Plenair Sent bij behandeling Wet verdringingstoets



Verslag van de vergadering van 6 maart 2018 (2017/2018 nr. 21)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag behandelen wij het initiatiefwetsvoorstel van het Tweede Kamerlid Karabulut. Graag wil ik haar namens mijn fractie bedanken voor het harde werk dat zij hiervoor heeft verricht. Wij steunen het doel van haar wetsvoorstel. Met de initiatiefneemster is de PvdA van mening dat werknemers in loondienst en zelfstandigen zonder personeel beschermd dienen te worden tegen oneerlijke concurrentie door onbetaalde of laagbetaalde krachten. De antwoorden op onze schriftelijke vragen hebben mijn fractie er echter nog niet van overtuigd dat het wetsvoorstel het juiste middel is om dat doel te bereiken. Graag maken wij dan ook gebruik van de gelegenheid om plenair met de initiatiefneemster en met de staatssecretaris hierover van gedachten te wisselen.

Voorzitter. Een fatsoenlijke arbeidsmarkt, dat is waar de PvdA voor knokt: een arbeidsmarkt waar mensen niet worden gezien als kostenpost waarop je zo veel mogelijk bezuinigt, maar als het grootste kapitaal van een bedrijf, waarin je juist investeert. Onderbetaling, oneerlijke concurrentie en ongewenste verdringing moeten worden aangepakt. Soms kan verdringing gewenst zijn. Als je mensen een kans geeft om een plek te krijgen op de arbeidsmarkt, ga je al snel verdringen, zo constateert mijn fractie. Het gaat er volgens ons dus niet om of je wel of niet verdringt, maar of er sprake is van ongewenste verdringing. Immers, bij gelijke kansen voor mannen en vrouwen wordt de kans voor mannen kleiner en is er dus sprake van verdringing. De meesten onder ons zullen dit juist positief waarderen. Dit geldt voor alle vormen van het vergroten van kansen van mensen die nu een afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Verdringing wordt een probleem als zij leidt tot nieuwe voorkeursposities omdat meer dan de achterstand wordt gecompenseerd.

Voorzitter. Mijn fractie plaatst vraagtekens bij de noodzaak van het voorliggende wetsvoorstel. De gemeente Uden, bijvoorbeeld, heeft de afgelopen coalitieperiode ruim 500 mensen weten te begeleiden naar betaald werk. Nooit is ongewenste verdringing aan de orde geweest. Dat is ook niet zo verwonderlijk. De doelgroep, met een loonwaarde tussen de 30% en 70%, is qua competenties immers niet vergelijkbaar met reguliere werknemers. Met allerlei financiële ondersteuningsmaatregelen zouden zij goedkoper zijn dan mensen die tegen het minimumloon werken. Meent de initiatiefneemster dat een werkgever, gezien de andere competenties, op basis hiervan duurdere krachten gaat wegsturen? Dat is niet de ervaring in Uden. Werkgevers nemen mensen van de gemeentelijke doelgroep aan vanuit sociaal-maatschappelijke overwegingen. Tal van ondernemingen en overheden zijn aangesloten bij de stichting Aan het werk, met als doel mensen met een mindere loonwaarde in hun bestand op te nemen en aan het werk te krijgen, en dat met verbluffende resultaten. Maar ik loop vooruit op mijn laatste punt en wil eerst nog stilstaan bij een aantal andere onderwerpen, waaronder de uitvoerbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel.

Voorzitter. De schriftelijke behandeling van het voorliggende wetsvoorstel heeft mijn fractie namelijk niet gerustgesteld dat de verdringingstoets uitvoerbaar is. Met de Raad van State acht mijn fractie de inhoud van het begrip "verdringing" minder duidelijk omlijnd dan de initiatiefneemster suggereert. Zij beoogt een heldere definitie van het begrip "verdringing van betaalde arbeid" te geven, maar deze roept juist vragen op, want wanneer is iets nu verdringing? Dat is niet zo helder als het wetsvoorstel doet vermoeden. En wanneer is er nu sprake van gewenste verdringing en wanneer van ongewenste? Bij grensgevallen wordt het altijd lastig. Als je de functie bijvoorbeeld net iets anders maakt, mag het dan wel? En wat als achteraf blijkt dat er sprake was van ongewenste verdringing? Welke instrumenten hebben gemeenten daarvoor in handen, zo vragen wij de initiatiefneemster.

De heer Köhler i (SP):

Mevrouw Sent schetst dat ook bij de nieuwe nu voorgestelde definitie van het begrip "verdringing" nog veel interpretatieproblemen mogelijk zijn. Dat snap ik, maar hoe waardeert ze dan de huidige situatie, waarin het begrip "verdringing" nog veel minder duidelijk omschreven is? Is dat überhaupt te interpreteren door de gemeenteambtenaren bij de uitvoering van de Participatiewet?

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik denk dat de huidige situatie duidelijk maakt dat het soms heel erg lastig is om onderscheid te maken tussen gewenste en ongewenste verdringing. In de huidige praktijk zien we dat en we zien het ook in het voorliggende wetsvoorstel.

Het voorliggende wetsvoorstel brengt extra uitvoeringslasten voor gemeenten met zich mee. Zo dienen zij tevens te controleren op verdringing bij contracten in het kader van de Participatiewet waarbij zij tot nu toe niet actief partij waren. Bovendien wordt van gemeenten gevraagd om al in gang gezette trajecten te toetsen op verdringing. Dat is een niet onaanzienlijke taak. Daarom heb ik namens mijn fractie de initiatiefneemster bij de schriftelijke vragenronde gevraagd om het voorliggende wetsvoorstel te vergezellen van een uitvoeringstoets en een realistische berekening van de werkelijke kosten die met het wetsvoorstel gemoeid zijn. Kan zij mondeling bevestigen dat zij daartoe niet bereid is?

Op een toetsingscircus zit niemand te wachten en het kind van de rekening is zeer waarschijnlijk de persoon met de zogeheten afstand tot de arbeidsmarkt. Dat breng mij bij het volgende punt. Door het invoeren van een toets op verdringing wordt voorkomen dat de inzet van mensen met een uitkering tot verdringing van betaalde arbeid leidt, zo stelt de initiatiefneemster. Maar wat als een toets op verdringing gemeenten belemmert bij de re-integratie van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt? Hier is juist maatwerk gewenst. Daarbij zijn activeringstrajecten, leerbanen, het werken met behoud van uitkering en proefplaatsingen waardevolle instrumenten om kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te behouden. Mijn fractie acht het onwenselijk dat effectieve re-integratie-instrumenten geheel of gedeeltelijk geblokkeerd worden. Is de initiatiefneemster het met ons eens dat dergelijk maatwerk juist op lokaal niveau, in samenspraak met sociale partners, geleverd dient te worden?

Ten slotte heeft mijn fractie op het punt van ongewenste neveneffecten nog een vraag over aanbestedingen met een social return. Deelt de initiatiefneemster onze zorg dat toetsing vooraf vanwege de bureaucratische last voor de ondernemer prijsopdrijvend werkt en bovendien kan leiden tot aarzeling om nog in te schrijven? Graag een reactie op dit punt.

Met de Raad van State ziet mijn fractie geen dragende motivering om nu al in te grijpen in de Participatiewet. En met de Raad van State is mijn fractie van mening dat de huidige wetgeving op tal van plaatsen reeds voorziet in de plicht tot toetsen op ongewenste verdringing. De Participatiewet verbiedt immers verdringing. Het gevolg is dat gemeenten het tegengaan van verdringing op uiteenlopende manieren borgen. Zo heeft de gemeente Leiden, om een willekeurig voorbeeld te noemen, in de verordening staan dat geen verdringing mag plaatsvinden. De gemeenteraad is daar heel kritisch op. Dit kan op de instemming van mijn fractie rekenen. Immers, de uitvoering van de Participatiewet en het toezicht daarop horen plaats te vinden in de lokale politiek. Het voorliggende wetsvoorstel beperkt daarentegen de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering en de controlerende taak van de gemeenteraad. Mijn fractie meent juist dat er aansluiting dient te blijven met het principe van decentralisatie.

Een mooi voorbeeld van lokaal verantwoordelijkheid nemen is het gebruik van de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) van TNO. Deze is wetenschappelijk onderbouwd en uitgegroeid tot landelijk erkende norm voor inclusief ondernemerschap en inclusieve werkgevers. Een groot aantal steden in Oost-Brabant, waaronder Eindhoven, gebruikt deze voor de beoordeling van social return bij aanbestedingen. Immers, het risico op verdringing bij social return bij aanbesteding is groot. Het loont namelijk om reguliere werknemers te vervangen door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt maar deze vervolgens na afloop van de aanbesteding weer te ontslaan, want als ze doorgroeien worden bedrijven niet beloond bij de volgende aanbesteding. Door gebruik te maken van de PSO voorkomen de Oost-Brabantse gemeenten verdringing en belonen ze bedrijven die mensen duurzaam een kans geven. Er wordt samen met wethouders in onder andere Amsterdam, Apeldoorn, Leeuwarden en Den Bosch aan gewerkt dit in heel Nederland uitgerold te krijgen.

Voorzitter. Dan heeft mijn fractie nog een vraag voor de staatssecretaris, die ik allereerst van harte welkom heet in de Eerste Kamer. Haar collega van BZK heeft in een brief aan de Eerste Kamer op 6 februari 2017 uiteengezet dat het wetgevingsproces omtrent initiatiefwetsvoorstellen minder kwaliteitswaarborgen kent, waardoor kan blijken dat de financiële doorrekening en de gevonden dekking ontoereikend blijken. Is de staatssecretaris het met mijn fractie eens dat de werkelijke kosten van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel pas inzichtelijk worden wanneer de criteria bij AMvB zijn uitgewerkt en uitvoeringstoetsen hebben plaatsgevonden? En is zij het met ons eens dat de bedragen in de tabel in de memorie van toelichting hoe dan ook te laag geraamd lijken?

Voorzitter. Ongewenste verdringing moet worden vermeden volgens de PvdA; laat daar geen misverstand over bestaan. Tegelijkertijd vraagt de Participatiewet creativiteit en het opzoeken van nieuwe arrangementen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam aan het werk te helpen. Daar is maatwerk en experimenteerruimte voor nodig. Hoe meer de uitvoering vanuit de rijksoverheid wordt gestuurd, hoe lastiger het wordt om die noodzakelijke ruimte te vinden en te benutten. En natuurlijk is er kaf onder het koren van werkgevers en re-integratiedienstverleners; laat daar ook geen misverstand over bestaan. Dat moet worden aangepakt. De PvdA vertrouwt gemeenten dit binnen de kaders van de Participatiewet toe. Om een van onze wethouders te citeren: het voorliggende wetsvoorstel is een typisch voorbeeld van een goede bedoeling die in de uitvoering niet werkt en haaks staat op de lokale beleidsvrijheid die hoort bij de drie decentralisaties.

Voorzitter, ik rond af. Zoals de filosoof Derrida al heeft beargumenteerd, betekent iedere toepassing van een regel meteen de vernietiging van de regel. De Participatiewet stelt gemeenten voor een uitdagende taak en het beeld van veel regels dient vooral bij werkgevers niet versterkt te worden. De PvdA ziet de aandacht liever gericht op een inclusieve arbeidsmarkt, op het stimuleren van werkgevers en op zelf als overheid het goede voorbeeld geven. Dat levert naar onze mening veel meer op voor de mensen om wie het gaat dan nog meer regels. Wij kijken uit naar de antwoorden van de initiatiefneemster en de staatssecretaris op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.