Verslag van de vergadering van 16 mei 2017 (2016/2017 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.19 uur
Mevrouw Meijer i (SP):
Voorzitter. Er is lang geschaafd en geschuurd aan de wetsvoorstellen die we vandaag behandelen, en ze zijn toch in deze Kamer aanbeland: de wet grondgebonden groei melkveehouderij en de wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten. Het traject dat gevolgd is, verdient geen schoonheidsprijs. Immers, een van de consequenties wanneer deze wetsvoorstellen het halen, is het slachten van in totaal 160.000 vaak gezonde koeien. En ondanks dat we vandaag debatteren over deze voorstellen en we er volgende week over stemmen, zijn er al 90.000 geslacht. Dat is nog eens een kwestie van op de zaken vooruitlopen.
Over het algemeen behandelen wij hier wetten omdat er een probleem is dat opgelost moet worden. Eén probleem krijgt hier de meeste aandacht: het fosfaatoverschot met, mochten wij daar geen maatregelen tegen nemen, een mogelijk verlies van derogatie van Brussel. Die derogatie maakt het mogelijk dat we meer mest uitrijden op ons land dan normaal gesproken had gemogen.
In de visie van de SP is het probleem echter groter dan dit alleen. We hebben namelijk te maken met tendensen die we niet moeten willen. Ik stel nu vast voor, de mogelijkheid aan te grijpen om die tendensen te keren. Ik heb het bijvoorbeeld over de steeds grotere schaal van de melkveehouderij en de bijkomende megastallen. Ik heb het ook over het feit dat koeien steeds minder buiten komen, vaak het hele jaar rond op stal gehouden worden en dan problemen aan de klauwen krijgen. Ook wijs ik op het verdwijnen van ons cultuurlandschap van de koe in de wei. Ik heb het over mensen die als gevolg van de intensieve veehouderij kampen met aandoeningen veroorzaakt door fijnstof. Over mensen die ziek zijn geworden door ziektes die vooral opduiken wanneer grote aantallen dieren dicht op elkaar gehouden worden. Over dieren die in groten getale gedood moeten worden wanneer zich een besmettelijke ziekte voordoet. En ook over gemeenschappen die verscheurd worden doordat mensen tegen elkaar worden uitgespeeld door plannen voor megastallen. Het zou mij een lief ding waard zijn wanneer we aan het eind van dit debat met elkaar kunnen concluderen dat we een stap in de goede richting hebben gezet. Niet alleen om de fosfaatproblematiek het hoofd te bieden, maar ook om andere problemen te tackelen.
De heer Schaap i (VVD):
Even om elkaar goed te begrijpen: wat is een megastal?
Mevrouw Meijer (SP):
Een megastal vind ik een grote stal. Straks noem ik in mijn bijdrage een voorbeeld van een boer die uitbreidt van 60 naar 460 koeien. Dat vind ik een grote stal; dat is een megastal.
De heer Schaap (VVD):
Ik vind de term "grote stal" gepaster.
Mevrouw Meijer (SP):
U had het zojuist ook over grote stallen en megastallen. Iedereen weet ondertussen wel wat men onder een megastal verstaat. Als je de kranten leest en als je mensen spreekt, dan hebben wij het over grote stallen. Ik heb het dan over die grote stallen, die grote schuren, met de deuren dicht. Mensen die er langs fietsten weten niet wat er in die stallen gebeurt, welke dieren daar staan en hoe zij daar worden gehouden.
De heer Schaap (VVD):
Voor de begripsverheldering is het wel even goed om het volgende op te merken. Grote megastallen voor melkvee zijn allemaal zo open als maar kan. Daar moet de wind lekker doorheen blazen, om de eenvoudige reden dat de koe liever een temperatuur heeft van een graad of acht en vooral niet meer. Kortom, die stallen zijn helemaal niet gesloten; iedereen kan gewoon zien wat daar binnen loopt, juist vanwege die openheid.
Mevrouw Meijer (SP):
En toch, als je er langs loopt of fietst, zie je in de verte misschien wat zwart-wit of rood-wit en dan denk je: dat zullen dan wel koeien zijn. Maar je ziet die beesten niet meer in het weiland lopen. Dat is nu juist wat de Nederlander zo op prijs stelt: dat cultuurlandschap met de koe in de wei.
De voorzitter:
Tot slot mijnheer Schaap.
De heer Schaap (VVD):
Even voor de goede orde: 80% van de Nederlandse koeien loopt in de zomer zo veel mogelijk buiten en dat aantal neemt zelfs weer toe.
Mevrouw Meijer (SP):
Dan heb ik toch heel andere cijfers gehoord dan de heer Schaap, want de afgelopen jaren is dat aantal teruggelopen naar 70% en het neemt juist af.
Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog. Laten we eerst eens terugkijken op het ontstaan van het probleem. Tot 1 april 2015 gold er een melkquotum dat de hoeveelheid te produceren melk beperkte en daarmee dus ook het aantal koeien en de hoeveelheid mest en fosfaat. Was er ten tijde van het quotum nog ruimte voor 9% meer koeien omdat we netjes onder het fosfaatplafond zaten, zagen vriend en vijand aankomen dat met het opheffen van het quotum het aantal te houden koeien zou gaan exploderen. In 2013 werd er nog een akkoord afgesloten tussen de toenmalige staatssecretaris en de sector. De organisaties beloofden de fosfaatproductie te monitoren en er werd hoop gevestigd op het verlagen van het fosfaatgehalte in het voer. Deze zelfregulering is dramatisch uitgepakt. De productie fosfaat per koe ging weliswaar omlaag door het voerspoor, maar door de stijging van het aantal koeien ging de fosfaatproductie vanaf 2013 alweer omhoog. In 2014, toen het melkquotum nog niet eens was afgeschaft, overschreed de fosfaatproductie in de melkveehouderij al het plafond van 84,9 miljoen kilo met 0,7 miljoen kilo. Het zag er niet naar uit dat het hierbij zou blijven.
Tekenend is het verhaal, zo zeg ik tegen de heer Schaap, van boer Jan Jonkman uit Mariënheem, die van 60 koeien uitbreidde naar 480 koeien en hiervoor een stal bouwde. Het aantal boeren dat hun bedrijf heeft beëindigd of wil beëindigen, is groot. De "stoppot" van het ministerie met een compensatieregeling voor stoppende boeren was binnen 24 uur leeg en wordt weer opengesteld. Het aantal koeien is de afgelopen jaren gestegen met 19%. Voorbeelden van dit soort snelle groei bracht de toenmalige staatssecretaris tot het aankondigen van het stelsel van fosfaatrechten.
Voorzitter, de regering wil de uitstoot van fosfaat omlaagbrengen en de oplossing die ze kiest, bestaat uit drie onderdelen, maar voldoen we hiermee aan de doelen die we ons stellen? Als je de verschillende stukken leest, kom je immers nogal wat doelen tegen, bijvoorbeeld dat we toewerken naar een duurzame veehouderij op basis van grondgebondenheid en dat we de groei van de veehouderij begrenzen of beperken waar dat uit oogpunt van volksgezondheid, milieu, natuur, kwaliteit van de leefomgeving of landschappelijke inpassing noodzakelijk is. Dat leest als een pleidooi voor de biologische, vaak grondgebonden veehouderij en moet ons als muziek in de oren klinken, maar wat zijn nu de voorstellen van de regering? Die drie maatregelen loop ik even met u langs.
Allereerst het uitkopen van stoppende boeren. Op zich was dit een manier om snel van een aantal dieren af te raken. Boeren die ermee willen stoppen, kregen €1.200 per koe. Deze maatregel heeft een onbedoeld effect: vooral de kleinere boeren hebben eieren voor hun geld gekozen en stoppen hun bedrijf, bijvoorbeeld omdat er geen opvolger in de familie is. Daardoor blijven vooral grote bedrijven over die hun koeien minder weiden. Het landschap wordt ontsierd door grote stallen waarvan men niet weet wat daar binnen gebeurt of überhaupt welke dieren er gehouden worden. Ons veelgeprezen cultuurlandschap wordt hiermee zwaar aangetast, en dat niet alleen. Inmiddels wordt steeds meer bekend over de nadelen van het houden van grote hoeveelheden dieren op een klein gebied. Het RIVM publiceerde bijvoorbeeld in juli 2016 het onderzoek Veehouderij en gezondheid omwonenden. Daaruit blijkt dat er mogelijke verbanden zijn tussen wonen in de omgeving van vaak grootschalige veehouderijen en gezondheid. Het RIVM concludeert dat er maatregelen nodig zijn en dringt aan op sturing van dieraantallen op regionaal niveau in verband met de kwaliteit van de leefomgeving, of in gewoon Nederlands: een spreidingsbeleid.
Ook dieren zijn niet gebaat bij een hoge dichtheid. Voor de hand liggend is te wijzen op de momenten dat er een dierziekte uitbreekt en besloten wordt om in een hele regio dieren te ruimen. Voor de MKZ-uitbraak werden in 2001 260.000 koeien en schapen geruimd. De varkenspest kostte in 1997 en 1998 aan 2,5 miljoen varkens het leven. De Q-koortsepidemie heeft tussen 2007 en 2010 ernstige gevolgen gehad: er zijn tussen de 50.000 en 100.000 mensen besmet en 75 mensen overleden. Er komen nog steeds patiënten bij en er overlijden nog steeds mensen. Vanwege vogelgriep werden in 2003 30 miljoen kippen geruimd, en dan heb ik het nog niet over het preventieve antibioticagebruik in megastallen.
De tweede maatregel is de generieke korting. De oorspronkelijke bedoeling was om alles en iedereen evenveel in te laten leveren. De Tweede Kamer heeft een kleine reparatie doorgevoerd, het gedeeltelijk ontzien van de grondgebonden bedrijven. Deze generieke korting heeft nadelen. We hadden onze ambitie voor een duurzame, meer grondgebonden veehouderij juist een duwtje in de goede richting kunnen geven door grondgebonden en biologische bedrijven te ontzien, maar dat is niet gebeurd. Nu worden bedrijven die geen bijdrage hebben geleverd aan het probleem, wel gestraft. Ik doel hier vooral op de biologische bedrijven. We kunnen de semantische discussie gaan voeren dat ook biologische koeien poepen, maar als die koeien niet grondgebonden zijn, bestaat er over het algemeen op regionaal niveau een overeenkomst met een (biologische) akkerbouwer op wiens land de mest uitgereden wordt. Er wordt dus niet meer geproduceerd dan op het land kan worden afgezet. Biologische boeren vragen niet om derogatie, de toestemming om meer mest uit te rijden dan mag volgens de Nitraatrichtlijn. Sterker nog: naar verluidt is er zelfs een tekort aan biologische mest. Biologische boeren voldoen aan strenge criteria, waaronder bijvoorbeeld een gesloten stikstofkringloop. Met andere woorden: als alle koeienboeren op deze manier zouden werken, was er geen fosfaatoverschot geweest en in die zin hebben zij dus geen bijdrage geleverd aan het overschot. Dat overschot wordt veroorzaakt door de bedrijven die meer vee hebben dan ze aan mest kunnen verwerken.
Onlangs was ik op bezoek bij een biologische melkveehouderij. Een bedrijf in opbouw. Rustig aan begonnen met melkkoeien en steeds wat koeien erbij, die vaak op het bedrijf zelf geboren zijn. Een prachtige vrije uitloopstal met twee melkrobots. Koeien worden er ouder dan gemiddeld. Geen derogatie aangevraagd, want ze produceren niet meer mest dan ze kwijt kunnen. Maar ze moeten wel een flink deel van hun gezonde, vaak nog jonge koeien laten slachten en om die tweede robot over een poos af te kunnen betalen, moet het apparaat toch aan het werk en zullen ze vanaf 2018 peperdure fosfaatrechten moeten kopen. Terwijl het fosfaatoverschot niet hun schuld was, is en zal zijn, want het is een biologisch bedrijf. Ik vind het een vreemde gedachtenkronkel om deze boeren te betrekken in de straf. Goed gedrag, juist dát wat bijdraagt aan onze doelen, wordt ook aangepakt. In plaats van het percentage biologische koeien op te krikken, en in die zin te belonen, moeten zij even hard bloeden. Kan de staatssecretaris dit nog eens uitleggen? De rechter heeft namelijk onlangs gemeend dat het niet uit te leggen valt. Hij keek naar een drietal zaken: of de regeling bij wet wordt vastgelegd, of de maatregel gerechtvaardigd wordt door een algemeen belang, en ten slotte of de maatregel proportioneel is. Aan de eerste twee voorwaarden wordt voldaan, maar de rechter is op punt drie van mening dat aan de eisers in deze zaken een onevenredig zware last wordt opgelegd. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoeveel boeren in eenzelfde situatie verkeren als de eisers. Hoeveel kunnen er een dergelijke zaak aanspannen met een redelijke kans van slagen? Hoeveel hebben er dat sinds de uitspraak gedaan?
Dan kom ik bij de derde maatregel, de verhandelbare fosfaatrechten. Een stelsel van fosfaatrechten is geen slecht idee. Je weet hoeveel fosfaat je mag produceren en logischerwijs weet je dan ook hoeveel koeien Nederland kan herbergen. De manier waarop de rechten worden verdeeld, roept wel vragen op. Ook hier kun je beredeneren dat grondgebonden boeren worden benadeeld. Immers, een boer die op de peildatum minder dan 2,5 koe per hectare had en dus in principe had kunnen uitbreiden, moet daar nu fosfaatrechten voor kopen, terwijl hij wellicht nog steeds niet over de grens gaat waardoor er een hogere fosfaatbelasting ontstaat dan die zijn grond kan dragen. De SP is dan ook van mening dat je boeren de mogelijkheid moet geven om 2,5 koe per hectare grond te kunnen hebben, zonder hiervoor fosfaatrechten te hoeven bezitten. Het aantal daarboven, daarvoor moeten dan wel rechten verkregen worden.
Die uitstootrechten vervolgens verhandelbaar maken, is echter het slechtste wat je kunt doen. Dat is niet alleen mijn mening; het wordt ook afgeraden door deskundigen die onze commissie heeft gesproken in de deskundigenbijeenkomst. Nederland staat op het punt om 5 tot 7 miljard euro uit te delen aan de melkveehouderij, aan rechten die heel veel geld waard zullen worden. We weten ook dat er een einde komt aan dit stelsel, maar hebben nog geen idee wat er dan met de rechten moet gebeuren. Hoe leg je dat uit aan de boer die zich diep in de schulden heeft gestoken om rechten te kopen, en vervolgens wordt geconfronteerd met het opheffen van het systeem? Moet die boer bij het beëindigen van dat stelsel weer worden uitgekocht? De Tweede Kamer is ervan overtuigd dat het stelsel van fosfaatrechten per 2023 komt te vervallen, omdat de verwachting is dat Nederland dan weer onder het fosfaatplafond zakt. Dat systeem is dus niet bedoeld voor de lange termijn, maar hoe dan ook zullen we het erover moeten hebben hoe te voorkomen dat we niet weer te veel mest gaan produceren. Kan de staatssecretaris ons uitleggen waarom hij niet kiest voor een stelsel van niet-verhandelbare rechten, waarbij de rechten weer teruggaan in de fosfaatbank als een boer stopt, en vervolgens opnieuw kunnen worden uitgegeven? In dat geval kun je ook nog werken aan het behalen van je doelen, door die rechten vooral te geven aan boeren die een duurzame veehouderij dichterbij brengen, bijvoorbeeld omdat zij hun koeien weiden, omdat ze bijdragen aan het sluiten van de regionale kringloop of omdat ze extensief zijn. Daaruit vloeit voort dat aanvragen voor intensieve veehouderijen en megastallen achteraan in de rij staan.
Mocht de staatssecretaris toch willen vasthouden aan de verhandelbare rechten, dan zou ik graag van hem horen hoe hij gaat voorkomen dat we na 2023 weer tegen een situatie aanlopen waarin er te veel vee is gekocht omdat men reageert op de afschaffing van de dure fosfaatrechten. Moet de Nederlandse overheid boeren schadeloos gaan stellen omdat ze zich in de schulden hebben gestoken voor rechten die enige tijd later weer waardeloos zijn geworden? Het gaat hier om vele miljarden die de sector uiteindelijk zelf moet ophoesten. En wat kopen ze ervoor? Een papiertje of een recht. Moet niet het doel van die fosfaatrechten zijn dat we komen tot een regulering van de hoeveelheid mest en de hoeveelheid melkkoeien die Nederland — dat wil zeggen de natuur en de bevolking — kan dragen? Kan dat dan niet veel beter door een publiek opgezette bank in te voeren die die rechten regelt via een vergunningstelsel dat de boer geen geld kost, maar wel een balans brengt tussen de producent en zijn omgeving en dat de exploitatie van het dier beteugelt? Want het lijdt geen twijfel: als er een duur fosfaatrechtenstelsel komt, dan moet dat óf gesubsidieerd worden door de overheid — dus door ons, de belastingbetalers — óf door de producent. Die laatste zal dan proberen zo veel mogelijk melk uit zijn dieren te persen. Dat is slecht voor de gezondheid en de levensduur van de koe en bevordert weer een fosfaatoverschot. Kortom, is de staatssecretaris bereid de optie van een publieke fosfaatbank uit te werken en naast het huidige voorstel te leggen? Afhankelijk van het antwoord van de staatssecretaris ben ik bereid daarvoor een voorstel te doen.
Ik moet constateren dat met deze maatregelen vooral is gekeken naar de korte termijn, het behoud van de derogatie, maar dat er weer geen visie voor de lange termijn is. Laten we nu de kans grijpen om een wet aan te nemen die voor de langere termijn houdbaar is, die wel de ambities waarmaakt en die zeker ook duidelijkheid geeft aan de boeren, want zij moeten weten waar ze aan toe zijn. Nu kunnen we kiezen voor gezondheid, duurzaamheid, dierenwelzijn en eerlijke boterham voor eerlijk werk op de lange termijn. Daarom wil ik u voorstellen de biologische en de grondgebonden melkveehouders nu een duwtje in de rug te geven en aan te moedigen, en de intensieve melkveehouders te ontmoedigen.
Ik kijk zoals altijd uit naar de antwoorden en de toekomstvisie van de staatssecretaris.