Verslag van de vergadering van 22 mei 2018 (2017/2018 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.25 uur
Mevrouw Duthler i (VVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dit is niet het eerste debat over de staat van de rechtsstaat dat in dit huis wordt gevoerd en het zal ook zeker niet het laatste debat zijn. De rechtsstaat vergt voortdurend onderhoud. Dat is al meerdere keren genoemd vandaag. Het is dan ook geen overbodige luxe om vandaag opnieuw een debat te voeren waarin de rechtsstaat centraal staat. Veel zorgen die wij met elkaar hebben gedeeld in het debat in maart 2014 en die terugkwamen onder meer in het debat over de Justitiebegroting in de zomer van 2016 leven nog steeds. Een van die zorgen betreft de toegang van de burger tot het recht en de digitalisering van de rechtspraak. Nieuwe thema's zijn erbij gekomen. De toenemende verwevenheid tussen mens en machine bijvoorbeeld, ook wel the augmented human being, en de invloed van algoritmes op onze vrijheid van informatie, keuzes en gedrag roepen vragen op naar de rol van het recht en de wetgever. In dat verband worden vaak thema's als bescherming van de menselijke waardigheid genoemd.
Ik zal niet alle thema's die verband houden met de staat van het recht kunnen bespreken. Collega's voor mij hebben al het een en ander genoemd als het gaat om de toegang tot de rechter en de rechtspraak. Ook ik zal namens mijn fractie deze thema's kort bespreken, waarbij ik tevens stil zal staan bij de voortgang van de digitalisering van de rechtspraak zelf. Bij het thema de burger en de rechtsstaat zal ik ingaan op onderwerpen die met digitalisering, artificial intelligence, the internet of things en robotisering te maken hebben en de mogelijke gevolgen daarvan bespreken voor de vrijheidsrechten van burgers binnen de rechtsstaat.
Om te beginnen het thema Toegang tot het recht. Hoewel er echt wel positieve uitzonderingen zijn, duren procedures bij een overheidsrechter nog steeds lang. Burgers moeten soms lang wachten voordat de rechter hen überhaupt uitnodigt voor een zitting. Zoals u weet, mevrouw de voorzitter, ben ik behalve lid van deze Kamer ook advocaat. Het was lastig om mijn cliënt uit te leggen toen ik drie maanden nadat ik zijn ICT-leverancier had gedagvaard een briefje kreeg waarin werd meegedeeld dat hij in het derde kwartaal opnieuw een briefje zou krijgen waarin naar verhinderdata voor het vierde kwartaal zou worden gevraagd. Netjes natuurlijk dat de griffie dat even laat weten, maar voor mijn cliënt een extra frustratie in een voor hem toch al belastend proces.
Mijn ervaring is dat rechtzoekenden vooral behoefte hebben aan zekerheid. Het liefst willen ze ook gelijk krijgen, maar zekerheid en het kunnen sluiten van een dossier is voor hen minstens zo belangrijk. De rechter is voor veel mensen hun last resort, de laatste instantie waar burgers nog vertrouwen in hebben. De rechter moet dan wel tijd voor hen hebben. Dit alles zou zo maar eens het gevolg kunnen zijn van de toenemende verbestuurlijking van de rechtspraak en de wijze van bekostiging van de rechtspraak.
Er is in maart 2014 een motie-Franken aangenomen, waarin de regering werd verzocht om niet alleen te sturen op kwantiteit, maar ook kwaliteitseisen als uitgangspunt te nemen bij beslissingen over de bekostiging van de rechterlijke macht in Nederland, kwaliteitseisen die strekken tot onafhankelijkheid en legitimiteit van de rechtspraak. Wat is eigenlijk de status van de uitvoering van deze motie? Wil de regering daar eens op ingaan?
Ten aanzien van de onafhankelijkheid en legitimiteit van de rechtspraak haakt mijn fractie graag aan bij hetgeen is gewisseld tijdens het VAO op 26 april jongstleden in de Tweede Kamer en de moties die daarbij zijn ingediend. Er is daar gesproken over de besluitvaardigheid van de Raad voor de rechtspraak en de wenselijkheid van de versterking van de bestuurskracht van de Raad voor de rechtspraak. Over de bijbehorende motie wordt vandaag gestemd, misschien wel op dit moment, maar of die nu wel of niet wordt aangenomen, zij baart mijn fractie in ieder geval zorgen. Is de regering het met de indieners eens dat het nodig is om de bestuurskracht van de Raad voor de rechtspraak te versterken? Zo ja, waarom? Hoe verhoudt de onafhankelijkheid van de rechtspraak zich tot versterkte bestuurskracht van de Raad voor de rechtspraak? Of met andere woorden: hoe kun je bestuurskracht versterken zonder dat het consequenties heeft voor de autonomie van de rechters? Graag een reactie van de regering.
Wat kan versterkte bestuurskracht concreet betekenen? Om een voorbeeld te geven: in het regeerakkoord staat dat bestaande rechtbanken en gerechtshoven in beginsel niet worden gesloten. Twee vragen daarover. A: hoe moet de fractie het woordje "in beginsel" lezen? B: zou de Raad voor de rechtspraak met versterkte bestuurskracht daar eventuele besluiten over kunnen nemen? Graag een reactie van de minister. Dit haakt natuurlijk ook aan bij hetgeen collega Ruers net ook al heeft genoemd over de verbestuurlijking van de rechtspraak en de rol van de Raad voor de rechtspraak. Ook mijn fractie is benieuwd naar de reactie van de regering op deze punten.
Als ik het heb over de lange doorlooptijden en de organisatie van de rechtspraak, kom ik vanzelf uit op het thema van de voortgang van de digitalisering van de rechtspraak, het KEI-programma, Kwaliteit en Innovatie. Het KEI-programma heeft de belofte van onder meer snellere en efficiëntere procedures nog lang niet ingelost. KEI heeft in plaats van de begrote 60 miljoen euro ruim 200 miljoen euro gekost en er schijnt nog niet 5% gerealiseerd te zijn van wat het had moeten opleveren. Van de geplande baten van 270 miljoen euro is logischerwijs nog weinig terechtgekomen. In 2018 had KEI gereed moeten zijn, maar het gaat waarschijnlijk jaren duren voordat het echt zo ver is. Wat is nu de planning voor KEI? Graag een reactie van de regering op deze vraag.
Volgens het onderzoeksbureau TRConsult komt de uitloop in tijd en kosten onder meer doordat de rechterlijke organisatie, en ik citeer "de focus en druk op het oorspronkelijke doel, namelijk vereenvoudiging van de primaire processen, niet voldoende heeft weten vast te houden". Andere deskundigen geven aan dat de oorzaken gevonden moeten worden in het achterwege blijven van de bijbehorende organisatieveranderingen, die eerst hadden moeten plaatsvinden. De minister heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer een meer actieve rol van zijn ministerie toegezegd. Is dat echt een oplossing voor het probleem?
De vraag die mijn fractie nog niet beantwoord ziet, is wat er nu echt anders gaat gebeuren. Wat is nu de echte oplossing die de minister voor ogen heeft voor het KEI-probleem? Een meer actieve rol is natuurlijk prima en misschien zelfs wel een beetje geruststellend, maar dat zal de werkelijke problemen niet oplossen. Welke visie zit hierachter? Wil de minister daar eens op reflecteren?
Er is reeds 200 miljoen euro geïnvesteerd. Hoeveel miljoen euro is nog nodig om de klus te klaren? Als met 200 miljoen euro een klein deel van het programma is gerealiseerd, is de kans klein dat we met nog een paar extra miljoen euro er zijn. De extra investering die nodig is, zal ergens vandaan moeten komen. Als mijn fractie het goed begrijpt van de rechters zelf. Is dat realistisch, zo vraagt mijn fractie zich af. Het zal in ieder geval de doorlooptijden niet verkorten. De burger zal zich niet sneller gehoord voelen en tegelijkertijd is het maar zeer de vraag of KEI met stel 200 miljoen euro extra nu wel gerealiseerd gaat worden. Is het niet veel verstandiger om eerst een stap terug te zetten, vast te stellen waar het precies mis is gegaan met KEI en dan een gefundeerd besluit te nemen om al of niet verder te gaan met het KEI-programma? Want wat maakt dat de minister het vertrouwen heeft dat KEI alsnog gaat lukken? Als het in de basis niet goed zit, moet je stoppen. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het is niet de eerste keer en ook niet uniek voor de rechtspraak dat een ICT-project mislukt. Graag een reactie van de minister.
Mevrouw de voorzitter. Een volgend punt waardoor de rechter als last resort onder druk komt te staan, is dat procederen nog steeds kostbaar is, eigenlijk alleen weggelegd voor mensen die in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand of de echt grote bedrijven en instellingen die over genoeg tijd en geld beschikken. Een grote groep mensen, die we ook wel de middenklasse of sandwich class noemen, valt daar precies tussenin. Zij hebben misschien nog de middelen om in eerste aanleg te procederen, maar hoger beroep zit er vaak niet meer in. In eerdere debatten hebben wij wel eens gesproken over alternatieve vormen van het financieren van rechtsbijstand, anders dan die van de sociale advocatuur of rechtsbijstandsverzekering. De toenmalige minister heeft destijds beloofd dit eens nader te onderzoeken. Wat is hier uitgekomen? Heeft de regering inmiddels onderzoek of verkenningen uitgevoerd naar alternatieve vormen van rechtsbijstandsverlening? Ik heb het dan niet over alternatieve vormen van rechtspraak, zoals e-Court of de vredesrechter, maar echt over andere vormen van financiering van rechtshulp aan rechtzoekenden. Is de regering bereid alsnog te onderzoeken of er serieuze alternatieven zijn?
Mevrouw de voorzitter. Ik kom toe aan het thema van de positie van de burger in de rechtsstaat. Meer in het bijzonder zal ik daarbij ingaan op de gevolgen van digitalisering, of ook wel digital transformation genoemd, voor de kernwaarden van de rechtsstaat, de vrijheid van burgers en de human dignity.
De digital transformation, of in gewoon Nederlands de digitale transformatie, wordt gezien als de volgende stap in de digitale evolutie. Het bijzondere van de huidige digitale transformatie ligt niet zozeer in snellere computers of nog betere programma's, maar in het altijd verbonden zijn van mens en machine met zijn omgeving. Een omgeving waarin het internet uit het bewustzijn van de mens zal verdwijnen. Het is er namelijk gewoon, of we nu onze smartphone uit onze jaszak halen, een apparaat aanzetten of een ruimte binnenlopen: we zijn verbonden met alles en iedereen om ons heen, zonder dat we daar verder nog over nadenken. Het ontbreken ervan zou zoiets zijn als het niet meer opkomen van de zon in de morgen. In dat verband spreken we wel van "the augmented human being". De convergentie van nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen heeft niet alleen invloed op de mensenrechten, maar ook op het fundamentele concept van wat een "human being" karakteriseert. Grenzen tussen mens en machine, tussen online- en offlineactiviteiten, tussen de fysieke en de virtuele wereld, tussen natuurlijk en kunstmatig, tussen realiteit en virtualiteit vervagen als gevolg van die eerder genoemde digital transformation. De mensheid vergroot haar mogelijkheden met behulp van machines, robots en software. Dan komen we aan bij die augmented human being. Hoe bereidt de regering zich op dergelijke ontwikkelingen voor?
De Raad van Europa heeft vorig jaar een resolutie aangenomen waarin hij de aanbeveling deed dat elke machine, elke robot of artificieel intelligentieartefact onder menselijke controle moest blijven en dat elke bevoegdheid of power die zij krijgen, te allen tijde ingetrokken moest kunnen worden. Ook adviseerde de Raad om richtlijnen op te stellen die de transparantie versterken, om nadere regulering te onderzoeken en om de zogenaamde operators' accountability in te voeren, opdat de makers, eigenaren en managers van die systemen zich nooit kunnen verschuilen achter onafhankelijke besluitvorming door deze systemen zelf. Voorts moeten het ontwerp en het gebruik van persuasion software, ICT en algoritmes altijd volledig de waardigheid en de rechten van alle gebruikers respecteren. Wat vindt de regering van deze aanbevelingen? Is de regering van plan om deze aanbevelingen verder te brengen, bijvoorbeeld in de JBZ-Raad of in het verband van de Verenigde Naties? Hoe bereidt de regering zich op dergelijke ontwikkelingen voor?
Mevrouw de voorzitter. Vorige week vond er een hearing plaats in de Amerikaanse Senaat met Mark Zuckerberg over de rol van Facebook, dat bedrijven als Cambridge Analytics had voorzien van data en profielen van Facebookgebruikers. Cambridge Analytics is inmiddels failliet, maar met de consequenties ervan moeten wij zien te dealen. Ex-medewerkers van Facebook noemen het gelijknamige platform "een beerput van desinformatie en propaganda". Antonio Garcia Martinez, die aan de wieg stond van het gericht adverteren en de auteur is van het boek Start-upmania zei letterlijk in een interview dat ze zich de politieke gevolgen niet realiseerden. Er zijn sterke aanwijzingen dat Facebook kon worden misbruikt voor oneigenlijke beïnvloeding van het brexitreferendum en de Amerikaanse verkiezingen. Misbruik van data en manipulatie van data kunnen daarmee de bijl aan de wortels van onze rechtsstaat zetten. Welk antwoord hebben wij daarop? Hoe denkt de regering hierover?
Bij deze vraagstukken zou ook de polariserende werking van social media op het maatschappelijk debat moeten worden betrokken. Dat we sommige informatie juist wel of niet te zien krijgen, wordt meer en meer bepaald door ons onlinezoekgedrag, leeftijd of geslacht. Een democratie en rechtsstaat moet het echter hebben van gelijke kansen op informatie, inclusief de toegang daartoe. Nu social media zo'n vanzelfsprekend onderdeel zijn geworden, of dreigen te worden, van ons dagelijks leven, is het de vraag of go with the flow en laissez-faire, laissez-passer nog steeds volstaan.
De digitale transformatie wordt mogelijk gemaakt door slechts een handjevol bedrijven, die zich overigens ook nog eens buiten Europa bevinden. Het zijn bedrijven als Microsoft, Apple, Google en Amazon die de integratie van mens, machine en de omgeving mogelijk maken. Het zijn ook deze bedrijven die baat hebben bij een bepaald klikgedrag. Voegen we daaraan toe de constatering dat negatief nieuws meer kliks oplevert dan positief nieuws en daarmee meer inkomsten, dan wordt de vraag opportuun of we niet eens een goed gesprek moeten voeren over de wenselijkheid van deze ontwikkelingen en of enige bijsturing nodig is. Bijsturing in de richting van wellicht normering van de digital transformation, zodat de bescherming van de kernwaarden van onze rechtsstaat — vrijheid en gelijke kansen voor iedereen en de bescherming van de menselijke waardigheid — overeind blijven. Bijsturing ook in de richting van het mededingingsrecht. Hoe zorgen we voor voldoende concurrentie, zodat vrije en eerlijke concurrentie mogelijk wordt? Hoe zorgen we ervoor dat ook Europese spelers meedoen en mee kunnen doen aan deze vrije concurrentie, zodat we niet afhankelijk worden van dit handjevol niet-Europese techbedrijven? Dit kan Nederland, dit kan Europa niet alleen. Daarvoor zal actie in internationaal verband nodig zijn. Hoe beoordeelt de regering deze vraagstukken?
Nu heeft de Europese Commissie inmiddels initiatieven genomen om het zogenaamde nepnieuws tegen te gaan. Vraagstukken als de invloed van algoritmes op gedrag, keuzes en de vrijheid van burgers worden daarin echter nog niet geadresseerd. Zouden haatzaaierij en politieke desinformatie niet kunnen worden geminimaliseerd door de transparantie van algoritmes af te dwingen? Hoe kijkt de regering hiertegen aan? Op welke wijze bereidt zij zich voor om een antwoord te formuleren op dergelijke vragen en hoe kijkt de regering aan tegen het vraagstuk van de normering van de digital transformation?
Mevrouw de voorzitter. Het is knap lastig voor de wetgever zich aan te passen aan, en gelijke tred te houden met, de snelheid waarmee wetenschap en technologie zich ontwikkelen. Ervan uitgaande dat menselijke waardigheid als fundamentele kernwaarde van de rechtsstaat bescherming behoeft, wat is daar dan voor nodig? Wordt het dan niet tijd dat we gaan nadenken hoe we die menselijke waardigheid beschermen bij de introductie en toepassing van nieuwe technologieën? Hoe we ervoor zorgen dat mensen daadwerkelijk vrij zijn in de keuze van informatie die zij tot zich nemen, in hun gedrag en in de wijze waarop zij zich willen ontwikkelen? Hoe zorgen we ervoor dat de rechtsstaat toekomstvast blijft? De geschiedenis leert dat mensen en bedrijven, landen en beschavingen overleven als zij voldoende vermogen hebben om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Willen we de rechtsstaat behouden in de veranderende technologische en maatschappelijke omstandigheden, in de digital transformation, dan moeten we op tijd beginnen de bestaande governance van onze rechtsstaat, inclusief de wetgevingsmechanismes, eens onder de loep te nemen en ons af te vragen of ze de digital transformation kunnen doorstaan. Als het nodig is, moeten we bereid zijn deze aan te passen voor het behoud van onze rechtsstaat. Alleen aanpassers overleven immers.
Mevrouw de voorzitter, tot slot. Ik vat samen en rond af. Op korte termijn brandt de toegang tot de rechter echt aan. De kosten van de beoogde oplossing, KEI, dreigen uit de hand te lopen en het is maar zeer de vraag of uiteindelijk wordt gerealiseerd wat KEI voor ogen had: modernisering van de rechtspraak, meer efficiëntie en kortere doorlooptijden. Hoe gaat de regering deze brand blussen? Wanneer en hoe gaan rechtszoekenden merken dat de toegang tot de rechter verbetert? En hoe blijft de onafhankelijkheid en legitimiteit van de rechtspraak recht overeind? Op langere termijn stelt de geschetste digital transformation de rechtsstaat voor nieuwe uitdagingen. Welke rol ziet de regering voor zichzelf als behoeder van de rechtsstaat weggelegd? Mijn fractie is benieuwd naar de visie en antwoorden van de regering op de genoemde vraagstukken en uitdagingen en kijkt daar met belangstelling naar uit.
De voorzitter:
Dank u wel. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering voor een pauze.