Plenair Diederik van Dijk bij behandeling Verplichte geestelijke gezondheidszorg



Verslag van de vergadering van 15 januari 2018 (2017/2018 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.35 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Met het oog op de zeer complexe zorgwetten waarover wij vandaag spreken, haal ik graag wat wijsheid van Plato erbij. Daarmee wil ik mijn speech inzetten. Ik citeer Plato. "Het punt is dat een wet nooit de beste instructie kan geven: ze omvat niet precies wat voor iedereen samen het wenselijkste en het rechtvaardigste is. Wat zijn de verschillen tussen mensen en tussen omstandigheden groot! Zelfs kun je zeggen dat de menselijke verhoudingen nooit rust of duur kennen. Daarom is het onmogelijk dat er ook maar één vakgebied bestaat waarbinnen je voor een bepaald geval eenvoudige regels kunt maken die alom en altijd opgaan." Tot zover Plato in zijn De Staatsman. Verplichte kost voor senatoren, denk ik.

Voorzitter. Het zal niet meevallen om een openstaande deur verder in te trappen dan door op te merken dat we vandaag spreken over complexe wetsvoorstellen, met een minstens zo complexe voorgeschiedenis. Het is ook bij voorbaat duidelijk dat we de ideale zorgwetgeving, toegesneden op iedere persoonlijke zorgvraag en duidelijk voor elke zorgverlener, vandaag niet bereiken. Het blijft stukwerk en de vraag ligt inmiddels op tafel of de wetsvoorstellen, inclusief alle wijzigingen daarop, nog werkbaar zijn voor het veld.

Voorzitter. Ik start bij het wetsvoorstel Zorg en dwang. In deze Kamer zitten heel wat mensen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de zorg. Een van de grootste uitdagingen is het vinden van voldoende personeel. Dat is een enorme opgave, die komende jaren alleen maar groter wordt. Het is echt een probleem. Dan is het van des te meer belang dat de mensen die werkzaam zijn in de zorg, daadwerkelijk met hun handen aan de slag kunnen. Zij moeten geen sloten van tijd verliezen met allerlei administratieve handelingen. Dat wordt door iedereen onderschreven, zeker ook door de bewindspersonen. Ik verwijs ook slechts naar het recente regeerakkoord. Nu bespreken we echter een wetsvoorstel dat uitbundig een extra duit doet in het zakje van de administratieve rompslomp. Ik kom daar uiteraard uitgebreider op terug, maar deze constatering brengt mij al wel bij de vraag, mede in het licht van de door de minister gestuurde brief, waarin hij nu al aanpassingen van deze wet aankondigt, of het niet beter is om deze wet niet te laten ingaan voordat het wetsvoorstel met aanpassingen is aangenomen. Feitelijk heeft de minister een novelle aangekondigd. Het is allereerst een vraag aan de Kamer, maar acht ook de minister het niet logisch dat deze Kamer de stemming aanhoudt tot die novelle er is? Ook vraag ik mij af of het inmiddels niet noodzakelijk is voor de uitvoerbaarheid dat er een integrale toelichting komt op de wetstekst, omdat deze nu zo versnipperd terug te vinden is in de wetsgeschiedenis, dat dit de uitvoerbaarheid onacceptabel schaadt.

Voorzitter. Het kernbezwaar van mijn fractie tegen de Wet zorg en dwang is gelegen in het punt van de uitvoerbaarheid. Ik vrees dat het stappenplan onvrijwillige zorg voor zorgmedewerkers onuitvoerbaar zal blijken te zijn. Dat was voor de Tweede Kamerfractie van de SGP reden om tegen dit wetsvoorstel te stemmen. Het was daarom een verrassing dat de minister juist over dit kernbezwaar een brief naar de Eerste Kamer stuurde, waarin hij aankondigde de uitvoerbaarheid van het stappenplan te vergroten. De minister gaat voorstellen dat een externe adviseur alleen geraadpleegd hoeft te worden als dit noodzakelijk is voor een goede zorgverlening. Wanneer dat precies het geval is, laat de minister nog in het midden. Graag hoor ik van de minister in welke situaties volgens hem extern advies ingewonnen moet worden. Kan hij toezeggen dat hij op dit punt de aanbeveling van het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) gaat volgen, zodat bij maatregelen die minder direct ingrijpen, externe advisering beperkt blijft tot een jaarlijkse advisering op groeps-, afdelings- of locatieniveau?

Ondanks de aangekondigde wijziging vreest de SGP dat de bijdrage van dit voorstel aan het vergroten van de praktische uitvoerbaarheid van het stappenplan beperkt is. In de praktijk is er behoefte aan substantiëlere wijzigingen dan alleen een wijziging rond het inwinnen van extern advies.

In de eerste plaats is het stappenplan soms ook van toepassing op vrijwillige zorg. Dat is bijvoorbeeld het geval als plaatsing van een bedhek nodig is bij een wilsonbekwame patiënt om te voorkomen dat hij uit bed valt. Ook als de vertegenwoordiger hiermee instemt en de cliënt zich niet verzet, wordt dit gezien als onvrijwillige zorg. Dat is raar, denk ik, want in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is dat niet het geval. En als zo’n wilsonbekwame patiënt in het ziekenhuis komt, zou zo'n bedhek ook probleemloos geplaatst mogen worden. Ik vind het daarom onjuist dat dit na overplaatsing naar een zorginstelling geproblematiseerd zou worden door de besluitvormingsprocedure voor onvrijwillige zorg van toepassing te verklaren. Ik vraag de minister daarom of hij de aangekondigde wetswijziging wil benutten om artikel 2, lid 2 van de Wet zorg en dwang te schrappen.

Mijn tweede voorstel voor vereenvoudiging betreft het beperken van de toepassing van het stappenplan tot die vormen van onvrijwillige zorg waarvoor nog geen professionele richtlijn is ontwikkeld door het veld. In de Tweede Kamer is een amendement ingediend om dit te regelen, zodat het stappenplan de functie van een vangnet krijgt en de administratieve lasten drastisch afnemen. Dat wil zeggen dat het alleen van toepassing is op onvrijwillige zorg, waarvoor geen professionele richtlijn tot stand is gekomen. Maatwerk krijgt hierdoor voorrang op een standaardprocedure én er wordt aangesloten bij de handelwijze bij het toedienen van medicatie. Het stappenplan uit de Wet zorg en dwang hoeft immers ook niet te worden doorlopen als volgens de professionele richtlijnen medicatie wordt voorgeschreven. Ook in artikel 8:5 van de Wet verplichte ggz wordt bepaald dat verplichte zorg op basis van richtlijnen wordt verleend. Ik vraag de minister daarom of hij bereid is het genoemde amendement alsnog op te nemen in zijn aangekondigde wetsvoorstel. Dát zou de administratieve lasten voor zorgmedewerkers pas echt verminderen.

Voorzitter, de Wet zorg en dwang bepaalt dat de Wet zorg en dwang-arts een "ter zake kundige arts" moet zijn. De minister heeft aangekondigd dat hij de mogelijkheid wil openen dat ook een gz-psycholoog en een orthopedagoog deze rol vervullen. Politiek is het natuurlijk wel de vraag hoe de minister de kansen van zijn voorstel in de Tweede Kamer inschat. Want als je het nog even naleest, is tijdens de plenaire behandeling van het amendement dat de Wet zorg en dwang-arts in de Wet zorg en dwang heeft geïntroduceerd expliciet de vraag aan de orde geweest of deze functie ook door niet-artsen ingevuld kan worden. De staatssecretaris stelde als voorwaarde voor steun van het amendement dat ook gedragskundigen deze rol zouden kunnen vervullen, maar de Tweede Kamer bleek niet bereid aan deze voorwaarde te voldoen. Waarom verwacht de minister dat de Tweede Kamer nu wel bereid zou zijn om de mogelijkheid te openen dat gedragskundigen als Wet zorg en dwang-arts fungeren?

Meer praktisch nog de volgende vragen. Wordt iedere zorgaanbieder vrij in de keuze om een arts of een gz-psycholoog, dan wel een orthopedagoog aan te wijzen als Wet zorg en dwang-arts? Gesteld dat onvrijwillige zorg bestaat uit de toediening van bepaalde medicatie, is een gz-psycholoog of orthopedagoog dan in staat om als Wet zorg en dwang-arts te beoordelen of dit wel nodig is? Of is het wellicht noodzakelijk om twee Wet zorg en dwang-artsen aan te wijzen, een arts én een gedragskundige?

Voorzitter. Sinds de tweede nota van wijziging van de Wet verplichte ggz bepaalt de Wet zorg en dwang dat zorgaanbieders alleen "een ter zake kundige arts" als zorgverantwoordelijke kunnen aanwijzen of iemand die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie van deskundigen. Helaas is deze ministeriële regeling nog niet beschikbaar, zodat we niet weten welke hulpverleners, naast artsen, de minister de mogelijkheid wil geven om deze rol op zich te nemen. In de memorie van antwoord liet de minister in het midden of degenen die nu in de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg het zorgplan vaststellen, respectievelijk een verzorgende niveau 3 en een persoonlijk begeleider niveau 4, dat kunnen blijven doen na inwerkingtreding van de Wet zorg en dwang. Kan de minister inmiddels wel duidelijkheid geven over dit voor de praktijk belangrijke onderwerp?

Voorzitter. De vierde nota van wijziging van de Wet zorg en dwang introduceerde de cliëntenvertrouwenspersoon (cvp) in de Wet zorg en dwang. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in 2013 is benadrukt dat die cvp onafhankelijk moet zijn van de zorgaanbieder. Uit de beleidsvisie op het vertrouwenswerk blijkt dat het zorgkantoor daarom op regionaal niveau moet zorgen voor de beschikbaarheid van vertrouwenswerk en de kosten daarvan doorberekent aan zorgaanbieders.

Dus zorgaanbieders zijn volgens de Wet zorg en dwang verantwoordelijk voor het vertrouwenswerk, maar kunnen daarop geen enkele invloed uitoefenen. Niettemin moeten zij wel de rekening betalen. Waarom is voor het doorbelasten van die kosten gekozen, aangezien de financiering in andere sectoren onafhankelijk van de zorgaanbieders gefinancierd wordt? Zou het niet logischer zijn om artikel 57 Wet zorg en dwang zo te wijzigen dat niet de zorgaanbieder verantwoordelijk is voor de beschikbaarheid van vertrouwenswerk, maar de minister?

Voorzitter. Tot slot bij deze wet nog een vraag over de relatie van de Wet zorg en dwang en het uitvoeren van euthanasie bij wilsonbekwame patiënten. Er zijn diverse voorbeelden bekend — kijk slechts naar de recente evaluatie van de euthanasiewet — waarbij mensen met dementie voorafgaand aan de dodelijke injectie sederende medicatie in de koffie of, zoals ook werd genoemd, in de appelmoes kregen om te voorkomen dat zij zich zouden verzetten tegen die dodelijke injectie. Soms werden zij met dit doel ook vastgehouden door intimi. Mijn vraag aan de minister is of hij kan bevestigen dat dergelijke dwangzorg — los van de vraag hoe je denkt over euthanasie — in ieder geval in strijd is met de Wet zorg en dwang en daarom niet acceptabel is.

Voorzitter. De Wet verplichte ggz. Zoals blijkt uit onze schriftelijke inbreng steunen wij de doelen van die wet, maar kennen wij ook hier wel de nodige zorgen over de uitwerking. Anders dan met de huidige wetgeving wordt verplichte zorg ook buiten de zorginstelling onder voorwaarden mogelijk. Ik verneem graag van de staatssecretaris hoe hij dit concreet voor zich ziet. Daarnaast zijn er zorgen geuit door zorgmedewerkers over hun eigen veiligheid. Welke oplossingen heeft de staatssecretaris daarvoor?

De SGP vindt het belangrijk om de Wet verplichte ggz mede te beoordelen in het licht van de zaak Van U. en het advies van de commissie-Hoekstra. Naar aanleiding daarvan is er veel debat geweest over de inmiddels weer door de Tweede Kamer geschrapte observatiemaatregel. In het verslag vroeg ik of er nu nog wel voldoende instrumenten zijn. De staatssecretaris gaf daarop aan dat een crisismaatregel alleen bij onmiddellijk dreigend ernstig nadeel mag worden ingezet, maar dat soms niet bekend is wat de ernst van het nadeel is en hoe acuut de situatie is. Betekent dit dat er nu feitelijk onvoldoende instrumentarium is om effectief te kunnen ingrijpen als er onvoldoende dreiging van onmiddellijk ernstig nadeel is? En hoe kan het gat dat daarmee geslagen is door het schrappen van de observatiemaatregel worden opgevuld, zodat onveilige situaties voor de samenleving worden voorkomen?

Voorzitter. Op het punt van de crisismaatregel krijg ik graag een nadere toelichting op de rol van de burgemeester. Volgens de wet moet de burgemeester de betrokkene eerst in de gelegenheid hebben gesteld om zijn of haar verhaal te doen voordat hij een crisismaatregel neemt. Is de burgemeester verplicht dit zelf te doen, of mag hij daar iemand voor mandateren? Kan de staatssecretaris nader toelichten welke afwegingen van de burgemeester worden verwacht voordat hij een crisismaatregel oplegt?

In de Wet verplichte ggz is geen wettelijke grondslag opgenomen op basis waarvan informatie met de politie kan worden gedeeld. Nu lees ik dat overleggen in het Veiligheidshuis bij kunnen dragen aan de informatievoorziening van de politie. Kan de staatssecretaris aangeven welke informatie hier precies gedeeld mag worden, zonder het beroepsgeheim te schenden? Kan hij daarnaast aangeven of de politie dan voldoende informatie krijgt om veiligheidsrisico's adequaat te kunnen inschatten?

Voorzitter. De Wet forensische zorg. In de eerste termijn is al heel uitvoerig over dit wetsvoorstel gesproken. De belangrijkste doelen van dit voorstel worden ook gesteund door de SGP: de juiste patiënt op de juiste plek, het creëren van voldoende forensische zorgcapaciteit, kwalitatief goede zorg gericht op de veiligheid van de samenleving en een goede aansluiting tussen de forensische en de curatieve zorg. Door het bieden van goede zorg als onderdeel van de straf moet herhaling van strafbare feiten worden teruggedrongen. Wanneer iemand een strafbaar feit pleegt, is een duidelijke en strenge straf op zijn plaats. Het doel van zo'n straf is het recht doen aan het geschonden recht, genoegdoening voor dat wat verkeerd is gedaan. Maar het is ook belangrijk dat de samenleving wordt beveiligd tegen het gedrag van betrokkene. Bovendien is het belangrijk dat een dader werkt aan zijn of haar gedrag. Wie immers alleen maar hard straft en niet tegelijkertijd er alles aan doet om iemand ook tot het inzicht te laten komen dat zijn gedrag niet getolereerd kan worden, heeft ten diepste nog maar een deel bereikt.

De vreselijke gebeurtenissen rond de moord op Anne Faber hebben opnieuw duidelijk gemaakt dat er niet alleen een goed stelsel moet zijn, maar dat ook de praktijk erop gericht moet zijn om de samenleving te beschermen. Zeker, niet incidenten moeten leidend zijn voor het beleid, maar er moet een systeem zijn waarin alles op alles wordt gezet om personen die een gedwongen behandeling nodig hebben die ook te laten krijgen. De gruwelijke voorbeelden die langskomen, laten echter zien dat er nog wel het nodige mis is. De SGP heeft de indruk dat rechters nauwelijks zelfstandig tbs op durven te leggen als de betrokkene weigert om mee te werken aan een psychiatrisch onderzoek. Hoe kan het dat er niet veel sneller alarmbellen gaan rinkelen wanneer iemand niet meewerkt aan onderzoek? Zijn er wel voldoende mogelijkheden om verdachten toch te bewegen om mee te werken aan onderzoek? Moet het niet mogelijk zijn om dat af te dwingen? Als iemand weigert mee te werken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum, vormt dit wetsvoorstel dan geen enkele belemmering om ervoor te zorgen dat hij goed en lang genoeg geobserveerd kan worden? Het wetsvoorstel forensische zorg biedt de nodige handvatten. Het wordt tijd dat dit voorstel kracht van wet krijgt. Het grote belang van de continuïteit van zorg als de strafrechtelijke termijn voorbij is, staat buiten kijf. Het is belangrijk dat er een zo goed mogelijke afstemming plaatsvindt, zowel voorafgaand aan als na de tbs.

In een manifest van tbs-advocaten wordt onder meer gesproken over het aanpakken van het grote verloop in het personeelsbestand. Ook dat is van wezenlijk belang. Juist in zo'n sector, waar veel met moeilijke gevallen, complexe problemen en het risico op levensgevaarlijke strafrechtelijke delicten gehandeld wordt, is het belangrijk dat er sprake is van grote mensenkennis en inzicht in de verschillende soorten gedrag. Ervaring is hiervoor heel nodig. Heeft de minister de indruk dat de sector voldoende maatregelen treft om grote doorstroom te voorkomen? En ziet hij wellicht mogelijkheden om hier ook vanuit het Rijk nog nadere invulling aan te geven?

Ik dank u en ik zie uit naar de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Dijk. Ik geef het woord aan mevrouw Baay.