Verslag van de vergadering van 4 december 2017 (2017/2018 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 23.04 uur
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. "De overheid is een schurk met een hoge hoed." Dat is een uitspraak van Albert Winsemius, die door zijn zoon Pieter met enige regelmaat wordt herhaald. Of het nu gaat om geluidshinder bij Schiphol of Lelystad, om gasboringen in Groningen, om illegaal uitgereden mestoverschotten, om geloosd gif op het oppervlaktewater door DuPont in Sliedrecht of om 75 mensen die stierven aan Q-koorts: de overheid blijft vriendelijk knikken en glimlachen maar de oplossing van gesignaleerde problemen voor zich uit schuiven. Afspraken worden met voeten getreden door de overheid. Normen blijken op veel gebieden maar lastig te handhaven.
Dat kan ook niet anders in Nederland coalitieland, is een veelgehoorde opvatting. Hoe wil je het mestprobleem oplossen wanneer partijen als het CDA én D66 aan één tafel zitten? Zullen we de sector nog maar eens zelf vragen het op te lossen? Dan kunnen we in elk geval tijd winnen tijdens het opstellen van het plan van aanpak, het uitvoeren van het plan van aanpak en het evalueren van het plan van aanpak. Met een beetje goede wil ben je dan zomaar een kabinetsperiode verder. Een voorbeeld. Sinds 2012 is er gewerkt aan een convenant onverdoofd ritueel slachten. Eerst bleek het niet tot stand te kunnen komen. Vervolgens blijkt het niet te werken. Nu, vijf jaar verder, is er nog geen enkel zicht op een acceptabele oplossing volgens de NVWA en de KNMvD. De politiek verschuilt zich achter de gedachte dat de sector de problemen eerst maar eens zelf moet oplossen alvorens de politiek aan zet zou zijn.
Met het mestprobleem is het niet anders gegaan. In 2006 zei Cees Veerman, direct na zijn ambtstermijn: "We importeren voer, we exporteren varkens en we houden de rommel hier. Dat systeem is volkomen vastgelopen." Oud-bewindslieden Brinkhorst, D66, en Bleker, CDA, zeiden enkele weken geleden naar aanleiding van de omvangrijke mestfraude: keihard aanpakken die fraude. Maar de zittend minister gaf er de voorkeur aan te spreken over "vergeving", wat niet anders uitgelegd kan worden dan uitstel van executie. Mestfraudeurs hebben zich al aangediend om het door de minister gevraagde plan van aanpak te schrijven. Dat roept meer vragen op dan het kabinet kan en wil beantwoorden, maar misschien kan de minister-president er toch op reflecteren.
Voorzitter. Partijen met zeer uiteenlopende achtergronden moeten het eens zien te worden over een regeerakkoord. Dat daar dit keer 211 dagen voor nodig waren, geeft een indicatie van het rek- en trekwerk dat nodig is geweest om tot het akkoord te komen. De fractievoorzitter van de kleinste regeringspartij sprak zelfs van het gevoel een hele meloen te hebben moeten doorslikken. Een enorme opgave, waarvan je je zou kunnen afvragen welk doel ermee gediend is.
De heer Schalk i (SGP):
Het ging een beetje vlug, maar de heer Koffeman gaf aan dat een organisatie die eraan meegewerkt zou hebben, had aangeboden een fraudeprobleem op te lossen. Is dat al aanvaard door het kabinet voor zover u weet?
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, ik weet helemaal niet of dat aanvaard is. Ik weet wel dat een recidivist op het gebied van mestfraude heeft aangeboden een plan van aanpak te schrijven aan de partijen die door de minister zijn gevraagd om dat plan te schrijven.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk dat het goed is dat deze informatie bij degenen die achter mij zitten bekend is. Ik neem aan dat dit er dan niet toe zal leiden dat die partij daadwerkelijk mag meeschrijven.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat zou men denken, maar in het verleden is dat toch anders gelopen. In die zin is het ook dit keer afwachten.
Voorzitter. Vijf jaar geleden presenteerde Pieter Winsemius het rapport Vertrouwen in burgers, voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Daaruit werd duidelijk dat de adviesorganen van de overheid zich al geruime tijd genegeerd voelen door het kabinet. Recent liet het Planbureau voor de Leefomgeving dat andermaal zien met het doorrekenen van het regeerakkoord. Ik citeer: "De invoering van veel maatregelen zal te veel doorlooptijd vereisen om in 2020 al effect te hebben". Het vertrouwen in de toekomst dat het kabinet als motto heeft gekozen, lijkt door het kabinet vooral afhankelijk te zijn gemaakt van de daadkracht van zijn opvolgers. Het zelfbenoemde groenste kabinet ooit haalt nog niet eens de helft van de afgesproken klimaatdoelstellingen. Na de langste formatie ooit rest het kabinet minder dan drieënhalf jaar om zijn beleidsvoornemens waar te maken.
Het zou logisch zijn de hand dan maar meteen aan de ploeg te slaan, maar daaraan kleven kennelijk een aantal grote bezwaren. Het kabinet vertrouwt niet alleen op de toekomst, maar ook op een nipte meerderheid van 38 zetels in dit huis en 76 aan de overzijde. Zo'n wankele meerderheid verdraagt zich maar moeilijk met de harde ingrepen die nodig zijn. Het kabinet belooft een belasting op vliegtickets, maar pas in 2021, nadat het kabinet zelf vertrokken is. Het kabinet belooft de sluiting van vijf kolencentrales, maar na 2023 wordt het tijdpad pas bepaald, en niet in deze regeerperiode. De doelstelling van Rutte II om in 2020 CO2 met 25% te reduceren, wordt niet gehaald maar verlaten.
Voorzitter. Het Planbureau voor de Leefomgeving gaf aan dat er veel meer nodig is dan dat, een krimp van de veestapel en een vermindering van de consumptie van vlees en zuivel bijvoorbeeld. Kan de minister-president aangeven wat het kabinet ertoe gebracht heeft om het onbegaanbare pad van CO2-opslag te verkiezen boven de echte oplossingen?
In zijn Pamflet van een optimist gaf de heer Rutte in 2008 nog aan dat hij het klimaatprobleem zag als een van de grootste problemen van onze tijd en dat hij op zoek zou gaan naar groenrechtse oplossingen voor dat probleem. In drie kabinetten is er nog weinig van gekomen om dat grootste probleem van onze tijd tot een oplossing te brengen. In 2009 zei de heer Rutte dat hij grote moeite had met de bio-industrie, met het stapelen van varkens, maar toen hij in het Torentje de mogelijkheid had om daar eindelijk iets aan te doen, werd daar niets meer van vernomen. Kan de minister-president daar nog eens op terugblikken zonder het weg te lachen? Het probleem is ernstig genoeg.
In de afgelopen jaren steeg het aantal koeien in Nederland zo explosief dat de hoeveelheid geproduceerde mest door het afgesproken plafond ging. 160.000 gezonde koeien werden geofferd op het altaar van de economie, met slachtsubsidies van 25 miljoen euro. Toen bleek dat 80 miljard kilo mest voor een groot deel illegaal en frauduleus verwerkt werd, nodigde de minister de sector uit om zelf met een plan van aanpak te komen en de problemen op te lossen. Diezelfde aanpak koos het kabinet in 2014 al, maar die bleek toen niet te werken. Waarom deze herhaling van zetten? Graag een reactie.
Afgelopen weekend had Het Financieele Dagblad een boeiende analyse van de stille bestuurlijke revolutie die zich op dit moment voltrekt. Het kabinet zet het poldermodel in de hoogste versnelling. De komende jaren worden er tientallen akkoorden, deals en convenanten gesloten over de meest uiteenlopende maatschappelijke thema's. Het Financieele Dagblad vraagt zich af of sprake is van bestuurlijke innovatie of van politieke armoe omdat ze er in Den Haag zelf niet uit kunnen komen. Staatsrechtgeleerde Douwe Jan Elzinga spreekt van een ernstig probleem, omdat de democratische controle steeds verder uit beeld raakt. Er komt een mestakkoord, een energieakkoord, een klimaatakkoord, een sport- en preventieakkoord, een akkoord over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, twee bestuursakkoorden, een digitaliseringsakkoord na het referendum over de sleepwet en verder nog een handjevol deals met steden en regio's. Het ene akkoord is nog moeilijker democratisch te controleren dan het andere. Veel akkoorden dienen een goed doel, maar de chaos en het gebrek aan orde in het publieke domein zijn nu wel heel groot aan het worden. Ik wil graag van de minister-president weten of het kabinet die opvatting herkent.
Ook de directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD herkent het probleem van een corporatistisch bestuursmodel, met veel macht voor belangenorganisaties en weinig democratische controle. Partijen die het noodgedwongen op een akkoordje moeten gooien bij gebrek aan politieke overeenstemming en steunend op de kleinst mogelijke meerderheid voelen zich kennelijk gedwongen tot dergelijke noodgrepen.
Ook Piet Hein Donner, vicepresident van de Raad van State, geeft aan dat een teveel aan akkoorden ten koste gaat van democratische controle en de openbaarheid van bestuur. Akkoorden zijn niet te handhaven. De Staten-Generaal is toegerust om wetten te maken, te beoordelen en te sanctioneren. Dat geldt niet voor akkoorden. Voeg daarbij het feit dat meer besluitvorming plaatsvindt in Brussel, met zeer beperkte Nederlandse invloed, en het is duidelijk dat het openbaar bestuur, met name de democratische controle die we kenden, aan ernstige erosie onderhevig is. Dat voedt het wantrouwen bij de burger in de politiek. Als diezelfde politiek de burger dan ook nog de mogelijkheid van een raadgevend referendum wil ontnemen en zelfs het referendabel zijn van die beslissing uit handen slaat, tegen het nadrukkelijk advies van de Raad van State, met medewerking van referendumpartij D66, dan moeten we niet gek opkijken als de burger steeds schamperder wordt over de politiek en het nut om nog naar de stembus te gaan.
Voorzitter, we leven in een tijdperk van grote verandering, ook in bestuurlijke zin. Afgelopen zaterdag beklaagde D66-coryfee Jan Terlouw zich in het Algemeen Dagblad over het feit dat het manifest dat hij schreef met de voorzitters van alle politieke jongerenorganisaties, van de SGP tot de SP, om een aantal grote maatschappelijke problemen op te lossen, door slechts een partij was overgenomen: de Partij voor de Dieren. Een regering die het moet doen met een zo kleine meerderheid, zou zich moeten realiseren: wie het kleine niet eert, is snel uitgeregeerd. Wat de Partij voor de Dieren vraagt, kost weinig en levert heel veel op. En dat valt te overwegen!
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Schalk.