Plenair Köhler bij behandeling Wet kwaliteitsborging voor het bouwen



Verslag van de vergadering van 4 juli 2017 (2016/2017 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat we bespreken, regelt de invoering van een nieuw stelsel om de kwaliteit van het bouwen te borgen en beoogt de positie van de zogenoemde bouwconsument te versterken. Het nieuwe stelsel zou zowel de bouwkwaliteit ten goede komen als leiden tot kostenbesparingen.

In het nieuwe stelsel vervalt de preventieve toets van het bevoegd gezag — dat is in de regel de gemeente — aan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Ook vervalt het toezicht op de bouwplaats door of namens de gemeente. Daarvoor in de plaats komt een stelsel van door de bouwer in te huren toezicht met door private partijen ontwikkelde instrumenten van kwaliteitsborging en private kwaliteitsborgers. Voorzitter, vergeef me het jargon, ik citeer slechts de toelichting op de wet.

Dit stelsel staat dan wel weer onder controle van een publieke toelatingscommissie, maar het verschuift toch belangrijke toezichtstaken van de overheid naar private partijen. Het gaat om taken die te maken hebben met het toezicht op voorschriften die de veiligheid, de gezondheid en de brandveiligheid moeten bevorderen.

De SP-fractie is er in principe geen voorstander van om dit soort taken te privatiseren. Het is niet onaannemelijk dat de bouwers zullen proberen om een zo goedkoop mogelijke kwaliteitsborger in te huren die weinig toezicht ter plaatse uitoefent. Dat is geen goed alternatief voor het volgens de regering nu al tekortschietende toezicht door de gemeenten.

De regering stelt dat de aannemers zelf zullen streven naar een zo goed mogelijke bouwkwaliteit, omdat ze in de nieuwe wet aansprakelijk worden voor alle bouwfouten. De bouwconsument — ik zeg het nogmaals: mijn excuses voor het woordgebruik — degene die het bouwwerk van de bouwer koopt, wordt dan niet meer van het kastje naar de muur, van de aannemer naar de opdrachtgever of de ontwerper gestuurd.

Dit lijkt een aardige oplossing, ware het niet dat bij opdrachten door professionele opdrachtgevers de bouwfouten ongeveer even vaak het gevolg zijn van fouten in het ontwerp als van fouten van de aannemer. Kan de minister uitleggen waarom het dan rechtvaardig is dat de aansprakelijkheid primair bij de aannemer ligt en dus ook de bewijslast van het tegendeel?

Andere sprekers wezen er al op dat de Tweede Kamer enkele amendementen van de heer De Vries heeft aangenomen waarmee wordt beoogd dat gemeenten hun blijvende wettelijke taak om de voorschriften uit het Bouwbesluit te handhaven, beter kunnen uitvoeren. In een van de amendementen wordt geregeld dat bij de vergunningaanvraag voor het bouwen van bouwwerken die onder het stelsel van kwaliteitsborging worden gebracht, een risicobeoordeling wordt gevoegd. Die beoordeling geeft gemeenten de kans hun handhavende taak vooraf richting en inhoud te geven door vergunninghouders nadere voorschriften te geven over hoe om te gaan met die risico's, aldus de toelichting op het amendement.

Een ander amendement gaat onder meer over het stellen van regels aan de gereedmelding van een bouwwerk bij het bevoegd gezag. De vier grootste gemeenten hebben ons met een brief van 28 juni jongstleden laten weten — andere woordvoerders hebben al daarover gesproken — dat beide amendementen volgens hen zo beperkt zijn verwerkt in het bij dit wetsvoorstel aan de orde zijnde Ontwerpbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen, dat ze op die manier hun verantwoordelijkheid niet waar kunnen maken. Zij stellen een aanmerkelijk ruimere verwerking van de amendementen in het ontwerpbesluit voor en raden ons aan om bij gebrek hieraan niet met het wetsvoorstel in te stemmen. Naar aanleiding hiervan vraagt mijn fractie de minister om een gedetailleerde reactie op deze brief van de G-4. Daarbij horen wij graag of hij bereid is alle door de G-4 voorgestelde aanvullingen van de tekst van het ontwerpbesluit over te nemen.

Het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging voor de bouw is al met al een ingewikkeld stelsel geworden, met tal van partijen die toezicht op elkaar houden en tal van dossiers die partijen aan elkaar moeten overleggen. Te vrezen valt dat de kosten hiervan de verwachte besparingen op de bouwleges, die verwacht worden als gevolg van de beperktere taak van de gemeenten, teniet zullen doen. Te vrezen valt ook dat het toezicht op de bouw, met name dat op de bouwplaats, er niet beter op zal worden. Al met al is mijn fractie er nog geenszins van overtuigd dat het voorliggende wetsvoorstel wet zou moeten worden. Maar ik wil niet uitsluiten dat het antwoord van de minister op de vele vragen die in deze Kamer gesteld zijn, daar nog verandering in kan brengen.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Köhler.

Ik schors de vergadering tot 17.30 uur; het is wederom niet anders. De commissievergaderingen die op dit moment plaatsvinden, zijn daarvoor de reden.