Verslag van de vergadering van 21 november 2017 (2017/2018 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.47 uur
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter. Dank u wel. Ik dank de Kamer voor de mogelijkheid om deze interpellatie te houden en ik dank de minister voor haar komst.
Voorzitter. Het probleem dat we vandaag bespreken, kennen we sinds de Griekse mythologie. Augias had de grootste kudde van het land: 3.000 ossen. En de stallen van de kudde waren al in geen 30 jaar uitgemest. De opdracht van Herakles was om de stallen in één dag schoon te maken. Dat lukte door de mest af te voeren via twee rivieren.
Maak dit verhaal 200.000 keer groter en we zijn in het Nederland van 2017. We hebben geen 3.000 dieren maar 600 miljoen, die samen zorgen voor 80 miljard kilo mest. En die 30 jaar van Augias komen wonderwel overeen met de 33 jaar waarin wij worstelen met mestbeleid en mestfraude. Vanwege onze ligging in de vruchtbare delta krijgen we toestemming om meer mest uit te rijden op ons land dan de normen voorschrijven en fosfaat, nitraat en ammoniak worden via uitloging met de grote rivieren naar zee gebracht. Alles is al geprobeerd om de bruine stroom in goede banen te leiden, maar feit is dat mestfraudeurs een crimineel netwerk gevormd hebben, waarin alle beleidsmaatregelen lachend omzeild worden. Ze rijden met lege vrachtwagens heen en weer, vervalsen administratie, knoeien in samenwerking met geaccrediteerde laboratoria met mestmonsters en omzeilen op grote schaal de gps-controles. De advocaat die volgens het OM met zijn kantoor onderdeel uitmaakt van een crimineel netwerk, zei over de minister in het Brabants Dagblad: "Ik hoop dat het een beginnersfoutje is van minister Schouten toen ze sprak over een verziekte moraal. Dat is tendentieus. Waarom informeert ze niet eerst bij haar eigen ambtenaren?"
Dit is een veelkoppig monster, waarvan bewindslieden zich vaak pas na hun ambtstermijn de omvang realiseren. "Keihard aanpakken", roepen oud-bewindslieden als Brinkhorst en Bleker vanaf de kant naar politici die zich in het mestmoeras bevinden.
Wij zijn er niet om het goede te stichten maar om het kwade te voorkomen, weten we sinds minister Donker Curtius, en daartoe zou ik graag een poging doen. Minister Schouten heeft bij haar aantreden gezegd vanuit haar achtergrond als boerendochter iets terug te willen doen voor de sector en dat het niet alleen om straf gaat maar ook om genade. De minister lijkt een voorschot te nemen op die genade door nu al geruststellend te spreken over de derogatie. De sector krijgt twee weken de tijd om met een plan van aanpak te komen. Je hoeft geen kristallen bol te hebben om te weten wat daaruit gaat komen. De veehouderij in Nederland kan in de komende jaren binnen de voorwaarden van het milieubeleid doorgroeien. Er is voldoende mestverwerkingscapaciteit en er zal voldaan worden aan de doelstellingen. Dat stond in 2013 al in het plan Koersvast richting 2020: voortvarend in verantwoordelijkheid. In 2013, voorzitter.
De overeenkomst tussen sjoemelsoftware in auto's en sjoemelpoep in de veehouderij is dat in beide gevallen het milieu misbruikt wordt om een failliet verdienmodel in stand te houden. Genadeloos! Mest is als zout of suiker: als je er te veel van gebruikt wordt het een gif. Een gif dat natuur, milieu en dus ook ons mensen bedreigt. Veertig jaar geleden waarschuwden wetenschappers al voor de gevolgen van de enorme uitbreiding van de veestapel. De sector zou technologische oplossingen bieden, maar alle pogingen die daartoe ondernomen zijn, zijn mislukt. En dus strooit de boer de mest over zijn en andermans land, de goedkoopste manier om het kwijt te raken. Met wat romantisch boekhouden is er op papier niets aan de hand. In de relatie tussen veehouderij en milieu wordt vrijwel nooit iets gemeten. Het gaat via berekeningen die steeds te optimistisch blijken. Het water in Brabant en Limburg voldoet al vijftien jaar niet aan de normen. Maar boven de grote rivieren speelt mestfraude ook op grote schaal. Laten we onze bodem en het milieu herstel bieden van de mesttsunami die illegaal over het land is uitgestort.
Ik sluit graag af met een aantal vragen:
Is de minister bereid wetgeving te ontwikkelen die alleen grondgebonden veehouderij toestaat?
Waarom is er geen forfaitaire mestbelasting per gehouden dier?
Is het waar dat de mestfraude zich uitstrekt over heel Nederland in meerdere veehouderijsectoren? Welke zijn dat?
Wat geeft de minister vertrouwen dat zelfregulering werkt, nu de sector al jaren op de hoogte is van landelijke grootscheepse fraude?
Wie kennis draagt van een strafbaar feit in Nederland, is verplicht daarvan aangifte te doen. We weten dat de sector al jaren zegt kennis te hebben van die strafbare feiten. Mag ik de minister vragen hoeveel aangiften er zijn gedaan door de sectororganisaties?
Hoe voorkomt de minister discrepantie in het toezicht op aantallen gehouden dieren in de taakverdeling tussen Rijk, provincie en gemeente? We weten dat de gemeente kijkt hoeveel dieren er zijn en het Rijk kijkt naar de mestboekhouding. Dat is erg lastig, lijkt me.
De voorzitter:
Houd uw tijd in de gaten, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Jazeker.
Er wordt meer ammoniak uitgestoten dan op grond van aantallen gehouden dieren verklaarbaar is. Hoe verklaart de minister dat?
Kunt u aangeven waarom het KLPD-rapport over zware milieucriminaliteit geheim is gehouden, net als de uitkomst van het nalevingsonderzoek van NVWA en RVO naar mestverwerking uit 2015?
Is het waar dat het Openbaar Ministerie de advocaten die de spil vormden van de Brabantse mestfraude, wilde vervolgen wegens deelname aan een criminele organisatie, maar daarvan moest afzien wegens gebrek aan mankracht, net als de NVWA een nalevingsonderzoek moest stoppen om dezelfde reden?
Kunt u aangeven waarin uw verwachtingen van en eisen aan het plan van aanpak van de sector om mestfraude in te dammen, verschillen van het plan van aanpak zoals we dat kennen uit 2014?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Misschien is het verstandig als u even blijft staan, want ik zie meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Graag maak ik gebruik van de gelegenheid om twee vragen te stellen aan de heer Koffeman, die via hem misschien ook wel bij de minister terechtkomen. Allereerst de opmerking dat de SGP, mijn fractie dus, erg voor boeren is, maar ook erg tegen fraudeurs. Nu hebben wij een interpellatie die is gericht op de mestfraude in relatie tot het proces gericht op het verkrijgen van een nieuwe derogatie voor de periode 2018-2021. Dat is dus het doel van deze interpellatie; of dat allemaal doorgaat. Ik mis in uw betoog de vraag aan de minister of die derogatie nu wel of niet in gevaar is. Wat mij betreft is de meest cruciale vraag in dit debat, die ik ook heb gemist, of en op welke wijze de minister de NVWA kan voorsorteren op goede handhaving. Daar zitten we voor in deze Kamer: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Vandaag gaat het alleen over de handhaafbaarheid, denk ik.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik dank collega Schalk voor deze vragen. Ik heb de minister gevraagd of zij niet ten onrechte een voorschot neemt op de uitkomsten van het door de sector over twee weken te presenteren plan van aanpak door nu al te zeggen dat die derogatie niet in gevaar komt. Ik heb de minister gevraagd om daar een reactie op te geven. Ik vind dat daar eigenlijk te vroeg van uitgegaan wordt. De minister heeft de dag voor de NRC-publicatie in een Kamerbrief laten weten dat zij goede hoop heeft dat de derogatie gewoon doorgaat en dat zij geen problemen voorziet. Nadien heeft zij ook gezegd dat de gesprekken met Europa over derogatie zeer voorspoedig verlopen en dat zij daar geen problemen van verwacht. Ik heb in mijn bijdrage gevraagd of dat niet een beetje voorbarig is, dus in die zin is dat wel degelijk een onderdeel van de vragen die ik gesteld heb in mijn bijdrage.
Daarnaast ben ik het zeer met collega Schalk eens dat de NVWA natuurlijk geen tandeloze tijger mag zijn. Wij houden ook van boeren en wij houden ook niet van fraudeurs, dus wij vinden dat er iets aan gedaan moet worden als je toezichthouders hebt die zeggen: wij hebben geprobeerd toezicht te houden, wij stonden op het punt om in te grijpen, maar we hadden niet de menskracht daarvoor. Ik heb de minister daar vragen over gesteld en ik heb voor mijn tweede termijn een motie daarover in voorbereiding.
De heer Schalk (SGP):
Ik dank de heer Koffeman voor het antwoord. Ik ben heel benieuwd of de vragen die ik ook wat dat betreft gesteld heb, zo meteen beantwoord worden door de minister. Zoals u weet, sta ik onder voorbehoud op de sprekerslijst. Als deze vragen door de minister beantwoord worden, zie ik af van de tweede termijn.
De voorzitter:
Dan vraag ik aan de minister of zij in de gelegenheid is direct te antwoorden. Dat is het geval.