Verslag van de vergadering van 14 november 2017 (2017/2018 nr. 7)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.08 uur
Mevrouw Wezel i (SP):
Dank u, voorzitter. Deze minister zei enige tijd terug, toen hem werd gevraagd naar zijn politieke ambities, dat velen geroepen werden, maar slechts weinigen uitverkoren. Namens onze fracties — ik spreek namens de SP-fractie, maar ook namens die van de Partij voor de Dieren — spreek ik er waardering voor uit dat de minister ja gezegd heeft tegen zijn uitverkiezing en dat hij bereid is het zware ambt van minister van Justitie en Veiligheid op zich te nemen. Dat getuigt van moed. Het ministerie maakt immers zware tijden door en staat onder stevige kritiek. Volop werk aan de winkel dus. Ik wens hem daarbij wijsheid en sterkte.
Voorzitter. We bespreken vandaag een voorstel dat eraan moet bijdragen dat voortvluchtige criminelen sneller en eenvoudiger worden opgespoord. Dat is op zich een goed plan. Ik hoop ook dat de ambitie van de nieuwe minister niet alleen is de opsporing van criminelen te vergroten, maar ook het daadwerkelijk oppakken zodat criminelen daadwerkelijk worden vervolgd en hun straf uitzitten. In de afgelopen jaren hebben het OM en de politie steeds meer bevoegdheden gekregen om daders op te sporen. De feitelijke resultaten van opsporing en vervolging van de daders bleven echter achter vanwege gebrek aan opsporings- en vervolgingscapaciteit in eerste aanleg en daarna in hoger beroep, en vervolgens een gebrek aan capaciteit om de daders ook echt achter de tralies te krijgen.
Ik noem maar even wat berichten uit de media van de afgelopen tijd. Er is geen opsporingscapaciteit voor het onderzoeken van een liquidatiezaak in Venlo. Een kopschopperszaak in Arnhem werd pas na anderhalf jaar aangebracht op zitting, waardoor de daders lagere straffen kregen. Na een oproep daartoe is mijn mailbox de afgelopen week volgestroomd met meldingen van slachtoffers die al lang wachten totdat hun zaak wordt behandeld. De inhoud van deze berichten zou ik graag een keer met de minister willen delen. Ze tonen de zorgen van veel mensen dat er iets niet goed loopt bij het aanpakken van onrecht in onze samenleving. Zoals de minister het in zijn boek over de rafels van onze rechtsstaat zo mooi zei, vrij naar Shakespeares Hamlet: "Er is iets verrots in de staat van Nederland."
Het is tijd om te luisteren naar al de slachtoffers die vragen dat er recht gedaan wordt. Graag verneem ik daarom welke doelen de minister stelt ter verbetering van de doorlooptijden binnen de strafrechtketen, gekoppeld aan concrete termijnen en acties. Niet alles hoeft vandaag. Wil de minister toezeggen dat hij hier schriftelijk op terug zal komen? Wellicht zou hij daarbij specifiek aandacht kunnen besteden aan de ernstige geweldsmisdrijven en zedenzaken.
Meer in het algemeen zullen onze fracties het op prijs stellen als de minister in deze ambtstermijn daadwerkelijk het rafelen van de rechtsstaat aanpakt. Daarmee zal hij naar mijn mening een bijdrage kunnen leveren aan herstel van het vertrouwen van de burgers in de rechtstaat en zal zo'n aanpak preventieve en repressieve werking hebben op de daders, die nu te lang vrij kunnen blijven rondlopen. Het zou fijn zijn als we in de komende tijd juist van deze minister voorstellen krijgen om deze rafels weg te werken, zodat we weer terug kunnen pronken met het mooie kleed dat onze rechtsstaat hoort te zijn.
De heer Dercksen i (PVV):
Ik ben het bijna met alles eens wat mevrouw Wezel naar voren brengt, ware het niet dat we waarschijnlijk een andere conclusie trekken. Want als je met dit systeem dus meer gegevens op tafel krijgt van verdachten, zou dat het proces juist weleens kunnen versnellen. Ziet u dat ook en hoe weegt u dat dan in het kader van de problemen die u net schetst en die wij allebei delen?
Mevrouw Wezel (SP):
Daar kom ik zo op terug.
De voorzitter:
Voorzitter.
Mevrouw Wezel (SP):
Voorzitter. En ik ga ervan uit dat hij met ons uitziet naar het debat over de staat van de rechtsstaat dat we komend voorjaar hier in deze Kamer met elkaar gaan voeren. Vooralsnog prijzen wij ons gelukkig dat deze minister aangetreden is. We zijn ervan overtuigd dat hij het als een plezierige uitdaging zal zien als wij hem hier in deze Kamer waar nodig het vuur aan de schenen leggen. Dat is precies wat ik bij de behandeling van het nu voorliggend omstreden wetsvoorstel wil doen. Ik zie nu al uit naar zijn reactie.
Kijkend naar het voorliggende wetsvoorstel moet de vraag worden gesteld of de voorgestelde maatregel in redelijke verhouding staat tot de inmenging in het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer enerzijds en de doelstelling van de opsporing van strafbare feiten anderzijds. Is de inbreuk die dit voorstel maakt op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk in de Nederlandse democratische samenleving? Kan de voorgestelde maatregel als een doeltreffend en toereikend middel worden gezien om het beoogde doel van opsporing van strafbare feiten te bereiken? Is de voorgestelde maatregel proportioneel te noemen?
Bij het onderhavige wetsvoorstel zijn onze fracties hier vooralsnog niet van overtuigd. Het is nog volledig onduidelijk om hoeveel camera's het gaat en hoe massaal de inzet zal zijn. Daarom is het niet goed mogelijk om de proportionaliteit van dit wetsvoorstel te beoordelen. Wellicht dat de minister hier inmiddels meer duidelijkheid over kan geven. De Afdeling advisering van de Raad van State oordeelde in zijn advies dat de mogelijke meerwaarde van ANPR voor de opsporing zeer beperkt is, dat het niet waarschijnlijk is dat het bewaren van passagegegevens vanzelf zal leiden tot meer opsporing met ANPR, en dat daartoe een visie nodig is in een organisatie die gereed is zodanig informatiegestuurd te werken dat het voorgestelde effectief kan zijn. Met andere woorden: de reisbewegingen van alle automobilisten op de Nederlandse wegen kunnen met dit wetsvoorstel gedurende jaren worden opgeslagen en gebruikt enkel zodat de politie deze kan gebruiken, maar daarvan is nog niet duidelijk of ze meerwaarde zullen hebben en of ze zullen leiden tot meer opsporing, temeer daar de visie hierop ontbreekt. Dat deze reisgegevens geregistreerd kunnen worden, betekent nog niet dat dit moet gebeuren en dat dit de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van alle automobilisten op de Nederlandse wegen rechtvaardigt. Graag de reactie van de minister.
De Afdeling advisering van de Raad van State oordeelde hierover naar mijn mening terecht dat de algemene stelling in de memorie van toelichting dat de opbrengsten van het bewaren van no hits zwaar wegen in een samenleving waarin veel waarde wordt gehecht aan het verhogen van de veiligheid en de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, nog niet maakt dat de doeltreffendheid en daarmee de noodzaak voldoende overtuigend zijn.
Op het eerste gezicht lijkt het wetsvoorstel met allerlei waarborgen omkleed voor alle automobilisten op de Nederlandse wegen. In het wetsvoorstel wordt toegelicht dat het veiligstellen, bewaren en gebruiken van de kentekengegevens alleen mogelijk is in het geval van verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, waarop een gevangenisstraf is gesteld van vier jaar of meer, ten behoeve van de opsporing in geval van verdenking van een ernstig verkeersmisdrijf, ter aanhouding van een voortvluchtige persoon, dat de gegevens enkel gedurende vier weken worden bewaard, dat het om een strikte doelbinding gaat, dat er een toets plaatsvindt door de officier van justitie en dat raadpleging alleen kan plaatsvinden door geautoriseerde en opgeleide opsporingsambtenaren die niet met het onderzoek zijn belast.
Maar wie het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens van mei 2017 aan de regering inzake het conceptuitvoeringsbesluit doorneemt, ziet dat door de onderhavige wet, in combinatie met artikel 8 en 9 van de Wet politiegegevens en het uitvoeringsbesluit, de kentekengegevens van niet-verdachten, eenmaal veiliggesteld, ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, aan het buitenland en derden kunnen worden verstrekt en dat bij de verdere verwerking de oorspronkelijke regels niet meer van toepassing zijn. Zoals ik het nu zie, gaan met dit wetsvoorstel de sluizen open: een doorlopend bevel op grond van artikel 8 en 9 Wet politiegegevens en klaar is Kees. Per definitie is er namelijk bij alle opsporingsonderzoeken sprake van uitvoering van de dagelijkse politietaak, en anders valt het wel onder artikel 9, "noodzakelijk voor het onderzoek naar de schending van de rechtsorde", te brengen.
Volgens informatie van het ANP blijkt dat er op dit moment al twee plekken zijn waar de politie nu al met een doorlopend bevel gegevens opslaat, met toestemming van een officier van justitie. De woordvoerder van het Openbaar Ministerie op de expertmeeting benoemde dit zo mooi als "een heel gerichte opslag van data, namelijk alleen data van de vervoersbewegingen van kentekens die langs de ANPR-camera's komen in Nederland." Dat zijn dus zo meteen vrijwel alle vervoersbewegingen van alle automobilisten op de Nederlandse wegen. Onze fracties gaat dit echt te ver. Het gaat hier om een systematische gegevensverzameling van alle Nederlandse automobilisten, waarvan het gros helemaal niets heeft misdaan. Het gaat om miljoenen kenteken- en reisgegevens per dag. Graag de reactie van de minister.
In dat kader wil ik de minister graag om heldere antwoorden vragen op de volgende vragen. Wat gaat er precies bewaard worden? Alle Automatic Number Plate Recognition-data van heel Nederland of alleen van een bepaalde stad? Hoe gaat dat? Voor welke andere doeleinden kunnen deze gegevens nog worden gebruikt? Wanneer kunnen deze gegevens aan derden worden verstrekt en om welke derden gaat dit? Wanneer kan deze informatie aan het buitenland worden verstrekt? Wanneer zijn bij de verdere verwerking de strikt vastgelegde gebruiksdoelen zoals genoemd in artikel 126jj, derde lid, Strafvordering en de beperkingen zoals neergelegd in artikel 126jj, vijfde lid, Strafvordering ten aanzien van beperkte verstrekking aan derden niet meer van toepassing? Kan de minister toelichten wat voor de burger de toegevoegde waarde is van verstrekking voor andere doeleinden en aan derden en het buitenland? Wil de minister toezeggen dat hij het conceptuitvoeringsbesluit aanvult met de antwoorden op de vragen van de Autoriteit Persoonsgegevens en het aangepaste conceptuitvoeringsbesluit voorlegt aan deze Kamer?
Het mag duidelijk zijn dat onze fracties dit voorstel vooralsnog volstrekt onvoldragen vinden. Mede daarom zie ik uit naar de antwoorden van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wezel. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.