. Het is een peperdure, maar naar het zich laat aanzien onvermijdelijke manier om een halflege stal alsnog vol met koeien te krijgen. Meer melk betekent onvermijdelijk ook meer mest. In de aanloop naar het vrijgeven van de melkproductie wilde de sector van geen enkele belemmering weten. De sector deed de plechtige belofte dat hij er zelf wel voor zou zorgen dat hij onder geen voorwaarde door het fosfaatplafond zou schieten, de door collega Schaap geroemde zelfregulering. Het zou wel loslopen, maar het tegendeel bleek waar te zijn.

Op 2 juli 2015 meldde de staatssecretaris aan de sector: tot hier en niet verder. Maar de sector groeide onverstoorbaar verder. Er kwam een regeling en die is inmiddels alweer drie keer aangepast. Er ligt een rechterlijke uitspraak die vrijwel zeker dwingt tot een nieuwe aanpassing. Er hebben zich intussen 400 boeren gemeld die ook naar de rechter gaan. Wat dit betekent voor de reductie van de individuele ondernemer blijft duister. De staatssecretaris heeft hoger beroep aangetekend, maar dat zou geen reden moeten zijn om hier en nu niet eindelijk duidelijkheid te verschaffen over de vraag hoe het zover heeft kunnen komen en wat de staatssecretaris gaat doen om de grote problemen in de melkveehouderij eindelijk blijvend te beteugelen. Ik vraag niet om lapwerk maar om structurele oplossingen voor een structureel probleem. Graag krijg ik hierop een reactie.

Intussen melden zowel LTO als de staatssecretaris opgewekt dat het terugdringen van het fosfaatoverschot nagenoeg op schema zou liggen. Maar wie de Monitor fosfaatreductiepakket van april 2017 bekijkt, ziet dat de reductie van fosfaat vooral op papier plaatsvindt en niet op het land. De reductie moet plaatsvinden langs drie sporen: het voer, de stoppersregeling en de reductie van de veestapel. Uit de monitor blijkt dat veevoerfabrikanten het fosforgehalte flink hebben verlaagd, maar melkveehouders liggen daar niet wakker van, al was het maar omdat ze altijd nog de zogenaamde fosforbolus kunnen inzetten, een fosforimpuls met een lange nawerking die gebruikt wordt bij koeien die net hebben gekalfd en te kampen krijgen met fosforgebrek. Anders gezegd: het lijkt erop dat de verlagingen van het fosforgehalte in het voer kloppen, maar in de stal kunnen worden omzeild. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

De stoppersregeling leek aanvankelijk een doorslaand succes, maar een stoppersregeling heeft alleen effect als niet alleen het aantal koeien maar ook de productie wordt verminderd. Wat ons betreft hoort bij een echte stoppersregeling dat de stal wordt afgebroken en vergunningen worden ingeleverd. Graag ontvang ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Volgens LTO zijn er de afgelopen maanden bijna 100.000 stuks melkgevend rundvee uit Nederland afgevoerd, geslacht of geëxporteerd. Bij de export moet worden opgemerkt dat veel koeien tijdelijk in België worden geparkeerd. Dat is geen oplossing maar een verschuiving van het probleem in een sector waar ook sprake is — collega Verheijen zei het al — van grootschalige mestfraude, niet alleen bij boeren in Brabant of Limburg maar inmiddels ook bij tientallen boeren in Friesland. Is de staatssecretaris bereid om meer mankracht in te zetten bij de NVWA, omdat steeds duidelijker wordt dat de gemelde gevallen slechts het topje van een onmetelijke mesthoop vormen? Ik hoor graag een reactie.

Het grootste deel van de koeien die worden afgevoerd, bestaat uit laagproductieve koeien. Ze zijn ziek of ze zijn oud. Vorig jaar zijn er tienduizenden van dit soort dieren in Nederland ingevoerd. Deze groep koeien produceert beneden het gemiddelde en produceert ook minder fosfaat. Maar deze koeien worden, voor zover we hebben kunnen nagaan, wel volledig meegerekend. Er gaat dus een koe met een lage fosfaatproductie weg, terwijl zij wordt aangeslagen op de 41,3 kilogram van een hoogproductieve melkkoe. Zo wordt de fosfaatproductie op papier meer verlaagd dan in werkelijkheid. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris.

Veel boeren zullen, ondanks de reductie van het aantal koeien, nagenoeg dezelfde hoeveelheid melk produceren. Dat kan door meer te voeren, in combinatie met drie keer per dag in plaats van twee keer per dag melken. Maar meer melk per koe betekent ook meer mest, en dus ook meer fosfaat per koe. Op deze manier neemt de fosfaatproductie op papier af, maar in de stal toe. Is er enig zicht op de omvang van dit effect? Ik hoor graag een reactie.

LTO waarschuwde al voor negatieve dierenwelzijnseffecten. Boeren zouden door de reductiemaatregelen minder geneigd zijn tot weidegang. Verder zijn er natuurlijk ontegenzeggelijk ook dierenwelzijnsaspecten bij het verhogen van de productie per koe. We zouden graag zien dat het fosfaatreductieplan wordt aangevuld met een verplichte weidegang en een maximaal aantal kilo's melk dat per koe gemolken mag worden.

Dit zou een opstap moeten zijn naar een veelomvattender plan om de melkveehouderij in evenwicht te brengen met de markt, de natuur, het milieu, dierenwelzijn en de omgeving. Het mes moet drastisch in de Nederlandse melkproductie om de simpele reden dat hier in Nederland niet voor een concurrerende prijs geproduceerd kan worden. De hoogste baas van de grootste melkverwerker zegt dat zelf. Een halvering van de Nederlandse melkproductie zou voor veel bedrijven het einde betekenen, en daar moet een nette oplossing voor komen. Als we de sanering van de melkveehouderij nu niet zelf ter hand nemen, doet de markt het straks. Dan wordt het een ijskoude sanering waarin meer bloed zal vloeien voor mens en dier, met hetzelfde resultaat. Met dit verschil echter: dan zullen vrijwel zeker alleen de grote cowboys overblijven. Voor de geldverstrekkers zijn zij "too big to fail". Dat mogen we niet laten gebeuren.

1.000 agrarische gezinsbedrijven, volgens de Rabobank zelfs meer, namelijk tot 10% van het totaal, staan op het punt om te stoppen. De VVD juicht dat toe bij monde van de heer Schaap. De Partij voor de Dieren keurt dat af. In die zin blijkt de Partij voor de Dieren meer een partij voor de boeren te zijn dan de VVD. De posities van deze gezinsbedrijven worden ingenomen door de cowboys die de koeien uit de Nederlandse weilanden verbannen en de productie per dier nog verder opjagen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij daar paal en perk aan stelt? Ik overweeg een motie op dit punt in te dienen.

Er zijn grenzen aan het letterlijk uitmelken zonder noodzaak van weerloze dieren. Die grenzen zullen we hier en nu moeten bepalen, om te voorkomen dat we in de nabije toekomst met nóg meer boter op het hoofd debatten moeten voeren over een ontvolkt platteland, over ernstige problemen met dierenwelzijn, natuur en klimaat, en over weilanden zonder koeien en zonder weidevogels.