Verslag van de vergadering van 4 december 2017 (2017/2018 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.02 uur
De heer Kox i (SP):
Mevrouw de voorzitter. Fijn om hier na rabiaat rechts en gewoon rechts nu het regeerakkoord en de begroting te beschouwen namens de grootste línkse fractie in deze Kamer. Ik beloof u: dat is een ander verhaal.
Mag ik om te beginnen de minister-president en zijn team feliciteren? En mag ik iedereen achter de regeringstafel sterkte wensen? Bewindspersoon zijn is bijzonder maar ook best zwaar. U doet het u allemaal zelf aan, maar ik heb ook met u te doen. En ik besef dat het zwaar is om nee te zeggen als Mark Rutte roept. Verleiden is een kunst en de premier verstaat die als geen ander. Vergeleken met hem waren volgens mij de Griekse sirenen goedwillende amateurs.
Ga maar na. Nadat de premier ons, in Rutte I, voluit verraste door radicaal-rechts een hoofdrol in zijn regering te geven, en daarna, in Rutte II, zijn linkse tegenpool over de brug wist te lokken, heeft hij nu, in Rutte III, een trio voormalige oppositiepartijen verleid om in zijn regeringsboot te stappen, waarbij hij weer aan het roer staat. Vaststaat dat onze premier niet eenkennig is, maar ook niet echt eenduidig. Hoe kan één man drie zo verschillende kabinetten leiden? Zit daar een visie achter? Of juist niet, omdat "visie is als een olifant die je het zicht belemmert"? Of volgt zijn boot in grote lijnen dezelfde koers en wisselt de kapitein slechts bij gelegenheid van bemanning? Mag ik de premier vragen: waar koerst dit kabinet op aan?
Mevrouw de voorzitter. De uitslag van de verkiezingen was ingewikkeld. Ik ga dus niet mopperen dat het zo lang geduurd heeft, hoewel het natuurlijk wel erg lang geduurd heeft! Nooit duurde het zo lang voor er een regeerakkoord kwam. En nog nooit waren er zo veel woorden nodig om te vertellen wat er afgesproken is. Met meer dan 40.000 woorden hebben we het allerlangste regeerakkoord uit de moderne geschiedenis gekregen. Dat hebben de geleerden van de Leidse Universiteit voor ons nageteld. Om zover te komen is er wel volop gestrooid met open deuren, lege volzinnen, herhalingen en tegeltjeswijsheden. Het regeerakkoord uitgevoerd als regeersoufflé, bereid met veel gebakken lucht. Zo kennen we onze premier ook weer.
Maar ook zonder dat blijven er een heleboel woorden over, die wél iets zeggen. Mijn vraag aan de minister-president: heeft een regering die gaat voor "vertrouwen in de toekomst", echt zo'n stortvloed aan woorden nodig? Of gaat het onderlinge vertrouwen toch niet ver genoeg en wil iedere partij precies opgeschreven zien wat er is binnengehaald?
In Leiden hebben ze ook geteld waarover het regeerakkoord vooral wel en niet gaat. Er staat verhoudingsgewijs veel in over arbeidsmarkt, zorg, migratie, onderwijs, energie en milieu, en ook over landbouw en voedsel. Prima. Daarentegen staat er bijzonder weinig in over macro-economie. Aan het opmerkelijk geringe aantal woorden daarover afgemeten, constateren ze in Leiden dat de crisis kennelijk voor het kabinet voorbij is. Onze regering schrijft blijmoedig: "De wereld was nog nooit zo welvarend en ontwikkeld als op dit moment." Tsja, dat geldt in ieder geval voor de rijkste 1% van de wereldbevolking. Die heeft inmiddels net zo veel vermogen als alle andere mensen van de wereld bij elkaar. Dat is inderdaad nog nooit eerder vertoond. En van die andere mensen moet een op de tien zien te leven van €2 per dag. Het is maar wat je onder "welvarend" en "ontwikkeld" verstaat. Oxfam Novib zegt: de wereld wordt rijker — en ongelijker. Zeven van de tien mensen leven in een land waarin het gat tussen rijk en arm toeneemt. En armoede valt in de praktijk niet uit te roeien als ongelijkheid niet wordt aangepakt. De toenemende concentratie van rijkdom in de handen van weinigen is geen natuurverschijnsel, maar het gevolg van een politieke keus of van politiek wegkijken. Het grote geld domineert meer en meer het beleid van regeringen en het leven van de kleine luiden, elders en bij ons. Dat vergroot de kansen op komende crises: financieel, economisch en ook moreel. Deze Kamer stond daar al eens bij stil op verzoek van de ChristenUnie. Zouden we nog eens moeten doen.
Mevrouw de voorzitter. Dat nog maar tien jaar terug het kapitalisme op klappen stond en voor wereldwijde, ook binnenlandse, ontwrichting van de samenleving heeft gezorgd, lijkt deze regering alweer goeddeels vergeten. Dat geldt ook voor de veroorzakers van de crisis. De schaamte van toen is al lang weer voorbij, bij banken, bedrijven, beleggers en blind achter hen aan hollende bestuurders. Het is weer business as usual. Hún economie draait als een tierelier. Hún winsten schieten weer door de plafonds. En hún rijken? Die worden gewoon nog rijker, net als voor de crisis. Ook bij ons. Van het totale vermogen in Nederland is nu bijna 70% in handen van de rijkste 10% van de bevolking. Daarover staat niks in het regeerakkoord. Ook niet dat de armste 10% van de bevolking goed is voor 65 miljard — aan schulden, welteverstaan, en dat er een relatie is tussen stuitende rijkdom en schokkende armoede. "Als veel mensen achterblijven, is uiteindelijk de hele samenleving de dupe", nietwaar, minister-president? Dat schrijft u namelijk zelf in het regeerakkoord. Welaan, hoe gaat dít regeerakkoord dan ervoor zorgen dat die achterblijvers voortaan weer wel kunnen meekomen, en er weer wel mogen bij horen?
Mevrouw de voorzitter. Zeker, de regering jokt niet als ze zegt: "De economie groeit, de werkgelegenheid trekt aan, de werkloosheid daalt en de overheidsfinanciën zijn weer op orde." Maar wíéns economie groeit er eigenlijk? En waarom rekenen we de vernietiging van de leefomgeving en van menselijk kapitaal niet mee als we die groei bepalen? Wie krijgen de nieuwe banen, wat voor banen zijn dat en wie krijgt ze niet? En waarom besteden we de vruchten van de groei nu niet eerst en vooral aan het repareren van wat in het afgelopen decennium door het roofridderkapitalisme en een domme bezuinigingspolitiek kapot is gemaakt?
Het regeerakkoord doet wel iets aan reparatie, en dat is prima; onze steun daarvoor. Maar over veel voorstellen zeggen wij: eerst zien en dan geloven. Veel woorden in het regeerakkoord zeggen weinig. Neem zo'n zin als deze, over de politie: "Voor uitbreiding van de capaciteit zijn extra middelen beschikbaar, onder de voorwaarde dat de flexibiliseringsagenda wordt doorgezet en dat knellende kaders, waaronder sectorspecifieke beperkingen ten opzichte van de Arbeidstijdenwet, worden weggenomen." Rara politiepet, wat staat daar, meneer de minister-president? Ik weet het niet.
Veel van wat het regeerakkoord wil, hangt af van nog te sluiten andere akkoorden, maar hoe kan je een klimaat- en energieakkoord sluiten als grootverbruikers jaarlijks hun miljardenkorting op hun energierekening krijgen en dus vrolijk blijven doorstoken en als vliegtuigen hun kerosine belastingvrij mogen blijven verbranden, terwijl de energierekening van gewone huishoudens door dit regeerakkoord met pakweg €260 stijgt, zoals Eigen Huis becijfert? En voor duurzame akkoorden in onderwijs en zorg is echt meer nodig dan het regeerakkoord nu biedt. En laten we wel wezen: dankzij actie krijgen de onderwijzers nu meer, maar nog steeds te weinig. En dankzij actie stijgt het eigen risico in de zorg niet langer, maar het moet natuurlijk omlaag en, nog veel beter, helemaal weg omdat een boete op ziek zijn niet past in een beschaafd land.
Mevrouw de voorzitter. Het klopt dat de economie aantrekt. Dat is fijn voor de mensen die weer een baan krijgen en hun eigen broek kunnen ophouden, maar in hoeverre draagt het regeringsbeleid daaraan bij? En juicht de regering niet al te makkelijk als ze ons gezamenlijk vertrekpunt "goed" noemt? Het is maar waar je staat, meneer de minister-president. Ga eens in de schoenen staan van een van de honderdduizenden mensen die nog steeds en vaak langdurig zonder werk zitten, met doorgaans lage inkomens, niet al te veel scholing en ook vaak van hogere leeftijd. En verplaats je eens in een van die jonggehandicapten, wier Wajong-uitkering weer verder omlaaggaat. Stel je eens voor dat je iemand bent met een arbeidshandicap, die van deze regering niet langer het minimumloon hoeft te verdienen en maar ergens een toeslag moet zien te krijgen. En denk je eens in, zeker op een moment dat voor velen het heerlijk avondje in aantocht is, dat 320.000 tot 400.000 kinderen die in ons koninkrijk opgroeien in armoede, bang zijn dat Sinterklaas morgen stilletjes hun huisje voorbijloopt, omdat de bankrekening van hun ouders rood kleurt.
Over vertrekpunten gesproken: wie opgroeit in armoede, heeft meer kans op slechte gezondheid, lager dan gemiddelde schoolresultaten en slecht betaalde banen. Ik vind dat voordat we morgen hier onze debat afsluiten, we met deze regering afgesproken moeten hebben dat er nu echt werk gemaakt gaat worden van het aanpakken van deze hedendaagse schande, van grootschalige kinderarmoede in een van de rijkste landen van de wereld. Het voorwerk is al gedaan, nadat deze Kamer eerder een motie van mijn collega Bastiaan van Apeldoorn aannam, die leidde tot een gedegen onderzoek en voorstellen van de Sociaal-Economische Raad en het Sociaal en Cultureel Planbureau. De Tweede Kamer wil een kwantitatieve doelstelling inzake het terugdringen van armoede onder kinderen. De vorige staatssecretaris verwees de uitvoering daarvan naar dit nieuwe kabinet maar het staat niet in het regeerakkoord. Dat moet er dus alsnog in.
Mevrouw de voorzitter. Laat ik voor één keer Hans Wiegel aanhalen en zeggen dat ik hoop dat we hier volgend jaar kunnen zeggen: "Sinterklaas bestaat, en dáár zit-ie!" Laat deze premier nu echt werk maken van het aanpakken van de armoede onder kinderen. Vol verwachting klopt ons hart, maar er moeten op dit dossier nu wel meters worden gemaakt, meneer de minister-president.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Het kabinet kan ongetwijfeld zichzelf verdedigen en zal dat morgen ook wel doen, maar naar aanleiding van de zin van collega Kox dat hierover niets in het regeerakkoord staat, wil ik iets voorlezen uit het regeerakkoord, op pagina 27: "Het kabinet zal extra middelen beschikbaar stellen voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen." Er worden geen bedragen genoemd; het wordt dus niet gekwantificeerd, maar het staat er wel in.
De heer Kox (SP):
Dat klopt. Dat is de enige keer dat het woord "armoede" en kinderen met elkaar in verband worden gebracht, ook nog één keer in een paragraaf over de rest van de wereld. Maar ik denk dat ik het met collega Kuiper eens ben dat deze schande die Nederland treft, meer verdient dan alleen deze opmerking. Daarover hebben we hier in deze Kamer al eerder moties aangenomen. Als de minister-president en ook de coalitiepartners mij duidelijk kunnen maken dat deze zin betekent dat we inderdaad gaan doen wat nodig is en dat we een reductieplan gaan vaststellen, zodat we van die kinderarmoede afkomen, dan ben ik daar blij mee. Maar ik ben bang, collega Kuiper, dat dat niet door het regeerakkoord wordt bedoeld. Daarom bevraag ik de minister-president hierop. Nog een keer: dit is niet alleen een kwestie voor mijn partij, want ik weet dat dit voor heel veel partijen heel belangrijk is. "Er kan heel veel in dit land", zegt de minister-president in de allereerste paragraaf van dit regeerakkoord, "als we het willen en het met z'n allen samen doen." Armoede onder kinderen aanpakken, kinderen waarvan we de sofinummers en de ouders kennen en waarvan we eigenlijk alles weten, moet te doen zijn. Wat ik tot nu toe heb gezien, is dat we dat allemaal zeggen maar dat de cijfers buitengewoon verontrustend blijven, ook de cijfers die we deze week weer gepresenteerd hebben gekregen. Ik doe hier dus een beroep op de regering maar ook op de andere fracties om hier deze dagen zaken over te doen.
Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie belooft de regering de stevige oppositie die elke coalitie verdient in een functionerende democratie. Dat doen we volgens onze vaste stelregel: wat goed is mag door, wat slecht is mag weg. "Daarbij is het kwade voorkomen onze eerste taak", zei minister Donker Curtius, bijna 170 jaar terug over de Eerste Kamer. Het goede stichten liet hij liever over aan de overkant. Maar als het hier kan, zullen wij het niet laten. Daarvoor wachten wij niet op de voorstellen van de staatscommissie parlementair stelsel.
Mevrouw de voorzitter. Het slechte tegenhouden is niet eenvoudig, maar het kan wel. Zo slaagde deze Kamer er pas nog in het nogal onnozele voornemen van tafel te krijgen om het lidmaatschap van VN-organisatie UNIDO op te zeggen op het moment dat Nederland lid wordt van de VN-Veiligheidsraad. Complimenten trouwens voor minister Kaag en ook voor de nieuwe bewindslieden op Justitie en Veiligheid, die na alle kritiek in deze Kamer nu het ondoordachte wetsvoorstel van tafel halen over een eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van strafvordering en slachtofferzorg. Goed zo!
Van ons mag er nog heel wat meer van tafel dat nu in het regeerakkoord wordt opgediend. De premier kan alvast noteren dat wij meer belasting op boodschappen, minder belasting op bedrijfswinsten en helemaal geen belasting op dividenden niet vinden rijmen. Een nieuw belastingstelsel waarin de mensen die het al best hebben, het nog beter krijgen, zien we ook niet zitten en evenmin het openhouden van belastingparadijs Nederland. Mijn fractie kan zich ook niet vinden in de koopkrachtontwikkeling die de regering voorstaat. Er is immers niks evenwichtigs aan als een moeder met een kind in de bijstand er volgens het Nibud tot 2022 per maand €15 bij krijgt, een moeder met een inkomen van €25.000 er €74 per maand op vooruitgaat en een moeder met een inkomen van €60.000 of daarboven elke maand €168 meer krijgt. Dat klopt niet, dat rijmt niet en dat is niet evenwichtig.
Mevrouw de voorzitter. Het goede stichten in deze Kamer is evenmin eenvoudig maar ook dat kan. Eerder leverde deze Kamer met haar eerste parlementaire onderzoek naar het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid van regering en parlement een goede bijdrage aan toekomstig beleid. Dat ProRail nu een zbo onder de vleugels van de regering wordt, danken we in ieder geval deels aan het onderzoek van Roel Kuiper en de zijnen. Ik wil aan deze Kamer voorstellen, ook in lijn wat collega De Graaf al eerder daarover zei tijdens het debat over de werkwijze en waarop ook collega Kuiper al eerder hintte, een tweede parlementair onderzoek te overwegen, en wel naar de invoering en de uitvoering van de nieuwe Politiewet. Extern onderzoek laat zien dat deze grootste bestuurlijke reorganisatie uit de recente geschiedenis nog zeker geen succes is. Heel veel is misgegaan, cruciale doelen zijn niet gehaald of niet meetbaar en veel verkeerde keuzes hebben geleid tot een zwaar tegenvallend resultaat. Deze Kamer heeft zich intensief beziggehouden met deze wet en heeft de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie teruggestuurd naar de Tweede Kamer om eerst een aantal forse aanpassingen door te voeren, vooraleer wij ja zouden kunnen zeggen. Toch is de voorlopige conclusie dat dat onvoldoende geholpen heeft. Dat verdient reflectie, en dit huis doet daar graag aan. Een parlementair onderzoek naar hoe het ontwikkelings-, besluitvormings- en uitvoeringsproces bij de nationale politie is gegaan, en naar de rol daarbij van regering en parlement kan inzicht geven waar het in het verleden fout is gegaan en hoe we daar in de toekomst beter mee om kunnen gaan.
Erg opvallend, noteren de Leidse regeerakkoord-onderzoekers, is dat er nog nooit sinds 1963 in een regeerakkoord zo weinig woorden stonden over democratische vernieuwing.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag over het vorige onderwerp, een onderzoek naar de politieontwikkelingen, een parlementair onderzoek zelfs. Dat is een interessante gedachte, maar volgens mij is in het vorige onderzoek dat ooit gedaan is, vooral onderzoek gedaan naar een traject dat helemaal afgerond was, terwijl ik bij het onderzoek dat u nu vraagt, het gevoel heb dat het onderwerp nog volop in ontwikkeling is. Volgens mij is vooral de Tweede Kamer daarbij aan zet. Of ziet de heer Kox dit anders en vindt hij dat we al lopende dit proces met zo'n parlementair onderzoek zouden moeten starten?
De heer Kox (SP):
Collega Schalk heeft gelijk. De nationale politie is nog steeds in ontwikkeling. Helaas, zou je kunnen zeggen. Keer op keer blijkt dat wij nog lang niet zijn waar wij zouden willen komen met die nationale politie. Wat wel achter de rug is, is het wordingsproces van de wet inzake de nationale politie, de invoering daarvan en de uitvoering daarvan. Ik heb al gezegd: dat is een wet waar deze Kamer keer op keer op teruggekomen is. In de discussie met de minister van Justitie en Veiligheid is gezegd dat het niet goed gaat en dat het anders moet. De Eerste Kamer heeft bijna op de stoel van de Tweede Kamer gezeten en gezegd: minister, deze wet moet op tien of elf majeure punten worden aangepast, anders gaan wij er geen ja tegen zeggen.
Het gaat er niet om om te zeggen wie het fout heeft gedaan. Desalniettemin zijn de regering, de Tweede en de Eerste Kamer, ondanks intensieve bemoeienis van ons en van de Tweede Kamer, er niet in geslaagd om iets waarvan wij wisten dat het de grootste bestuurlijke reorganisatie van dit land in de moderne tijd zou worden in goede banen te leiden. Daarom moeten nu de Tweede Kamer en de regering zich nog steeds bezighouden met de vraag hoe dat op te lossen. Dat laatste traject moet gewoon doorgaan. Maar het eerste traject is hoe het zo kon gaan, waarom we dat met zijn allen niet beter hebben kunnen doen en of wij er iets van kunnen leren. Dat was ook bij het onderzoek van de heer Kuiper en de zijnen het onderwerp: hoe hebben het parlement en de regering de besluitvorming gedaan over verzelfstandiging en privatisering, wat is er fout gegaan en wat kunnen wij ervan leren? Ik gaf als voorbeeld dat het feit dat ProRail nu een zbo wordt volgens mij een afgeleid resultaat van dat onderzoek is. Dus het heeft ook effect.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot, mevrouw de voorzitter. Ik begrijp het punt en ik probeer die redenering te volgen, maar ik probeer mij ook in te denken wat de positie van de Eerste Kamer in dezen en op dit moment is. Ik geef als overweging mee dat wij ons moeten afvragen wanneer deze Kamer aan zet is bij zo'n zwaarwegend punt als een parlementair onderzoek.
De heer Kox (SP):
Daar wil ik graag met alle collega's over spreken, want tot een parlementair onderzoek van deze Kamer besluiten wij als wij het er allemaal of bijna allemaal over eens zijn. Dat is de enige reden om het zin te geven. Daar moeten we het dus over hebben, maar naar mijn mening is het traject van de invoering, van het bedenken van de wet en de implementatie daarvan voldoende om dat te overzien. Wij kunnen nog meer van dit soort reorganisaties krijgen en als wij niet leren van wat er goed is gegaan maar vooral ook van wat er fout is gegaan, lijkt mij dat voor een parlement onverstandig. Nogmaals, het is niet de bedoeling om te zeggen: die heeft het gedaan en die moet ontslagen worden. Dat hebben wij bij het vorige onderzoek ook niet gedaan. Dat vind ik het aangename van een Eerste Kameronderzoek.
De heer De Graaf i (D66):
Ik denk dat de heer Kox gelijk heeft dat het niet zinvol is om te wachten totdat de politie ooit uitgereorganiseerd is. Dat zal nog wel enige tijd duren. Ik deel met de heer Kox de intentie dat het erg nuttig is om een parlementair onderzoek in deze Kamer te laten plaatsvinden. Ik wil hem vragen om dat vooral te beperken tot de wetgeving en de accenten die deze Kamer daarin heeft gelegd en vervolgens te kijken wat er in de praktijk van is gekomen, om daar lessen van te leren. Ik zou ook willen vragen om daar nu niet een uitspraak van de Kamer met een taak en dergelijke over uit te lokken, maar om eerst het gesprek te voeren, bijvoorbeeld in het College van Senioren, zodat wij voldoende draagvlak en een goede taakomschrijving hebben om zo'n onderzoek te doen.
De heer Kox (SP):
Ik heb het al gezegd, mevrouw de voorzitter, de heer De Graaf is erbij. Hij is in de discussie ingegaan op de werkwijze van deze Kamer en heeft de Politiewet toen ook al genoemd. Meer Kamerleden hebben daar al eerder op geduid omdat wij daar zo nauw bij betrokken zijn geweest. Het is ook niet mijn plan om een motie in te dienen en te vragen wie voor en wie tegen is. Mijn voorstel is om tijdens deze Algemene Beschouwingen ook tegen onszelf te zeggen: laten wij naar deze grote wet kijken en hoe die tot stand is gekomen. Wij hebben ons er zo intensief mee bemoeid. Hoe kan het dan toch zo zijn dat het uiteindelijke resultaat niet is wat wij met zijn allen willen? Ik ben ervoor om daarover in het College van Senioren te spreken. Wij hebben een voorbeeld. Toen wij het parlementaire onderzoek van de heer Kuijper gingen doen, hebben wij via een bepaalde methode de stappen gezet die nodig zijn. Het onderzoek hoeft morgen niet te gebeuren, maar het moet wel gebeuren en het zal door deze Kamer moeten gebeuren.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
De parallel is inderdaad dat je nu zou kijken naar wetgevingsonderzoek in onderscheid met onderzoek dat op zoek is naar politieke verantwoordelijkheden. Hoe is de wetgeving tot stand gekomen, hoe is er gedacht en wat zijn de uitkomsten als wij kijken naar de uitvoering? Ik ben het met collega De Graaf eens dat wij vandaag in debat zijn met het kabinet. Wij zouden op een ander moment hierover met elkaar kunnen spreken. Nu ligt er een evaluatie van vijf jaar Politiewet, het rapport-Kuiken, waarin een aantal dingen worden geconstateerd en een aantal voorstellen worden gedaan over bevoegdheden die in de toekomst anders moeten komen te liggen. Het rapport doet ook de verontrustende uitspraak dat wij geen beeld hebben van het presterend vermogen van de politie. In de uitvoering is er nog mist. Dat geef ik mee. Volgens mij moeten wij zo'n soort debat vandaag voeren en dan later nog eens bespreken of er een onderzoek nodig is.
De heer Kox (SP):
Ik ben het met collega Kuiper eens dat wij vandaag geen besluit hoeven te nemen. Waarom breng ik het op tijdens de Algemene Beschouwingen? Omdat het regeerakkoord een aantal plannen voorlegt voor wat wij allemaal moeten gaan doen. Er staat in dat wij €267 miljoen gaan uitgeven voor de politie om de politie beter te laten functioneren. Ik denk dat dat plan breed gesteund wordt door deze Kamer, maar wij weten ook dat met alleen het geven van geld aan de nationale politie de problematiek nog lang niet opgelost is. Ik vind dat deze Kamer moet reflecteren op wat er is gebeurd, hoe dat heeft kunnen gebeuren, wat onze rol daarbij is geweest, van de Tweede Kamer en van de regering, en wat wij daarvan kunnen leren. Ik ben het ermee eens dat wij daarover stap voor stap moeten beslissen, maar ik denk dat wij nu wel toe moeten gaan werken naar het idee dat deze Kamer uitstekend geschikt is en het eigenlijk aan zichzelf verplicht is om een parlementair onderzoek op deze materie te doen.
De voorzitter:
Mag ik de minister-president en de viceminister-president vragen om, als het kan, iets minder te converseren? Wij kunnen het nog net niet letterlijk verstaan, maar wel horen.
De heer Kox (SP):
Misschien was de minister-president de vicepremier ook aan het verleiden om weer iets anders te doen. Hij is altijd actief en hij praat nooit voor niets. Het zal een doel hebben gediend.
Mevrouw Barth i (PvdA):
Of hij moet weer een beetje oefenen op doen alsof hij luistert. Ik heb een vraag aan de heer Kox. De heer Kox beperkt zijn voorstel nadrukkelijk en uitgesproken tot de invoering van de nationale politie. Daar valt ook best wat voor te zeggen, omdat het een heel omvangrijk wetgevingstraject was, waar de Eerste Kamer destijds een behoorlijk groot stempel op gedrukt heeft. Tegelijkertijd is de invoering van de nationale politie samengegaan met een reorganisatie van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Wij hebben daarna hier het wetsvoorstel gehad over de gerechtelijke kaart, dat ook behoorlijk ingrijpend is aangepast naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer. Mijn vraag aan de heer Kox is: als zo'n onderzoek er zou komen, zou hij het dan ook echt willen beperken tot uitsluitend de nationale politie of denkt hij dat het zinvol zou zijn om de strafrechtketen in wat bredere zin onder de loep te nemen?
De heer Kox (SP):
Zoals ik al gezegd heb, is een voorstel van deze omvang een voorstel van de Kamer en dus geen voorstel van Tiny Kox of van één fractie. In het voorjaar hebben wij ons debat over de staat van de rechtsstaat. Daar zullen wij opnieuw praten over de vraag of onze rechtsstaat functioneert, of die op bepaalde momenten door een bodem dreigt te zakken en wat wij daaraan moeten doen. Wij hebben dat debat nu al een paar keer gevoerd. Het was een vruchtbaar debat, dat ook geleid heeft tot beleidsbijstelling. Ook dit keer zal dat aan de orde komen. Ik denk dat wij daar de kwestie die mevrouw Barth op tafel legt onderdeel van bespreking moeten maken.
Als ik denk aan een parlementair onderzoek, denk ik vooral dat je een heel concreet werkterrein moet hebben dat je kunt onderzoeken. De commissie-Kuiper heeft aangetoond dat, als je je daarop concentreert, je tot resultaten kunt komen. Het gaat al snel van hier tot ginder. Ik ben het met mevrouw Barth eens dat het vreselijk belangrijk is om dat andere deel ook te onderzoeken, maar of dat in één onderzoek kan, weet ik niet. Ik ben daar een beetje huiverig voor. Maar nogmaals: ik ga daar niet over, wij gaan daarover. Ik denk dat wij er samen wel uitkomen.
De heer Brinkman i (CDA):
Mevrouw de voorzitter, staat u mij toe mijn verbazing uit te spreken over het feit dat collega Kox, die er bij een eerdere gelegenheid toen het ging over een mogelijke Grondwetsherziening blijk van gaf dat hij bij voorkeur de rol van de Eerste Kamer wat teruggedrongen zou willen zien, nu met een voorstel komt om de activiteiten van deze Kamer uit te breiden. Dat is niet zozeer de opmerking die ik in zijn richting wil maken, maar die heb ik als aanloop nodig voor een tweede punt van verbazing, namelijk dat hij het Seniorenconvent hier bevoegdheden toedicht die er bij mijn weten niet zijn en waar we ook slechte ervaringen mee hebben, toen het ging over de eerder genoemde Grondwetsherziening. Ik denk dat het belangrijkste punt dat ik de heer Kox namens mijn fractie in overweging geef, is om even te wachten waar het kabinet mee komt in reactie op de evaluatie die onlangs aan het kabinet is aangeboden. Ik denk dat er bij de politie genoeg te doen is om niet te veel energie te stoppen in nieuwe onderzoeken. Ik ben wel opgegroeid in de gedachte dat alles moet worden onderzocht en het goede moet worden behouden, maar in dit geval denk ik dat het beste is dat het kabinet nu eerst zijn werk doet en dat wij ons nog maar een tijdje met andere dingen bezighouden.
De heer Kox (SP):
Collega Brinkman en ik waren er allebei niet bij toen het recht op parlementair onderzoek en parlementaire enquête aan deze Kamer gegeven werd. Dat was, denk ik, of in 1857 of in 1881. De minister-president heeft geschiedenis gestudeerd en kan ons daar straks zeker over bijlichten, maar ik breid geen taken uit van deze Kamer. Wij hebben die taak al bijna anderhalve eeuw op ons genomen en Roel Kuiper en deze Kamer hebben besloten om dat een keer uit te voeren, dus het is geen uitbreiding van werkzaamheden, collega Brinkman. Als u Eerste Kamerlid wordt, dan moeten we soms werken voor onze centen en dit is een van de grondwettelijke rechten die aan deze Kamer zijn gegeven.
De heer Brinkman (CDA):
Dat ontken ik ook niet, maar de vraag is even of het tot de prioriteiten behoort. Naar de mening van onze fractie: nee.
De heer Kox (SP):
Uw eerste punt was: collega Kox wil de werkzaamheden van deze Kamer uitbreiden; in strijd met de Grondwet, dat viel daaruit af te leiden. Nee, in de Grondwet is al in een diep verleden opgenomen dat deze Kamer, net als de Tweede Kamer, het recht van onderzoek en van enquête heeft. We hebben dat één keer gedaan. Dat is een.
Twee: heeft het prioriteit? Het doet niks af aan ons wetgevende werk. We hebben de commissie-Kuiper er ook bij gedaan en deze Kamer is vervolgens niet in het honderd gelopen. Dat kunnen we echt wel. We krijgen hier eigenlijk betaald voor twee dagen in de week, collega Brinkman, dat heb ik al eens uitgezocht. We hebben één dag vergadering, dus dat kunnen we ons ook wel permitteren.
Ten derde dicht ik het Seniorenoverleg geen extra bevoegdheden toe. Het was een suggestie van collega De Graaf om het er in het Seniorenoverleg over te hebben hoe we dat zouden gaan doen. Dat hebben we de vorige keer ook gedaan. Dat lijkt mij heel goed, maar uiteindelijk beslist deze Kamer.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):
Ik dacht eigenlijk dat de kernvraag die de heer Brinkman aan de heer Kox stelde, was of het niet te vroeg is. Zullen we nou eerst eens even wachten wat de minister van Justitie en Veiligheid gaat doen met de evaluatie van de Politiewet? Ik ben zelf ook wel tamelijk huiverig om, terwijl je nog bezig bent met de implementatie — ja, het duurt lang, het duurt ontzettend veel langer dan je eigenlijk zou willen — de politieorganisatie ook nog lastig te vallen, tijdens de reorganisatie, tijdens het vervolmaken daarvan, met een parlementair onderzoek. Ik durf me af te vragen of dat er nou werkelijk toe leidt dat het beter gaat bij de politie.
De heer Kox (SP):
De minister van Justitie en Veiligheid moet vooral zijn uiterste best doen om zo snel mogelijk orde op zaken te stellen bij de nationale politie. Ik kan me niet voorstellen dat hij iets anders in gedachten heeft dan om dat te doen. Dat moet doorgaan, daar hoeft deze Kamer hem nu niet op te bevragen. Hij heeft het vertrouwen van ons en er wordt gecontroleerd door de Tweede Kamer of dat goed gaat. Wat ik voorstel om te onderzoeken is hoe een wet waar wij ons ook als Eerste Kamer zo nadrukkelijk mee bemoeid hebben, uiteindelijk toch niet geleverd heeft wat wij wilden dat hij leverde. Dat is dus een gedeelde verantwoordelijkheid van de regering, de Tweede en de Eerste Kamer. Dat is daarom volgens mij buitengewoon geëigend voor een parlementair onderzoek, zoals ook het onderzoek naar het beleid van regering en parlement rond privatisering en verzelfstandiging daarvoor geëigend was. Maar nog een keer, ik heb dit voorgesteld, omdat dit het moment in het jaar is waarop wij praten over wat wij als Kamer graag willen dat er gaat gebeuren, en niet alleen tegen de regering zeggen wat er moet gaan gebeuren, en daarom heb ik dit voorstel hier op tafel gelegd. Ik hoop dat we er in de nabije toekomst over door kunnen praten.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. Erg opvallend, noteren de Leidse regeerakkoord-onderzoekers, is dat er nog nooit sinds 1963 in een regeerakkoord zo weinig woorden stonden over democratische vernieuwing. Dat is op zijn minst opmerkelijk voor een coalitie waarvan drie van de vier partners het begrip "democratie" zelfs in hun partijnaam dragen. En als er al iets wordt voorgesteld, is het geen democratische vernieuwing maar democratische vernieling, ietwat bot gezegd. Het correctief referendum komt er niet en het raadgevend referendum blijft er niet. Twee D66-kroonjuwelen gaan naar de vergruizer en de nieuwe D66-minister van Binnenlandse Zaken moet die klus klaren. Het heeft iets van een ontgroeningstafereel. Daarbij verklaart de regering al op voorhand geen boodschap te hebben aan de uitslag van het komend referendum over de Sleepwet en wil ze met een truc de wet inzake de afschaffing van het raadgevend referendum niet referendabel maken. Het is goed dat we volgende week hier stil staan bij de democratische revolutie van 100 jaar terug; de invoering van het algemeen kiesrecht tussen 1917 en 1922. Maar laten we vandaag en morgen ook vooral niet stil zijn over deze deerniswekkende democratische koudwatervrees die deze regering ineens schijnt te bevangen. Ik hoor graag de reactie van de minister-president.
Mevrouw de voorzitter. Onder het goede stichten rekenen we ook de brede inzet van deze Kamer om na te gaan hoe we de fundamenten van onze rechtsstaat beter beschermen en versterken. Komend voorjaar hervatten we ons debat met de regering over de staat van de rechtsstaat. We hopen dat een breed gedeeld inzicht dat we onze rechtsstaat, die her en der door de bodem dreigt te zakken, met alle kracht moeten onderhouden en beschermen, door de regering aangevuld wordt met daadwerkelijke bijstelling van beleid waar dat nodig mocht blijken, zoals extra geld voor de gefinancierde rechtshulp, om de toegang tot rechter en rechtshulp voor iedere Nederlander overeind te houden. Wil de regering ons hier de hand reiken?
We hopen dat deze Kamer zich ook bezig gaat houden met reflectie op iets wat al jaren een treurige werkelijkheid is: dat mensen met weinig geld en opleiding beduidend minder gezond zijn en veel eerder doodgaan dan mensen die beter betaald worden en hoger opgeleid zijn. Het zou fijn zijn als we met de ministers van en voor Zorg — en vooral ook de staatssecretaris — daarover komend jaar in gesprek zouden kunnen gaan. Willen we dat mensen met lage inkomens en weinig opleiding ook echt langer en gezonder leven, dan moeten we veel investeren, in opvoeding en onderwijs en onderdak en het fundamenteel aanpakken van ongelijkheid. Alleen dan raken we af van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Ik nodig de regering uit ons ook op dit punt de hand te reiken.
Nederland is een mooi land, maar met te grote tegenstellingen. Bij elkaar zijn we echter een rijk land, en dus best in staat om mensen die van elders vluchten voor oorlog en geweld, binnen onze grenzen op te vangen, zolang dat nodig is en mits we zorgen voor breed draagvlak onder de bevolking. Het regeerakkoord lijkt echter vooral gericht op het buiten de grenzen van de Europese Unie houden van mensen die wanhopig op zoek zijn naar een beter leven. Daarbij wordt ten minste de grens van het Vluchtelingenverdrag opgezocht en de toekomst ervan zelfs enigermate ter discussie gesteld. Dat D66 en de ChristenUnie hiermee akkoord zijn gegaan, vinden wij een pijnlijke zaak. Nederland kan niet heel de wereld onderdak bieden. Daar vraagt ook niemand om. Maar een stoel vrijhouden voor een vreemdeling is een kwestie van beschaving, zoals collega Schalk ons al meer dan eens voorhield.
Nederland is onlosmakelijk verbonden met de Europese Unie, staat in het regeerakkoord. Na de brexit dus geen nexit, als het aan deze regering ligt. Maar veel zal afhangen van de wijze waarop de Europese Unie zich ontwikkelt. Ontvlechten is bijna ondoenlijk, zoals de brexit-onderhandelingen laten zien. Precies daarom moeten we verder vervlechten in ieder geval voorkomen. Dat betekent dat we stelling moeten nemen tegen de voorstellen daartoe van de Europese Commissie. Die wil ons nog verder verknopen, waardoor de kans groter wordt dat we uiteindelijk het hele project opknopen. Gaat onze regering zich inzetten voor een Unie waarin relaxter samengewerkt kan worden en Brussel niet altijd de baas is? Of heeft de politieke voorman van D66 gelijk als hij deze regering de meest eurovriendelijke ooit noemt?
"Europa brengt Nederland vrede, veiligheid en welvaart", zegt het regeerakkoord. Daar valt veel voor te zeggen; reden voor ons om als internationalisten voor Europese samenwerking te zijn. De regering lijkt echter ietwat kortzichtig als ze "Europa" en "Europese Unie" steeds als synoniemen hanteert. Europa is groter dan de EU en alle Europese landen samen vormen een voor de wereld unieke rechtsruimte, van Groenland tot en met Rusland en Turkije, onder het Europees Verdrag over de rechten van de mens van de Raad van Europa.
Met haar conventiestelsel heeft die verdragsorganisatie Europabrede bindende regels opgesteld over klassieke en sociale mensenrechten, rechten van vrouwen, kinderen, nationale minderheden. En over dataprotectie en cybercrime en mensenhandel en matchfixing en culturele erfenissen. Ik mocht er onlangs een rapport over maken, dat nu voorligt bij het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Bij de algemene Europese Beschouwingen zouden we het daar graag met de regering over hebben. En ook over de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, die belangrijk werk in doet in Europese conflictzones waar geweld heerst of dreigt. De Raad van Europa en OVSE zijn ook dé podia waarop Rusland en Turkije nog meedoen en dus gehouden kunnen worden aan hun internationaalrechtelijke verplichtingen. Aan de minister-president dus de vraag of hij wil bewerkstelligen dat het qua centen wel een onsje minder mag bij de EU, waardoor het gemakkelijk een kilootje meer kan voor al die andere Europese organisaties die er ook zijn om vrede, veiligheid en vooruitgang te bevorderen. Nu kost de Europese Unie per dag wat de Raad van Europa per jaar kost, om maar een vergelijking te geven.
Nederland maakt komend jaar deel uit van de VN-Veiligheidsraad. Het zou prachtig zijn als Nederland, het enige westerse land dat wel deelnam aan de onderhandelingen over een wereldwijd antikernwapenverdrag, maar helaas tegenstemde, nu het voortouw nam om met name de kernwapenmachten, die een vaste plek in de Veiligheidsraad hebben, uit hun schuttersputje te porren en ze aan het verstand te brengen dat kernwapens de wereld levensgevaarlijk maken en daarom zo snel mogelijk de wereld uit moeten. Dat zou mooi aansluiten bij de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan de initiatiefnemers tot dit hoopgevende verdrag.
Als lid van de Veiligheidsraad kan ons land ook meehelpen aan een doorbraak in het Palestijns-Israëlische conflict onder het motto "wie betaalt, bepaalt". Nu betaalt de EU en bepaalt de VS. Nu de Amerikaanse president opnieuw escaleert, moet de Europese Unie helpen te de-escaleren en, na een halve eeuw illegale bezetting van Palestina, initiatieven te nemen tot een duurzame oplossing van deze, naar de mening van mijn fractie, moeder van alle conflicten.
Ik kom tot een afronding. Deze regering is niet onze droomcoalitie. Wij hadden een andere op het oog, maar daarvoor ontbrak nu nog wederzijdse liefde. Dat mag, dat kan; volgende keer beter. Tot die tijd gaan mijn fractiegenoten en ik ons met volle overgave richten op het tegenhouden van het kwade en, waar het kan, op het stichten van het goede. Daarbij zullen we de regering als het kan steunen, als het moet bestrijden, allemaal om, zoals ook de regering zegt, "dit prachtige land nog beter te maken voor iedereen".
Ik zie uit naar de reactie van de minister-president. Dank u wel.