Verslag van de vergadering van 6 februari 2018 (2017/2018 nr. 18)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.10 uur
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Mijn fractie bedankt de indienster en de minister voor de beantwoording van onze vragen in de eerste termijn van vorige week. Ook dank ik de indienster voor de brief die zij ons afgelopen vrijdag stuurde. Het heeft onze positie in dit debat niet veranderd. Het is voor ons, ook na lezing van die brief, nog steeds twijfelachtig of we met ADR wel op de goede weg zijn, mede om een grotere donorbereidheid te verkrijgen.
Voorzitter. Vorige week heb ik uiteengezet dat ons kernprobleem met deze wet is dat mensen die niet expliciet toestemming hebben gegeven voor het uitnemen van hun organen, toch als donor worden geregistreerd. We kennen echter niet de motieven van de mensen die niet reageren op brieven. We kunnen er niet van uitgaan dat zij geïnformeerd een beslissing hebben genomen. We kunnen hen daarom niet in het geenbezwaarregister opnemen.
Donatie van iemands organen moet gebaseerd zijn op een welbewuste persoonlijke beslissing. De indienster schrijft dat het uitgangspunt van de wet is "dat iemands eigen wens wordt opgevolgd". Maar in het geval van "geen bezwaar" is er niets met zekerheid over die eigen wens te zeggen. Dat is een aanname. Dat moeten we zo niet willen bij beslissingen over het eigen lichaam.
Voorzitter. In het debat van vorige week werd het accent gelegd op de rol van de nabestaanden. Daarover werd helderheid gevraagd. Daarover is een brief gekomen, maar de helderheid is wat ons betreft niet geboden. De nabestaanden hebben het laatste woord, zo wordt gesteld, maar geen veto. Verscheidene collega's hebben al gevraagd naar de betekenis van dit verschil; dat doen wij ook.
De artsen zullen als professionals wegen wat zij hebben te doen in de gegeven situatie, maar zij zullen de geenbezwaarregistratie als een "ja" hebben te interpreteren. Tegelijkertijd moet de informatie van de nabestaanden worden gevolgd, schrijft de indienster. Dat laat nog veel vragen open en kan aanleiding zijn voor veel verwarring.
Voorzitter. Ik gaf vorige week al aan dat we binnen het huidige systeem ook verder kunnen komen als we het aantal familieweigeringen weten terug te dringen. Dat is die 66%. Dat levert directe winst op in het aantal daadwerkelijke donoren. Het ADR-systeem richt zich op het verhogen van het aantal registraties, wat nog niet hetzelfde is als het aantal donaties. De indienster benadrukt in haar brief de rol van nabestaanden en de mogelijkheid die zij hebben om te weigeren. Is het niet veel beter om te werken aan bewustwording in families om wel over te gaan tot donatie? Wat is precies de winst ten opzichte van de huidige situatie, waarin niet-geregistreerden ook altijd als donor in aanmerking kunnen komen en er overleg met de familie plaatsvindt? Nogmaals, als we het aantal familieweigeringen binnen het huidige systeem weten terug te dringen, doen we ook iets heel belangrijks. Graag een reactie van de indienster daarop.
Voorzitter. Dan is er nog de prijs van het uithollen van artikel 11 van de Grondwet. De onaantastbaarheid van het lichaam is een onvervreemdbaar recht. Dat maakt de status van dat recht anders dan die van artikel 22, waar vaak naar wordt verwezen. Op dat onvervreemdbare recht van de onaantastbaarheid van het lichaam maakt deze wet inbreuk. Aan de bescherming die artikel 11 aan burgers biedt, komt automatisch een einde als de burger zelf geen keuze maakt, als hij niets doet dus. De burger zou echter gevrijwaard moeten blijven van deze inbreuk zonder daarvoor zelf iets te hoeven doen. Dat betekent dat er alleen op basis van informed consent van uit kan worden gegaan dat er met deze inbreuk wordt ingestemd. En daaraan ontbreekt het nu juist in het geenbezwaarsysteem. Er wordt gezegd, ook door de indienster in haar brief, dat de wet deze inbreuk rechtvaardigt door wat de wet stipuleert, bijvoorbeeld op grond van artikel 22, met verwijzing naar het algemeen gezondheidsbelang. Dan moet de inbreuk, waarbij dus voorbijgegaan wordt aan informed consent, gerechtvaardigd worden op grond van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit van de wet. Maar dat alles staat niet onomstotelijk vast. Dat heeft het debat van vorige week ook aangetoond. Er is nog een alternatief. Er zijn andere middelen in te zetten. Er moet hoe dan ook een grote voorlichtingscampagne worden opgezet. Of deze wet doelmatig is, kan niet met zekerheid worden gezegd. Om voor dat onzekere doel de onaantastbaarheid van het lichaam kwestieus te maken, gaat onze fractie te ver.
Voorzitter. Onze fractie zal tegen deze wet stemmen, maar we stellen het wel op prijs om antwoorden op onze vragen te ontvangen van de indienster en de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Don.