Verslag van de vergadering van 19 juni 2018 (2017/2018 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.07 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Wow, wat een avondzon over het spreekgestoelte. Zo moet het zijn als je in de hemel bent, misschien. Ik weet het niet.
Voorzitter. Ik wil de minister hartelijk danken voor zijn uitgebreide beantwoording. Die is ook echt nodig, denk ik, om te laten zien dat en te beoordelen of deze wetgeving ook gaat leiden tot zorgvuldige toepassing in de praktijk. We hebben het over grote inbreuken op de levenssfeer. Dat wil ik nogmaals benadrukken, want bijna elke hackoperatie zal die inbreuk tot gevolg hebben. Het gaat erom dat we zeker stellen dat die inbreuk ook altijd gerechtvaardigd is. Anders hebben we te maken met mensenrechtenschendingen. Die inbreuk is een feit, maar we moeten zeker stellen of die gerechtvaardigd is.
De minister heeft meermaals de trits aan procedurele voorwaarden genoemd. Hij heeft ons ervan willen doordringen hoe zorgvuldig die procedure is. Maar voor onze fractie is toch het belangrijkste criterium de reikwijdte: in welke situaties mag deze hackbevoegdheid worden toegepast? Die reikwijdte is wat onze fractie betreft nog steeds boterzacht. Ik heb het al gezegd in eerste termijn. Er staat heel duidelijk: acht jaar gevangenisstrafbedreiging. Maar vervolgens kun je via AMvB van deze norm afwijken. De lijst die net is uitgedeeld, waarvoor dank, laat ook zien dat dat aardig ruim wordt geïnterpreteerd en gebruikt.
Welnu, de wetgever stelt — in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering — natuurlijk hoge eisen aan de kenbaarheid. Mensen moeten weten waarvoor ze gestraft kunnen worden. En ook moeten ze weten wanneer bepaalde strafvorderlijke instrumenten tegen hen mogen worden ingezet. En ook de wetgever zelf stelt hoge eisen aan ordening, aan hiërarchie en aan wetgeving, waarbij de wet in formele zin de normsteller is. Er kan veel gedelegeerd worden, maar dat mag niet leiden tot strijd met de norm die in de wet is opgenomen. Dat heeft natuurlijk te maken met kenbaarheid, dat mensen weten waar ze aan toe zijn, met overzichtelijkheid. Maar het zorgt er ook voor dat de rol van de medewetgever niet wordt uitgehold. Vandaar dat ik ook aanwijzing 35 van de Aanwijzingen voor de regelgeving noemde, die nota bene voortkomt uit een motie van de Eerste Kamer, die breed is gesteund en als gevolg daarvan ook onderdeel is geworden van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Waarom, zo vraag ik mij af, kunnen al die andere delicten waar geen acht jaar strafbedreiging op staat niet gewoon in de wet worden opgenomen? Dan is er geen sprake meer van strijd tussen een norm en de wet. Dan speelt dit probleem helemaal niet meer, want dan kan er namelijk gewoon worden opgesteld: óf acht jaar, óf artikel zus en zo. Dan hebben wij er tenminste nog een stem over kunnen uitbrengen, en dan is er geen sprake meer van een schending van de ordeningsregel zoals we die hebben vastgesteld.
Ik heb net al aangegeven dat de lijst laat zien hoeveel zaken er nog onder kunnen vallen: ik noem maar even het plaatsen van een opname en het openbaar maken van een afbeelding. Het gaat mijn fractie echt aan het hart dat we die zaken hier niet hebben opgenomen in de wet. Ook de voorhang, ook al zou het een formele voorhangprocedure zijn, kan dit niet helemaal vervangen. We kunnen daar immers wel overleg over plegen, maar uiteindelijk kunnen we de minister niet helemaal afhouden van het opvoeren van bepaalde delicten in de lijst.
Niettemin heb ik wel steun verleend aan de motie van mevrouw Bredenoord, omdat het in ieder geval beter is dan niks. Ik ben natuurlijk heel erg benieuwd naar de verdere uitleg die de minister heeft toegezegd als een cliffhanger voor de tweede termijn, over hoe dat in de praktijk precies in z'n werk zal gaan.
Een andere zorg die mijn fractie blijft houden, is de toets achteraf. De minister heeft toegegeven dat die inspectietoets een systeemtoets is. Deze toets ziet niet op de rechtmatigheid en kent beperktere bevoegdheden. Mijn fractie blijft erbij: het is misschien een veronderstelling, maar ook een ervaringsgegeven dat niet alle zaken bij de zittingsrechter zullen komen. Met name handhaving zal minder vaak de tafel van de rechter bereiken. Om toch zeker te stellen dat er een goede rechtmatigheidstoets achteraf plaatsvindt, willen wij graag de volgende motie indienen.
De voorzitter:
Door de leden Strik, Lintmeijer, Gerkens, Köhler en Wezel wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Wet Computercriminaliteit III voorziet in verschillende vormen van toetsing vooraf;
overwegende dat toetsing achteraf in het wetsvoorstel slechts beperkt voorzien is omdat niet alle hackoperaties achteraf onderworpen zijn aan een rechterlijke toets en de toets van de inspectie in zijn aard beperkt is;
overwegende het in het geding zijnde recht op de persoonlijke levenssfeer;
vindt het van belang dat er ook na afloop van de hackoperatie toetsing plaatsvindt aan noodzaak, rechtmatigheid, doelmatigheid en proportionaliteit;
verzoekt de regering tot het instellen van een onafhankelijke commissie die hackoperaties in het kader van opsporing en handhaving toetst achteraf aan bovengenoemde criteria,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter J (34372).
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dan hebben we het gehad over de toegestane apparatuur om in te zetten voor hackoperaties. Mijn fractie is blij met de toezegging van de minister dat er in ieder geval geen apparatuur wordt toegestaan die op, aan of in het lichaam wordt geplaatst. Goed, ik hoor straks nog wel een reactie van de minister.
Om te kunnen beoordelen hoe ruim de apparatuur wordt ingezet en voor welke doeleinden, willen wij wel graag nog een toezegging van de minister dat er ook bij de evaluatie een overzicht komt van de apparatuur die is ingezet en voor welk doel dat is gebeurd. Dan kunnen we daar bij de evaluatie een debat aan besteden, om te bekijken of dit niet alsnog verder zal moeten gereguleerd.
Voorzitter, tot slot een opmerking over de kwetsbaarheden. Wat mijn fractie betreft kan het nooit zo zijn dat de Staat onze systemen en ons leven onveiliger maakt of onze privacy juist verder in de waagschaal stelt. Wij hechten dus zeer aan een zo spoedig mogelijke melding van kwetsbaarheden. Wat ons betreft moet het dus zo beperkt mogelijk gebeuren dat de overheid nota bene zelf actief meewerkt door softwaresystemen te gebruiken met onbekende of bekende kwetsbaarheden. Er is enige mate van toezegging omdat specifieke software-apparatuur nu maar voor één specifieke zaak wordt aangekocht. Maar we kijken uit naar de evaluatie waarin uitgebreid wordt bekeken op welke wijze en hoe vaak dat dan gebeurt en in welke situaties. Wij hopen dat niet alleen maar wordt getoetst of het de effectiviteit in de weg staat, maar ook of het voldoende proportioneel is ingezet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Van de Ven.