Verslag van de vergadering van 23 mei 2017 (2016/2017 nr. 28)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.24 uur
De heer Schrijver i (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken, en via hem ook de premier, voor de beantwoording. Ik dank ook al mijn collega's voor hun inbreng in dit toch wel weer heel boeiende debat. Ik wil op vier punten kort even ingaan.
We hebben natuurlijk veel gesproken over de referendumwet. Het is goed dat we destijds hebben bepaald dat deze drie jaar na inwerkingtreding grondig moet worden geëvalueerd. Dat is in 2018 al het geval en mijn fractie kijkt daarnaar uit. Intussen is het van belang raadgevende, raadplegende en correctieve referenda niet met elkaar te verwarren. De referendumwet verplicht tot een heroverweging. Mij dunkt dat dit is gebeurd na de uitslag van april 2016. Het heeft geleid tot een interessant EU-document dat een heel belangrijk handvat is bij een hedendaagse interpretatie van het associatieverdrag.
We hebben in de tweede plaats veel gesproken over de juridische betekenis van de verklaring van de Europese Unie. De heer Koffeman was zo behulpzaam om mij nog weer eens naar het advies van de Raad van State te leiden. Daar staat ten aanzien van de Porosjenkoverklaring in dat deze beschouwd zou kunnen worden als een aanvaarding van het EU-besluit van 15 december en derhalve onderdeel uitmaakt van de context die bij de uitleg van dit verdrag moet worden betrokken. Die persverklaring van Porosjenko en de verklaring van het staatshoofd hebben dus wel degelijk juridische betekenis.
Ik kom tot mijn derde punt. Ook na de woorden van de premier heb ik niet goed begrepen wat nu de toegevoegde betekenis van die opmerkelijke unilaterale Nederlandse verklaring bij artikel 10 gaat worden. Nogmaals, we hebben de tekst nog steeds niet gezien. Mijn indruk is dat het toch puur voor binnenlandse consumptie is. Ik heb een beetje de vrees dat het ook nog weleens heel wat irritatie kan gaan geven bij de 27 andere verdragspartners, de Europese Unie als zodanig, en Oekraïne. Ik roep de minister van Buitenlandse Zaken op om er met zijn staf nog eens goed over na te denken of dit nu allemaal wel nodig is.
Ten slotte kom ik tot het hoofdpunt: de bredere betekenis van dit EU-Oekraïneverdrag. Die schuilt natuurlijk in de bevordering van een gezonde macro-economische ontwikkeling en de bevordering van wederzijdse handel en investeringen tussen Europa en Oekraïne. Maar misschien is nog wel veel belangrijker om Oekraïne in dit tijdsgewricht een hand te reiken bij de overgang naar een markteconomie, een volwaardige rechtsstaat en een democratie die zich gaat inzetten voor volledige eerbiediging van de rechten van de mens, inclusief de rechten van minderheden. Dat staat heel nadrukkelijk ook al in artikel 1 van het associatieverdrag. Daarmee zit corruptiebestrijding er eigenlijk vanaf artikel 1 in, zeg ik tegen de heer Van Apeldoorn. Immers, als je je wilt inzetten voor veiligheid, voor justitiële samenwerking, voor vrijheid, voor de rechtsstaat, dan ben je ook bezig met corruptiebestrijding, een onderwerp dat later in het verdrag aan de orde komt. En natuurlijk zijn dit zaken die Oekraïne zelf moet bewerkstelligen. Maar internationale aandacht hiervoor en buitenlandse assistentie hierbij kunnen enorm helpen. Ik doel op assistentie via betrokkenheid en via juridisch advies bij het opstellen van wetgeving. Ik doel op assistentie bij het trainen van juridisch personeel, van politie en van gevangenisbewaarders. Maar ik doel ook op assistentie bij het bevorderen van dierenwelzijn. Al die zaken kunnen daarbij enorm helpen. Dat is het grote kernpunt van ons debat vandaag.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik ben het met de heer Schrijver eens dat we wetten en verdragen altijd moeten interpreteren. Hij is een expert op dat terrein. Maar de manier waarop hij nu artikel 1 interpreteert, is wel heel erg vrij. Laten we duidelijk zijn: in artikel 1 wordt bestrijding van corruptie niet genoemd. De heer Schrijver kan dat er in willen lezen, maar dat onderwerp staat er niet in. Dat is dus niet het handvat waarmee je dan recht doet aan de uitslag van de verkiezingen. De heer Schrijver kan dit artikel dus interpreteren zoals hij wil, maar corruptiebestrijding staat er niet in. Dat onderwerp wordt pas vele artikelen later genoemd, ik geloof in artikel 22.2, lid d.
De heer Schrijver (PvdA):
Ik denk dat we daarover van mening blijven verschillen. Hoe zitten verdragen in elkaar? Ik kan de heer Van Apeldoorn zeggen dat het heel gebruikelijk is om met wat grote slagen de onderwerpen eerst aan te duiden in de eerste twee of drie artikelen, om pas later daaraan specifieke uitwerking te geven. Zo zien we ook hier in artikel 1 staan dat men de samenwerking wil versterken op het gebied van justitie, vrijheid, veiligheid, om zo de rechtsstaat, en het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te versterken. Ik heb het even opgeschreven, juist ook omdat de heer Van Apeldoorn daar steeds op terugkomt. Dit is dus een van de hoofddoelstellingen. Daar komt men later op terug ten aanzien van de politie, ten aanzien van de gevangenissen, ten aanzien van corruptiebestrijding. Dat is een heel normale opbouw van de tekst van een verdrag en daar is niets bijzonders aan.