Verslag van de vergadering van 30 mei 2017 (2016/2017 nr. 29)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.37 uur
Mevrouw Stienen i (D66):
Mevrouw de voorzitter. Voor de D66-fractie is de kernvraag van dit debat: zorgen de vier AMvB's die vandaag voorliggen ervoor dat het eenvoudiger en beter wordt voor burgers, bestuurders, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties om in Nederland een goede balans te creëren in het beschermen en benutten van onze fysieke leefomgeving? Uiteraard heeft mijn fractie veel waardering voor de hoeveelheid werk die al is verzet in dit complexe, noodzakelijke wetgevingsproces. Toch zet mijn fractie wel een vraagteken bij de gekozen aanpak van invoeringssporen, hoofdsporen en aanvullingssporen, en steeds nieuwe delen wetgeving met voorwaardelijke informatie en beloftes dat er snel meer informatie zal komen. De vraag is vooral wat het doorschuiven naar AMvB's en de Invoeringswet betekent voor de rechtszekerheid. Graag een reactie van de minister. Immers, het is moeilijk een totaalbeeld te krijgen en steeds per afzonderlijk deelspoor te oordelen.
Natuurlijk komt de Invoeringswet nog, en zijn de AMvB's relatief gemakkelijk en snel aan te passen. Ook zal de Nationale Omgevingsvisie voor meer duidelijkheid moeten zorgen. Toch bekruipt de fractie van D66 het gevoel dat de trein van het ministerie doordendert op al die sporen, maar dat burgers, bestuurders en bedrijfsleven op het station de trein voorbij zien schieten en er te veel onduidelijkheid is over wat er met die trein gebeurt als hij voorbij de horizon is. Anders gezegd: hoe garandeert de minister een balans tussen het belang van snelle invoering en zorgvuldigheid van het proces? Graag een reactie.
Voor deze inbreng beperkt mijn fractie zich, in aanvulling op wat er door heel veel collega's is gezegd, tot drie kernpunten uit de Omgevingswet: de participatie, de positie van gemeenten en het klimaat.
Ik kom eerst bij de participatie. Het is duidelijk uit de beantwoording van de minister dat zij vindt dat er voldoende aandacht in het Omgevingsbesluit is voor het thema participatie omdat in het omgevingsplan, de omgevingsvisie en het programma staat dat burgers, bestuursorganen bedrijven en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding moeten worden betrokken. Deze betrokkenheid moet achteraf worden aangetoond. De gemeenteraad moet voor het omgevingsplan vooraf aangeven hoe die partijen bij de voorbereiding zullen worden betrokken. Daarnaast verwijst de minister naar de inspiratiegids op de website aandeslagmetdeomgevingswet.nl. Begrijpt mijn fractie het goed dat dit de aangekondigde handreiking is?
Ons bereikte een interessante suggestie van Eelco de Groot van de TU Delft over het instrument Social Impact Assessment, het zusje van de MER. Is de minister bekend met dit instrument, dat in het buitenland blijkbaar heel nuttig is gebleken in participatietrajecten? Zou ze het willen opnemen in de inspiratiegids?
Helaas heeft deze inspiratiegids geen juridische status. En natuurlijk moeten gemeenten de ruimte hebben om op basis van de plaatselijke omstandigheden en de eigen cultuur participatietrajecten vorm te geven. Toch blijft de D66-fractie er ernstige bezwaren tegen houden dat in het Omgevingsbesluit geen normering en geen minimumeisen zijn gesteld aan participatie. Bijvoorbeeld: wanneer heeft participatie op adequate wijze plaatsgevonden? Of wat is er gebeurd met de resultaten van het participatietraject? Daarnaast is er in de praktijk ook geen toetsing mogelijk of het bevoegd gezag wel een participatieplan heeft vastgesteld. Graag een reactie van de minister.
Er is al veel gezegd door onder andere mijn SP-collega Meijer rondom de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Daarom herhaal ik hier alleen nog waar mijn fractie in het bijzonder knelpunten ziet. De leden van de D66-fractie vinden het een te beperkte aanwijzing dat de toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure alleen nog geldt voor wat Europeesrechtelijk verplicht is. We zouden graag nog een keer van de minister horen waarom hiervoor is gekozen en of zij ook de risico's ziet bij deze keuze.
Mochten decentrale overheden niet het vertrouwen krijgen om de uitgebreide voorbereidingsprocedure te gebruiken, maar beperkt worden tot de reguliere procedure, dan verdwijnt ook de inspraakprocedure voor belanghebbenden en eenieder die een zienswijze wil indienen. Het bevoegd gezag kan dan geen definitief besluit nemen dat is vergezeld van een openbare zienswijzenota. Deze nota is in de praktijk een belangrijke informatiebron voor gemeenteraden en Provinciale Staten.
Ook VNG, IPO en de Unie van Waterschappen pleiten ervoor om gemeenten de mogelijkheid te geven om de uitgebreidere procedure toe te passen en om zo participatie en openbaar bestuur recht te doen. Natuurlijk ondersteunt de D66-fractie de ambitie om het bestuur zo slagvaardig mogelijk te maken. Toch pleit mijn fractie ervoor dat het bevoegd gezag de mogelijkheid krijgt de uitgebreidere voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren, zodat er bij complexe en omstreden besluiten voldoende tijd is voor zorgvuldige besluitvorming door de gemeenteraad en participatie van burgers.
Ook bedrijven zijn verplicht om hun omgeving te betrekken bij bouwactiviteiten. Welke indruk heeft de minister over hoe de Omgevingswet leeft bij bouwbedrijven en ontwikkelaars? Uiteindelijk zullen zij een belangrijke partner zijn voor gemeenten bij de uitvoering van de Omgevingswet. Hoe wordt er vanuit de overheid voor gezorgd dat het samenspel tussen bedrijven en hun omgeving in goede harmonie verloopt?
Dan ten slotte nog iets over de participatie. De wetgeving staat of valt met de digitalisering en de toegang tot informatie. Over het kostenaspect en de zorgen daarover hebben andere fracties al inbreng geleverd. Dit land kent 2,5 miljoen laaggeletterden en vele ouderen die worstelen met de digitalisering van informatie. Deze mensen hebben ook het recht om te participeren bij de inrichting van hun omgeving. Hoe kunnen deze groepen ook toegang krijgen tot begrijpelijke informatie, waardoor de kans groter is dat zij ook betrokken worden bij participatietrajecten? Is de minister bijvoorbeeld bereid om de Stichting Lezen en Schrijven te betrekken bij de omgevingsvisie en andere communicatie rondom deze wetgeving, zodat gelijke kansen op participatie gewaarborgd zijn?
Ik kom bij de gemeenten. Deze complexe wetgevingsoperatie vergt veel van ons hele bestuurlijke systeem, of het nu om nationale, provinciale of lokale overheden gaat. Op alle niveaus, bij ambtenaren, gemeenteraadsleden, burgers en bedrijven. De D66-fractie ontving signalen dat vooral gemeenteraden van kleinere gemeenten worstelen met de voorbereiding voor de Omgevingswet omdat zij nog niet goed weten wat zij kunnen verwachten. Voorgaande sprekers hebben al uitgebreid vragen gesteld over de planning en financiering van de digitale systemen die van cruciaal belang zijn voor de uitvoering van deze wet. Wat gebeurt er als gemeenten zaken niet op orde hebben op het geplande moment van de invoering van de wet? Graag een reactie van de minister.
Navraag bij raadsleden leert dat er wel eigen, lokale initiatieven worden ontplooid door gemeenten, maar dat het nog vaak schort aan regionale initiatieven, zeker als het gaat over grensoverschrijdende problematiek op het gebied van wonen, ruimte en duurzaamheid. Bijvoorbeeld: de omgevingswaarden voor de luchtkwaliteit voor fijnstof en stikstofdioxide zijn bij gemeenten neergelegd, alleen zonder een gezamenlijke programmaplicht om die omgevingswaarden te waarborgen. Die keuze, die op rijksniveau wordt gemaakt, kan in de praktijk leiden tot merkwaardige situaties. Mijn vraag is daarom: wat gaat de minister, vanuit haar verantwoordelijkheid voor die keuze, doen om ervoor te zorgen dat gemeenten in regionaal verband goed met elkaar gaan samenwerken bij grensoverschrijdende kwesties? Er zijn gelukkig enkele goede voorbeelden: in de regio Gooi en Vechtstreek heeft men met raadsleden van zeven gemeenten een regionale samenwerkingsagenda met uitvoeringsprogramma uitgewerkt. Maar hoe zorgen we ervoor dat alle gemeenten de handschoen oppakken? Graag een reactie.
Ik kom bij het klimaat. Na het klimaatakkoord van Parijs is de roep om groene maatregelen steeds luider geworden, niet alleen vanuit verschillende milieuorganisaties, maar ook vanuit het bedrijfsleven. Onder meer Heineken, Shell en de Rotterdamse haven roepen in een transitiecoalitie op tot een nieuwe klimaatwet. Tien jongerenorganisaties van politieke partijen brachten onder leiding van Jan Terlouw het klimaatmanifest uit. Veel mooie woorden en lovenswaardige ambities. Alleen is de harde werkelijkheid dat Nederland en Nederlandse bedrijven lang niet die voorloperspositie hebben die ze beweren te hebben. Integendeel, zeker als het gaat om de uitstoot van CO2 en gezonde lucht. Mijn fractie zou graag meer ambitie zien, ook in deze AMvB's, zodat de doelen van het klimaatakkoord van Parijs rondom duurzaamheid, energietransitie en gezonde leefomgeving via deze wetgeving eerder sneller dan later dichterbij komen.
De fractie van D66 wil daarom van de minister horen op welke wijze de voorliggende AMvB's kunnen bijdragen aan een Omgevingswet die klimaatproof en toekomstbestendig is, ook op regionaal en lokaal niveau. En dat niet alleen, we horen ook graag hoe dit hele wetgevingsproces op een positieve manier kan bijdragen aan het behalen van de doelen van het klimaatverdrag van Parijs. We zouden hierbij graag een concreet tijdschema zien tot het moment van invoering van de Omgevingswet in 2019.
Mijn fractie heeft enkele specifieke vragen over normstellingen. De minister heeft aangegeven in een nader schriftelijk overleg dat zij CO2 pas als omgevingswaarde wil opnemen in het Besluit kwaliteit leefomgeving als blijkt dat dit een geschikte manier is om de doelstelling voor de langere termijn te halen. Wil de minister uitleggen wat voor haar de voorwaarden zouden zijn om dat daadwerkelijk te doen? In het nader schriftelijk overleg antwoordt de minister op onze vraag over piekgeluiden naar aanleiding van het rapport-Peutz dat zij geen algemene pieknormen voor de dagperiode opneemt om reden van uitvoerbaarheid. Is het niet wat gemakkelijk om te stellen dat we geen gezonde normen opnemen als die moeilijk realiseerbaar zijn? Graag een reactie van de minister.
Gezonde lucht is van levensbelang, niet alleen voor de één miljoen mensen in Nederland met longklachten, maar voor de hele Nederlandse bevolking. Wij vinden het jammer dat de minister niet nu al inzet op maximale gezondheidswinst en niet verder wenst te gaan dan het halen van de EU-normen, die niet gelijkstaan aan daadwerkelijk gezonde lucht. Daarom blijft mijn fractie pleiten voor gezonde normen voor bijvoorbeeld fijnstof, waarbij voor de leden van de D66-fractie de normen die de Wereldgezondheidsorganisatie stelt maatgevend moeten zijn. Waarom neemt de minister de streefwaarde voor fijnstof van de Wereldgezondheidsorganisatie niet over? Dan weten ambitieuze lokale overheden immers waar zij naar moeten streven als zij de lucht voor hun inwoners daadwerkelijk gezond willen maken. Graag een reactie.
De D66-fractie ziet met spanning uit naar het advies van de Gezondheidsraad over schone lucht, dat eind 2017 wordt verwacht. Dat advies gaat niet alleen over fijnstof, maar ook over andere, voor de mens schadelijke stoffen, zoals stikstofdioxide. Mijn vraag is allereerst: komt de Gezondheidsraad met daadwerkelijke streefwaarden? Met dat doel heeft de D66-fractie in de Tweede Kamer het onderzoek namelijk gevraagd. De tweede vraag is logischerwijs op welke wijze de adviezen van de Gezondheidsraad worden meegenomen in deze wetgeving. Graag een reactie van de minister.
Tot slot. Ook de D66-fractie ondersteunt eerdere opmerkingen van de collega's van GroenLinks, SP en PvdA over de behoefte aan geruststelling over de toepassing van het Gehandicaptenverdrag. Daarbij tekenen wij aan dat wij het jammer vinden dat, zoals blijkt uit de beantwoording van de minister in het nader schriftelijk overleg, er geen ontheffingsmogelijkheid is voor de toegankelijkheidseisen, bijvoorbeeld bij studentenwoningen. Graag een reactie. Ook mijn fractie kijkt uit naar de beantwoording van de minister.