Verslag van de vergadering van 22 mei 2018 (2017/2018 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.02 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou ook graag beide ministers willen bedanken voor hun uitvoerige beantwoording en ook voor de visie die ze aan het begin van hun betoog uiteenzetten over de rechtsstaat. Het maakt ook duidelijk dat beide ministers, en eigenlijk ook alle woordvoerders in deze Kamer, vooral benadrukken: je mag de rechtsstaat niet als een vanzelfsprekendheid ervaren. Het is een onderdeel van onze identiteit, maar je moet er alert op zijn en aan blijven werken, omdat het niet vanzelf maar goed blijft. Ik denk dat het ook goed is dat we dat soms ook gewoon echt moeten bevestigen, als wetgever, als medewetgever. We moeten dat voortdurend ook gebruiken bij onderbouwingen van nieuwe maatregelen en voorstellen, en we moeten die er ook echt actief en transparant aan toetsen, zodat het ook meer gaat leven.
Wat betreft leven: ik denk dat juist ook het ministerie van Justitie en Veiligheid die beginselen zou moeten voorleven. De minister voor Rechtsbescherming gaf aan dat bij het doorlichten van de bekostigingssystematiek van de rechterlijke macht kwaliteit het leidende uitgangspunt is. Dat is een goed uitgangspunt en dat is denk ik heel belangrijk. Ik vraag me wel af, een beetje in lijn met wat de heer Backer aangaf, of je het dan soms toch kan blijven benaderen op de manier zoals het nu gaat, dus als bedrijfsprocessen. Of zul je dan niet toch tot de conclusie moeten komen dat je, omdat het zo'n aparte tak en beroepsgroep is, er anders naar moet kijken om die onafhankelijkheid te waarborgen? Ik heb in mijn eerste termijn ook gevraagd of je misschien daarom juist niet toch aan een eigen begroting zou moeten denken. Dat is een van de redenen waarom ik een motie die de heer Ruers straks zal indienen, medeondertekend heb. Ik denk namelijk dat het goed zou zijn om het systeem en de beslissingen die de afgelopen jaren zijn genomen wat meer fundamenteel tegen het licht te houden.
Het viel mij heel erg op dat de minister in zijn beantwoording op een gegeven moment in geruststellende zin liet weten dat er een vermindering van het aantal zaken aan de orde is. Hij zegt dat daardoor de werkdruk zal verlagen, dus dat dat voor een deel het probleem ook zal oplossen. Hij wekt daarmee de indruk dat het een zegen is dat het aantal zaken terugloopt, maar mijn fractie ziet dat toch echt anders. In mijn eerste termijn heb ik daar ook drie redenen voor aangegeven die daaraan ten grondslag liggen. Ons is in ieder geval verteld dat een groep burgers die toegang juist niet meer bereikt, vanwege of te hoge griffierechten, of te weinig rechtsbijstand, of doordat ze het systeem misschien niet begrijpen. De OM-afdoeningen zijn ook niet altijd een zegen, want daarbij zijn er natuurlijk ook grenzen en kritische factoren. En bedrijven ervaren het misschien als obstakels of onaantrekkelijk, en vinden het misschien te lang duren. Daarom nemen zij misschien hun toevlucht tot andere wegen van geschillenbeslechting. Voor ons zijn dit dus eerder symptomen dat het niet goed gaat, dan ontwikkelingen die het probleem oplossen. Ik zou toch willen dat de minister daar straks nog even op ingaat. Erkent hij dat ook als zodanig? Erkent hij dat dat zo ook kan zijn? En op welke wijze wil hij dat betrekken bij zijn onderzoeken? Minder toegankelijkheid en minder kwaliteit zouden misschien ook achterliggende redenen kunnen zijn.
De minister zei dat we van de problemen met KEI moeten leren. Ik kan niet genoeg benadrukken dat ik het daar helemaal mee eens ben. Hij benadrukt naar mijn smaak nog wel iets te veel dat dit toch anders is omdat er rekening moet worden gehouden met de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, maar tegelijkertijd geeft hij gelukkig ook aan dat we dit veel vaker terugzien in alle andere processen. Hij heeft ook al gezegd dat hij die lessen leert, ook voor andere processen en misschien ook wel voor de toekomst van KEI. Zou hij ons middels een brief kunnen laten weten welke lessen er nu getrokken worden uit dit KEI-project voor andere processen?
Ik kom op de rechtsbijstand. De voorlopige standpunten klinken goed. Het blijft naar mijn idee dan wel wringen dat het eerste uitgangspunt dan toch is dat het budgettair neutraal moet zijn. Ook hier is de vraag of je kwaliteit leidend kan laten zijn met gewoon keiharde begrotingsgrenzen. Hoe vrij, hoe neutraal en hoe onafhankelijk kun je dan kijken naar wat de kwaliteit aan budget vereist?
Bij asiel verwijst de minister naar staatssecretaris Harbers, maar ik zou het toch prettig vinden als de minister wil ingaan op mijn vraag of er wel vooraf een impactassessment komt op die twee argumenten die de regering juist altijd cruciaal heeft gevonden voor die rechtsbijstand, namelijk de kwaliteit van de beschikking in zo'n snelle procedure, en het voorkomen van nieuwe verzoeken of beroepszaken. Voorlichting geven is natuurlijk iets heel anders dan rechtsbijstand verlenen. Dus volgens mij moet je, als die twee argumenten altijd valide zijn geweest, ook kunnen onderbouwen waarom ze niet meer valide zouden zijn.
We hebben e-Court en alternatieven geschillenbeslechting genoemd. Bij e-Court heeft de minister vijf zorgen genoemd. En over alternatieve geschillenbeslechting concludeert het WODC wel wat, maar er zitten ook grenzen aan. Wat ik een beetje mis, is hoe de minister hier zelf in staat. Als er zorgen zijn, wat is dan het standpunt? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die waarborgen er ook zullen komen?
Aan technologie is in de eerste termijn veel aandacht besteed en de minister gaat er ook uitgebreid op in. Wij zijn echt heel blij dat er belangrijke onderzoeken zijn en worden uitgezet, met ook de juiste onderzoeksvragen. Dat laat zien dat de overheid erkent dat het urgent is dat we als overheid ook echt moeten kijken hoe wij er met die ontwikkelingen toch voor kunnen zorgen dat die beginselen van de democratische rechtsstaat kunnen worden geborgd. De discussie schorten we bij dezen dus enigszins op, want we zullen toch de uitkomsten van de onderzoeken moeten afwachten. Ik vraag de minister wanneer volgens hem al die onderzoeken afgerond zullen zijn. En zullen ze dan ook integraal worden beoordeeld? Hierbij speelt een beetje hetzelfde als bij contraterrorisme: het zijn allemaal afzonderlijke vragen, maar ze hebben natuurlijk heel veel met elkaar te maken. Op welke wijze zal dat tot ons komen? Wat mij betreft moeten we ook goed luisteren naar de aanbeveling van het Rathenau Instituut dat er ook een parlementaire betrokkenheid moet zijn bij deze discussie en de maatregelen die we moeten nemen. Daar zullen we dus op een later tijdstip nog het debat over voeren.
Mijn laatste punt gaat over die integrale visie. Ik zou ook daarbij heel graag willen terugzien hoe de regering zich ook in Europees verband zal inzetten om de maatregelen die zijn voorzien, ook te realiseren op een hoger niveau.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Van Dijk.