Verslag van de vergadering van 10 april 2018 (2017/2018 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.42 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Hoewel dit sowieso de eerste Europese Algemene Beschouwingen zijn met dit kabinet, spreken we toch alweer met de tweede minister van Buitenlandse Zaken. Hopelijk zal hij het komende bezoek aan Rusland wel politiek overleven. Uiteraard is het ook fijn om een voor ons zo vertrouwd gezicht aan de ministerstafel te zien.
Voorzitter. Het Europese dak repareren als het goed weer is, lijkt in Berlijn en Parijs meer een economische volkswijsheid dan in Den Haag. Het EMU-project is nooit af geweest en het besef dat de unie van markt en munt niet zonder een fiscale en sociale unie kan, lijkt daar te zijn ingedaald. En wat doet Nederland? Dat zit op de centen, kijkend naar het nationale belang op korte termijn in plaats van naar het Europese belang op lange termijn, met een wat bredere visie. Wij horen vooral "niet méér geld voor de EU-begroting", alle nieuwe uitdagingen voor de EU ten spijt. De heer Schaap sprak treffend van een kruideniersmentaliteit: geen Europese minister van Financiën, en tegenwerken bij de aanpak van belastingontwijking. De regering lijkt nog altijd uit te gaan van het misverstand dat het Europese belang en het nationale belang tegenover elkaar staan. De lessen uit de crisis hebben de Nederlandse benadering kennelijk nog niet helemaal bereikt.
"Het eigen huis op orde"; dat zijn de woorden van de regering om te benadrukken dat lidstaten hun financiële problemen vooral eerst zelf moeten oplossen. Maar ook onze huizen hebben een gemeenschappelijk fundament met een gedeelde verantwoordelijkheid in Europa. De financiële crisis van tien jaar geleden heeft gaten geslagen in die fundamenten, die nog niet zijn hersteld, met in een aantal landen stevige sociale achteruitgang tot gevolg. Met massale jeugdwerkloosheid met gemiddeld 25% in de EU en soms meer dan 50% in een aantal lidstaten, lopen we het risico van verloren generaties. Miljoenen Europeanen meer leven in armoede dan voor 2008 en het vertrouwen in de EU en haar instituties is fors gedaald.
De werkgelegenheid stijgt, maar het aantal onzeker werkenden navenant. De euro is gered en de economie groeit en toch is het inkomen van de gemiddelde Europeaan gestagneerd of zelfs significant gedaald en zijn publieke voorzieningen versoberd. Grote bedrijven en aandeelhouders maken weer forse winsten en ontwijken belastingen, vaak via Nederland, terwijl de lasten van Europese burgers zijn gestegen. Het vertrouwen in de euro is hoog maar het herstel leunt in grote mate op de duizenden miljarden die de ECB heeft bijgedrukt. De groeiende ongelijkheid tussen arbeid en kapitaal is economisch onwenselijk en politiek uiteindelijk ook onhoudbaar. Als burgers hun belangen niet behartigd zien in de EU, zal het draagvlak alleen nog maar verder afnemen. Ziet de regering dit gevaar en deelt ze onze visie dat een sterke euro ook vergt dat werkloosheid en armoede worden bestreden en er gestreefd wordt naar een inclusieve en duurzame economie in alle lidstaten?
Het tegenovergestelde lijkt eerder te gebeuren. De strenge en op dubieuze economische gronden gebaseerde begrotingsregels hebben de bezuinigingen aangejaagd ten koste van burgers. Kan de minister uitleggen waarom Nederland vasthoudt aan die eenzijdige kijk op begrotingsdiscipline? We weten toch inmiddels dat ook landen met keurige overheidsfinanciën alsnog niet levensvatbaar kunnen blijken te zijn? En we weten inmiddels toch ook hoe belangrijk andere criteria zijn voor een duurzame en gezonde economie? Toch worden meer ruimte voor de markt en multinationals, snijden in sociale zekerheid en publieke sector en een stringente begrotingsdiscipline nog steeds als de enige logische oplossing gepresenteerd. De crisis uit 2008 heeft geleid tot een bankenunie, toezicht op de financiële sector, het ESM en de kapitaalmarktunie. Maar de problemen zijn nog allerminst opgelost. Banken zijn nog steeds too big to fail, schulden zelfs nog groter geworden, net als de onderlinge economische verschillen in de EU. Erkent ook de regering dat we er nog lang niet zijn, dat we misschien ergens halverwege zitten? En welke conclusies trekt zij daaruit?
Wijze voorstellen zijn er genoeg: een bindende leverage ratio voor de banken, significant hogere kapitaalbuffers, stevige aanpak van belastingontwijking, voorstellen voor minimumtarieven voor winstbelasting en belastingen op grote techbedrijven. Maar Nederland zegt nee, nee en nog eens nee. Nederland staat op de rem. Hoe komt dat toch? Als we de EU en de EMU veerkrachtiger willen maken, kunnen we beter ook de economische onderlinge afhankelijkheid erkennen, solidariteit organiseren door stevige buffers in te bouwen en risico's delen zoals met een stabiliteitsfonds en een Europees depositogarantiestelsel. Dat zou de correlatie tussen banken en staatschulden kunnen verminderen en dus ook de muntunie stabieler maken. Een dergelijke benadering vergt ook inhoudelijk een meer gezamenlijke koers door middel van een aantal minimumnormen.
Het kabinet lijkt hierbij echter te zwalken: wel de economische verbinding, maar niet de consequenties daarvan. Met als gevolg dat er ook geen gezamenlijk beleid ontstaat voor een echt gezonde en duurzame EMU, zoals dat bijvoorbeeld zou kunnen door afspraken over minimumlonen en eerlijkere Europese belastingen. Het grootste doel van de EMU zou toch moeten zijn dat het leidt tot gezamenlijke en eerlijke vooruitgang met meer banen en zekerheid in Europa, of ziet de regering dat anders? Ik neem aan dat de regering ook wil voorkomen dat straks Europese burgers opnieuw opdraaien voor de uitwassen van het financiële systeem. Hoe denkt zij dan zonder verdergaande stappen de controle te krijgen die nodig is over de financiële markten?
Duitsland en Frankrijk erkennen wel het momentum om het EMU-bouwwerk te verstevigen. Waar Nederland achteruit hangt, zien deze landen een vlucht naar voren als de enige oplossing om nieuwe crises voor te zijn. Vreest het kabinet niet dat Nederland met zijn opstelling buitenspel komt te staan? Blijft de regering volharden in het zoeken naar coalities met de kleine noordelijke landen om verdere integratie tegen te gaan, budgetten laag te houden en soevereiniteit zoveel mogelijk te behouden? Of wil zij misschien toch samen met medeoprichters Duitsland en Frankrijk constructief werken aan een socialere, fiscale en economische monetaire unie? Tot mijn vreugde hoor ik hier drie van de vier coalitiefracties zich daar ook enthousiast over uitspreken. Dat geeft wel te denken. Nederland zal harde klappen krijgen door de brexit, de huizenmarkt is al overspannen en onze private schuld is een van de grootste van Europa. Ook wij hebben meer baat bij verzekeringen. Ik zou zeggen dat wij als relatief kleine lidstaat ook meer baat hebben bij een meer communautaire aanpak, zoals de heer Backer net al aangaf.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik deel geheel de analyse van collega Strik over wat zij noemt de toenemende ongelijkheid tussen arbeid en kapitaal in Europa, de sociale gevolgen van de eenzijdige nadruk op de bezuinigingspolitiek en dergelijke in allerlei landen in Europa. Nu stelt zij met verwijzing naar de plannen van Frankrijk en Duitsland dat die landen kiezen voor een vlucht naar voren als het gaat om de verdieping en de verdere uitbouw en ontwikkeling van de economische monetaire unie. Daarin lijkt de suggestie besloten te liggen dat dat dan die sociale problemen zou adresseren. Ik wil dat graag even verduidelijkt hebben. Mijn analyse zou zijn dat de euro, in ieder geval zoals die is vormgegeven, slechts heeft bijgedragen aan die toenemende ongelijkheid tussen landen en ook binnen landen en aan de toenemende armoede in landen als Griekenland et cetera. Waar zit in de plannen van Macron de oplossing voor de problemen die mevrouw Strik heeft geïdentificeerd?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dank voor de vraag. Die refereert een beetje aan het debat dat wij net hadden. Het is goed om aan te geven dat wij op een tweesporenbeleid zitten. Enerzijds zien wij de noodzaak van meer risicodeling en het versterken van de economische samenwerking, maar wij willen niet alleen op de huidige weg doorgaan. Daarom heb ik benadrukt dat wij andere criteria moeten nemen om te kijken naar begrotingen, om die af te rekenen. Wij moeten niet alleen landen ertoe aanzetten om meer te bezuinigen en meer de publieke sector klein te maken en dergelijke, maar echt kijken wat nodig is om te zorgen dat alle lidstaten meer een sociale koers gaan varen en dat er meer gelijkheid en welvaart in die landen komt. Dat betekent dus niet alleen blind achter deze twee landen aan gaan, maar tegelijkertijd ook heel kritisch naar de begrotingsmechanismen en de beoordeling kijken. Daarom heb ik bepleit dat wij ook op sociaal beleid wat meer afspraken met elkaar maken, dus juist afspreken dat er minimumlonen moeten worden vastgesteld, al wil dat niet zeggen dat die overal geharmoniseerd moeten zijn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik heb veel sympathie voor de gedachtegang van mevrouw Strik, maar mijn vraag was waar zij dat terugziet in de plannen van Macron, bijvoorbeeld als het gaat om de verdieping van de EMU, om de andere criteria en de sociale dimensie. Eerlijk gezegd heb ik daar concreet nog weinig van gezien. Of zegt zij dat we die plannen niet zozeer moeten tegenhouden maar moeten versterken in die richting?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Precies. Wij zeggen dat terug stappen geen optie is. Wij moeten vooruit. Wij moeten dat bouwwerk verstevigen maar ook amenderen door te zorgen dat er meer een inhoudelijke en sociale koers wordt ingezet in de lidstaten.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot op dit punt, heel kort. Ik volg dat goed, maar stel dat dat niet lukt, dat u daar de meerderheid niet voor krijgt, dat het kabinet niet naar u luistert, dat andere lidstaten een andere weg kiezen en dat de EMU vervolgens toch verdiept wordt. Welke consequenties trekt u daar dan uit? De sociale dimensie staat eerlijk gezegd al twintig jaar hoog op de agenda van links Europa, maar we hebben die nog steeds niet gerealiseerd gezien. Wat is dan het alternatief?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Wij redeneren vanuit het ideaal zoals wij vinden dat Europa eruit moet zien. Daarom haken wij hier graag aan. Wij zien wel de voordelen van de plannen om meer aan risicodeling te denken en niet alleen maar elk land voor zich. Daar zijn wij sowieso voorstander van. Verder gaan wij er niet zonder meer van uit dat wij helemaal geen invloed zullen hebben op de ontwikkeling van die plannen. Daarvoor vinden wij het belangrijk dat er een sterk Europees parlement is met partijen die juist op het belang hiervan hameren en die daar invloed op gaan uitoefenen.
De Europese Commissie komt met voorstellen om het Europees Stabiliteitsmechanisme en het begrotingspact in Europese wetgeving te gieten. Wij steunen dat voorstel, maar daarbij zouden de financiële noodsteun en hervormingsprogramma's wel onder democratische controle tot stand moeten komen en niet klakkeloos worden gekopieerd. Zo kunnen de eenzijdige begrotingsregels aan een kritische evaluatie worden onderworpen. Eigenlijk is dat al een beetje het antwoord op de vraag van de heer Van Apeldoorn. Financiële steun in ruil voor hervormingen kan effectief zijn, maar dan wel hervormingen die leiden tot structurele oplossingen voor sociaaleconomische problemen. Graag een reactie van de regering.
Voorzitter. Onze financieel-economische situatie is uiteraard ook afhankelijk van ontwikkelingen in andere delen van de wereld. Dat geldt voor veel onderwerpen. Klimaat, stabiliteit, hardnekkige conflicten, armoede en ongelijkheid, maar ook de effecten van globalisering en technologische ontwikkelingen maken dat de EU zich niet achter de dijken kan verschansen. Lange tijd vervulde de VS de rol van bemiddelaar en initiator, maar nu draagt het land eigenlijk vooral bij aan beschadiging van processen in plaats van aan oplossingen.
De heer Knapen heeft gelijk. De EU kenmerkt zich door soft powers, maar wat ons betreft is dat niet per definitie krachteloos. We moeten die soft powers wel willen inzetten. Neem bijvoorbeeld de mensonterende oorlog in Syrië, waar de Veiligheidsraad klem zit door de positie van met name Rusland en China. De EU is de grootste donor voor hulp aan getroffenen door de oorlog in Syrië, maar speelt geen hoofdrol bij de oplossing van het conflict. Zou dit nu niet het momentum zijn om onze rol te versterken? Ook de agressie van de Israëlische regering jegens de Palestijnse bevolking leidt niet tot gepaste reacties op het wereldplatform. De impasse in het conflict in het Midden-Oosten wordt alleen maar dieper. Is ook hier niet een steviger bemoeienis van de EU vereist? Het EU-buitenlandbeleid wordt niet zelden ondermijnd door verschillende nationale prioriteiten en agenda's. Zouden we eigenlijk toch niet beter kunnen kiezen voor meer effectiviteit door vaker met één mond te spreken? Met een meer geharmoniseerd buitenlandbeleid verliezen we misschien hier en daar wat vrijheid, maar winnen we aan slagkracht. Als dat dan niet lukt met 27 lidstaten, dan toch op z'n minst met een versterkte samenwerking met de landen die willen. Eigenlijk sluit ik daarmee een beetje aan bij wat de heer Knapen voorhad. Graag een reactie.
Voorzitter. Het Europa dat uit de as van de Tweede Wereldoorlog herrees, wist dat het moest gaan samenwerken om elkaar niet langer te bestrijden. Samenwerking is nog steeds het beste recept tegen instabiliteit. Toch zijn er nog veel instabiele regio's aan de randen van Europa, die wel degelijk ook onze stabiliteit raken. Denk maar aan Oekraïne en Rusland, aan het Midden-Oosten en aan Libië. Maar ik denk nu vooral aan de Westelijke Balkan, waar een wenkend perspectief al sinds de Balkanoorlog, en nog steeds, ver te zoeken is. Zo ver, dat de landen weerloos zijn tegen kwalijke invloeden en desinformatie van buitenaf. Verder afglijden ligt op de loer. De landen kampen met hoge werkloosheid, hardnekkige corruptie en nepotisme, en nog altijd met etnische spanningen. Erkent de minister het wederzijdse belang om hen te leiden naar democratische en welvarende rechtsstaten? Nu lijkt het alsof we maar twee opties hebben, namelijk financiële ondersteuning bieden of toetreding. Aan de criteria van toetreding voldoen ze nog lang niet, maar is het niet van groot belang dat we hen wat actiever ondersteunen om wel in die fase te geraken? De woorden van de heer Schaap zijn mij wat dat betreft uit het hart gegrepen. Is EU-steun op dit moment in de ogen van de minister voldoende, en welke inzet is hij bereid te plegen om te zorgen dat deze landen zich in de goede richting gaan ontwikkelen?
Voorzitter. De samenwerking die we met onze buurlanden aangaan, wordt, zo lijkt het wel, steeds vaker eenzijdig ingegeven door eigenbelang, waarmee we langetermijneffecten, waarden en gelijkwaardigheid soms te veel uit het oog verliezen. Neem migratie. Mijn fractie is groot voorstander van een integrale aanpak in het buitenlandbeleid: verschillende doelen samenbrengen in samenhangend beleid. Die integrale benadering van de EU echter brengt enkel de migratiedoelstelling aan de top. Daarvoor worden andere beleidsdoelen ingezet, ook als dat ten koste gaat van die eigen doelstellingen. Zo ziet de EU migratie als topprioriteit bij de opvolger van de Cotonou-akkoorden, terwijl de doelen van Cotonou zijn: versnelling van economische en sociale ontwikkeling, vrede en veiligheid, en mensenrechten. Wat betekent deze EU-strategie voor de duurzame hervormingen en ontwikkelingen in die landen? Heeft de regering oog voor de averechtse effecten van zo'n eenzijdige benadering? In de ECOWAS bijvoorbeeld leidt de Europese agenda van grensbewaking steeds meer tot stilstand van het vrije verkeer van personen aldaar, terwijl de landen in grote mate juist afhankelijk zijn van regionale samenwerking. Het prioriteren van onze belangen bij grensbewaking in het EU-buitenlandbeleid gaat niet zonder ondermijning van de oorspronkelijke doelen. Graag een reactie van de minister.
Ook bij het Europees nabuurschapsbeleid, dat beoogt om de mensenrechten en rechtsstatelijke ontwikkelingen in de buurlanden te bevorderen, zien we deze eenzijdige prioritering. Bovenaan ons lijstje staan het aanscherpen van hun grenscontroles, het tegenhouden van migranten en de overname van ongedocumenteerde migranten en zelfs vluchtelingen, ook als die landen geen fatsoenlijk beschermingssysteem hebben voor asielzoekers en vluchtelingen, en zelfs als de mensenrechten van migranten en vluchtelingen flagrant worden geschonden, met ondersteuning van onze fondsen. Ik denk aan de Syrische vluchtelingen die hun land niet meer kunnen uitreizen en door Turkse grenswachten zelfs worden doodgeschoten. Ik denk aan de vluchtelingen die nog steeds vastzitten op de Griekse eilanden, inmiddels al anderhalf jaar, in slechte omstandigheden. Ik denk aan migranten die in de Libische wateren worden onderschept en worden teruggebracht naar detentiecentra in mensonwaardige omstandigheden.
In het coalitieakkoord staat dat de EU ook een waardengemeenschap is. Hoeveel waarde hechten wij aan onze fundamentele rechten in ons buitenlandbeleid? Meent de minister dat samenwerking op het gebied van migratie misschien niet zonder mensenrechtenschendingen kan? Ziet hij dat als een soort collateral damage? Dat zou ik bijzonder cynisch vinden. Wat onze fractie betreft kan samenwerking bij grenscontroles daarom alleen bij een bepaald beschermingsniveau in het derde land, en zullen we niet moeten schuwen om de samenwerking op te schorten als die onder de maat raakt. Hoe kijkt de regering daarnaar?
Waarom betalen we de Libische grenswacht, terwijl migranten daardoor een groot risico lopen op marteling, ondervoeding en slavernij? Zijn wij via afspraken en financiële ondersteuning niet medeverantwoordelijk voor deze mensenrechtenschendingen? Graag een reactie daarop.
De EU heeft ook meebetaald aan evacuaties van migranten uit Libië naar Niger. Van daaruit zouden de vluchtelingen worden overgedragen aan de EU-lidstaten. Die evacuaties zijn echter alweer stopgezet, omdat de lidstaten helemaal niet meewerken aan die overname. Detentiecentra in Libië lopen als gevolg daarvan opnieuw helemaal vol. De facto zijn de mensenrechtenschendingen dus nog steeds aan de orde van de dag. Graag een reactie van de regering hoe zij de rol en de verantwoordelijkheid van de EU en daarmee ook van onze regering hierin ziet.
Voorzitter. Laten we ook eens kijken naar de staat van de rechtsstaat in onze lidstaten. Hier zien we al jaren de zorgelijke tendens in enkele landen dat grote hervormingen hen steeds verder afbrengen van een democratische rechtsstaat.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Mevrouw Strik had het er net over dat er mensen werden overgebracht van Libië naar Niger. Daar zitten ook heel veel mensen uit Niger, die de overtocht proberen te wagen. Maar mijn vraag is: waar vluchten mensen uit Niger voor?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het gaat niet om mensen die afkomstig zijn uit Niger, het gaat om allerlei mensen uit verschillende landen. Die zaten in Libië en zijn geëvacueerd naar een vluchtelingenkamp in Niger, waar de UNHCR beoordeelt of zij in aanmerking komen voor erkenning als vluchteling. Die vluchtelingen zouden worden overgedragen aan de EU-lidstaten. Dat was de afspraak die is gemaakt tussen de EU en de UNHCR. De praktijk is nu dat daar inderdaad mensen, uit verschillende landen, zijn erkend als vluchteling, maar dat vanuit Europa niemand die mensen wil opnemen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Toch blijf ik bij mijn vraag over mensen die afkomstig zijn uit Niger, die ook in die migrantenstroom zitten. Nogmaals mijn vraag: waar vluchten de mensen uit Niger voor? Dat is mij namelijk niet duidelijk.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik ken niet alle redenen waarom mensen vluchten. Wat ik wel weet en wat ik ook heel belangrijk vind, is dat er ergens een systeem is waarbij mensen een asielverzoek kunnen indienen. Dan wordt beoordeeld of mensen recht hebben op bescherming of niet, en of ze die nodig hebben. Er wordt beoordeeld of de reden waarom ze gevlucht zijn inderdaad leidt tot noodzaak van bescherming bieden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nou, dan zal ik 'm maar invullen voor mevrouw Strik, want mevrouw Strik kan het zelf niet zeggen: er is geen reden voor mensen uit Niger om te vluchten. Maar zij komen wel in aanmerking voor uw systeem.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat laatste is gewoon niet zo, want het is de UNHCR die de asielverzoeken beoordeelt. Nogmaals, het gaat niet zozeer over mensen die uit Niger zelf komen, maar over de vluchtelingenkampen die daar zijn opgezet.
Voorzitter. Dan de rechtsstaat in Europa. Het is terecht en te prijzen dat Commissaris Timmermans veel energie steekt in het trachten te keren van deze tendens in Polen en Hongarije. De verkiezingsuitslag van afgelopen zondag laat zien dat dit de komende jaren ook nodig zal blijven, maar de pogingen laten ook zien dat de EU geen grip heeft op wat daar gebeurt. Juist regimes met een dedain voor de EU, en vooral voor de Commissie, zullen door de regeringsleiders van de lidstaten moeten worden aangesproken. Dit was ook het idee van het rechtsstatelijkheidsmechanisme, maar ik vraag de minister: gebeurt dit nu echt? Of schuiven we de verantwoordelijkheid te veel af naar de Commissie als het te gevoelig wordt, omdat we misschien zelf liever vriendjes willen blijven of niet zelf met kritiek te maken willen krijgen? Graag een eerlijk antwoord en een visie op hoe we wel kunnen zorgen voor een gelijk niveau aan rechtsstatelijkheid. In hoeverre durven lidstaten elkaar daarin nou echt de maat te nemen?
De minister zegt niet veel te voelen voor het AIV-voorstel voor meer peerreview, maar wat dan? Hoe zou het niveau van rechtsstatelijkheid als criterium kunnen functioneren op de verschillende beleidsgebieden? Welke inzet heeft de regering precies bij de koppeling van dit onderwerp aan het Meerjarig Financieel Kader?
Voorzitter. We hebben een heel belangrijk rechtsstatelijkheidsmechanisme, namelijk het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een uniek systeem, dat terecht nog niet eens zo lang geleden de Four Freedoms Award kreeg uitgereikt, hier in Nederland. Ondanks een absurd laag budget en veel tegenstribbelende landen is het Hof van cruciale betekenis voor miljoenen Europeanen. Voor burgers in repressieve regimes is het soms zelfs de enige hoop in bange dagen. Het is dus van groot belang dat wij het Hof ondersteunen in woord en daad, zijn onafhankelijkheid ondubbelzinnig erkennen en naleving van de arresten absolute prioriteit geven. Als landen met een redelijk goed rechtssysteem al gaan morren over en morrelen aan deze principes, dan voeden zij de facto de argumenten van repressieve regimes om het gezag van het EHRM niet te hoeven erkennen.
De conceptverklaring van Kopenhagen van 5 februari was daarom ook echt een staaltje onverantwoordelijkheid. De regering schrijft ons dat de massale kritiek, ook vanuit Nederland, heeft geleid tot een drastische aanpassing. Dat stemt natuurlijk tot opluchting bij mijn fractie, maar het praat een beetje ongemakkelijk bij gebrek aan kennis van die nieuwe verklaring. De minister heeft deze kennis wel. Ik vraag me af waarom wij dat laatste concept niet zelf kunnen inzien. Dat praat niet alleen makkelijker, maar het is ook gepast als deze verklaring eind van de week mede namens Nederland wordt vastgesteld. De minister staat voor de onafhankelijkheid — dat is een groot goed — maar onderschrijft wel het belang van een politieke dialoog tussen de verdragsstaten en het Hof. Waarom zouden de juridische dialoog tussen nationale gerechten en het EHRM, en interventies door derde partijen in procedures, niet volstaan? Zou de minister het bijvoorbeeld ook logisch vinden als de president van de Hoge Raad zou moeten aanschuiven bij de ministerraad om over de jurisprudentie van de Hoge Raad te spreken?
Mijn fractie is blij dat de minister het standpunt van het vorige kabinet onderschrijft en het bepalen van de margin of appreciation aan het Hof laat in individuele zaken, maar het moet mij van het hart dat ik niet begrijp waarom dit principe dan toch opnieuw moet worden benadrukt in een verklaring, zelfs na opname ervan in de preambule. Welk signaal geven de lidstaten van de Raad van Europa hiermee af? Is dat werkelijk nodig?
Een veel groter probleem vormen de financiële en capacitaire tekorten. De inwerkingtreding van Protocol nr. 16 zal daar alleen nog maar verder aan bijdragen. Wat is de inzet van de regering daarbij? De Brusselverklaring riep op tot vrijwillige extra bijdragen door de lidstaten. Wat heeft dat tot nu toe opgeleverd? Zou hier niet iets nieuws over moeten worden opgenomen in de verklaring, en dan wat minder vrijblijvend? Graag een reactie.
Voorzitter, tot slot. Ook binnen de EU is het kunnen volgen van wetgevingsprocedures voor het draagvlak in de samenleving voor die wetgeving, en uiteindelijk ook voor de kwaliteit ervan. De Nederlandse regering heeft zich ingezet voor meer transparantie in het wetgevingsproces, maar zegt op dit moment niet veel meer te kunnen doen. Dat is toch een onbevredigende situatie, gelet op de arresten van het Hof van Justitie, het klemmende beroep van een meerderheid van de nationale parlementen en een zeer kritisch rapport van de Europese Ombudsman. Dat roept bij mij de vraag op of het enkel een kwestie van wenselijkheid is om Raadsdocumenten over wetgeving vaker openbaar te maken, of dat de Eurowob en de Hofuitleg daarvan de Raad eigenlijk daartoe verplicht. Ik hoor graag de mening van de regering hierover, en of ze denkt dat de huidige praktijk, waarbij Raadsdocumenten in principe niet openbaar worden gemaakt in overeenstemming is met het Unierecht.
Voorzitter. Wij hopen op antwoorden die getuigen van een langetermijnvisie op Europa en een besef dat het Europese en Nederlandse belang in grote mate samenvallen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Kuiper.