Plenair Sini bij behandeling Intrekking Wet raadgevend referendum



Verslag van de vergadering van 3 juli 2018 (2017/2018 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.24 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Sini i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Toen de Tweede Kamer sprak over deze intrekkingswet, werd dat beschreven als een zwarte dag voor de democratie en ging het uitgebreid over de rol van D66 als regeringspartij die haar eigen kroonjuwelen afschaft. In deze Kamer richt mijn fractie zich graag op de onderbouwing van het wetsvoorstel dat nu voor ons ligt. De leden van de Partij van de Arbeidfractie hebben zich sterk verbaasd over de gebrekkige onderbouwing van zowel de noodzaak als de snelheid van dit voorstel en over het ontbreken van evaluaties van voorgaande raadgevende referenda.

Laat ik beginnen met de waarde van een raadgevend referendum. De Partij van de Arbeid is van mening dat de invloed en betrokkenheid van kiezers bij het te voeren beleid vergroot zou moeten worden, aanvullend op ons huidig systeem van representatieve democratie. Ook de staatscommissie komt in haar tussenrapportage met deze visie en noemt hierbij specifiek het referendum als een interessant middel. De Partij van de Arbeid is geïnteresseerd in experimenten met nieuwe vormen van democratische betrokkenheid. Zo willen wij dat er meer ruimte komt voor burgerinitiatieven op verschillende niveaus van besluitvorming, van lokaal tot nationaal. Wij denken dat verschillende vormen van betrokkenheid en directe democratie kunnen worden ingezet om onze huidige democratie te versterken en de ervaringen met het huidig raadgevend referendum, het onderwerp dat we vandaag bepreken, kunnen hierin worden meegenomen.

Een raadgevend referendum kan een bijdrage leveren aan het versterken van onze democratie. Dat is ook de reden dat onze partij hiertoe, samen met GroenLinks, destijds een initiatiefvoorstel heeft ingediend. Dat wil niet zeggen dat dit het enige of meest ideale middel is, maar wel een interessant middel dat burgers meer invloed kan geven op het beleid van hun land. Het is wat de Partij van de Arbeid betreft alleen in samenhang met een discussie over ons hele politieke bestel mogelijk om een goed oordeel te vellen over het al dan niet voortzetten van het referendum. De adviezen en de aanbevelingen van de staatscommissie zouden dus een mooi aanknopingspunt kunnen zijn om over de meerwaarde van referenda in ons systeem te spreken. De staatscommissie geeft in haar tussenrapportage aan dat de samenhang en de balans tussen haar verschillende oplossingsrichtingen in het eindrapport verder zullen worden uitgewerkt. Hoe kijkt de minister tegen dit voornemen van de staatscommissie aan? De regering geeft aan het intrekkingsvoorstel los van het groter geheel te hebben gedaan. Wij horen graag de reactie van de minister wat dit betreft.

Wij begrijpen dat de reden van deze intrekkingswet voornamelijk politieke drijfveren heeft, maar wij verbazen ons over de tunnelredenering die wordt gebruikt om de noodzaak van de intrekkingswet uit te leggen in zowel de memorie van toelichting als de antwoorden op onze schriftelijk vragen. Eigenlijk beperkt het kabinet zich tot twee argumenten waarom de wet niet zou werken: dat hij leidt tot een bindend referendum — dat was net in discussie — maar dat dat niet langer mogelijk is, en dat hij voor een vervreemding onder de kiezers zorgt.

Voorzitter. Ik ga graag op beide argumenten in. Allereerst beschrijft de regering dit raadgevend referendum als een opmaat naar een bindend referendum. Dat is echter nooit de bedoeling van het initiatiefvoorstel geweest. Het raadgevend referendum kan wel degelijk los worden gezien van een bindend referendum. De minister verwijst in de beantwoording naar de horizonbepaling in de wet. Die is echt aantoonbaar iets anders. De horizonbepaling geeft aan dat een bindend referendum verstrekkender is dan een raadgevend referendum; dat zal niemand tegenspreken. Dat het raadgevend referendum minder verstrekkend is, betekent echter niet dat het daarmee geen op zichzelf staande wet kan zijn. Dit argument van de regering is en blijft ongefundeerd. Kan de minister nog eens uitleggen waarom het raadgevend referendum geen op zichzelf staande betekenis kan hebben?

Het tweede argument gaat over de vervreemding van kiezers. De regering stelt dat het raadgevend referendum niet heeft gebracht wat ervan werd verwacht en dat kiezers teleurgesteld zijn dat er niets werd gedaan met de uitkomsten. Mijn fractie heeft veel bezwaren tegen deze argumentatielijn; die bezwaren loop ik graag weer langs. Allereerst is de mogelijke teleurstelling bij kiezers over het effect van een raadgevend referendum nooit goed te vergelijken met de teleurstelling die kan ontstaan als kiezers zien dat dit middel wordt afgeschaft. Denkt de minister dat intrekking van het raadgevend referendum niet ook zou kunnen leiden tot onbegrip en vervreemding bij de kiezer? Zo nee, dan is mijn fractie benieuwd naar de argumentatie van de minister.

Ten tweede is de analyse dat het raadgevend referendum niet heeft gebracht wat ervan werd verwacht, een heel magere en subjectieve observatie. Waarom heeft het niet voldaan aan de verwachtingen? Welke verwachtingen had de regering? Welke verwachtingen zijn wel en welke zijn niet uitgekomen? Het is dus objectiever om niet te spreken over de verwachtingen die de regering had, maar om te leren van de ervaringen aan de hand van een brede en een diepe evaluatie van het raadgevend referendum. De fractie van de Partij van de Arbeid betreurt het dat die niet heeft plaatsgevonden. De regering heeft nu slechts naar één casus gekeken, terwijl er inmiddels meer ervaring is opgedaan met een tweede referendum en een poging tot een derde referendum.

Is de regering het met mijn fractie eens dat het referendum over de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten veel mensen heeft geïnformeerd over het werk van de veiligheidsdiensten? Blijkt uit het voornemen van de regering om naar aanleiding van het referendum met voorstellen te komen om de genoemde wet op enkele punten aan te passen, niet de waarde van het raadgevend referendum? Wij horen graag de reactie van de minister op deze punten.

De regering kiest ervoor geen wetenschappelijke evaluatie te verbinden aan de intrekking. De Partij van de Arbeid vindt zo'n breder en dieper onderzoek juist noodzakelijk. Daarin zouden wij kunnen kijken naar de voorwaarden voor referendabele onderwerpen, de drempel en de meningen van verschillende groepen kiezers. Ook als het raadgevend referendum mocht worden ingetrokken, dan nog kunnen de resultaten van deze evaluatie worden betrokken bij de discussie over het eindrapport van de staatscommissie. Ziet de minister de waarde van een dergelijke evaluatie? Wil zij toezeggen die uit te voeren?

Voorzitter. Intrekken is niet de enige optie. Als iets niet aan de verwachtingen voldoet, betekent dit niet meteen dat het moet worden afgeschaft. Je kan een wet immers ook aanpassen. De regering stelt dat 40% van de kiezers vindt dat een uitslag een-op-een uitgevoerd moet worden. De fractie van de Partij van de Arbeid vindt dit een interessant gegeven en is nieuwsgierig naar de betekenis daarvan. Zijn de kiezers dus onvoldoende voorgelicht over het advieskarakter van het referendum? Of was het complexe onderwerp van het Oekraïneverdrag eigenlijk niet geschikt voor een referendum? Of is de drempel voor instemming verkeerd gekozen? Of heeft de regering nagelaten tijdens de campagne behoorlijke informatie te verstrekken over de EU-Oekraïnesamenwerking, zo vragen wij de minister.

Dit zijn vragen waarop het antwoord niet is gegeven en waarop wij in dit debat graag een antwoord krijgen van de minister. Was het in de ogen van de minister op basis van de antwoorden niet logischer geweest om het raadgevend referendum aan te passen in plaats van af te schaffen?

Het aanpassen van het raadgevend referendum lijkt ook politiek een verstandiger keuze, omdat nieuwe wetgeving erg lang duurt. Waarom oude schoenen — die komen weer terug - - die nog amper zijn gebruikt, weggooien terwijl je nog niet eens weet of er wel nieuwe schoenen komen? Een bindend referendum zoals door de staatscommissie voorgesteld, zal door de noodzaak tot grondwetswijziging een traject van jaren in beslag nemen. Wat weerhoudt de minister ervan om het huidige raadgevend referendum te behouden en waar nodig te verbeteren?

Voorzitter. De argumenten voor de intrekking van deze wet zijn in de ogen van mijn fractie slecht onderbouwd. De regering besluit een wet in te trekken die amper drie jaar bestaat en waarop tot het moment van de indiening van het voorliggend wetsvoorstel slechts een keer een beroep is gedaan. Waarom besluit de minister deze wet in te trekken terwijl daar amper ervaring mee is opgedaan? De wet heeft niet voldoende tijd gehad om er genoeg ervaring mee op te doen en had zich nog verder kunnen ontwikkelen. Ook de kiezers hebben weinig tijd gehad en te weinig referenda meegemaakt om aan het raadgevend referendum te wennen. Om dus nu al definitief deze optie tot democratische vernieuwing af te schaffen, is zeer voorbarig. De regering lijkt er alles aan te doen om de onderhavige intrekkingswet met stoom en kokend water door deze Kamer heen te loodsen en tot uitvoering te brengen. Vanwaar deze haast, zo vraag ik de minister. Er komt de afgelopen maanden nog erg weinig wetgeving van het kabinet en dan wordt er prioriteit gegeven aan een onderwerp waarnaar nu nog onderzoek wordt gedaan door de staatscommissie. Mijn fractie is benieuwd of de regering ook overwogen heeft om het onderhavig wetsvoorstel tijdelijk op te schorten. De staatscommissie komt immers over een halfjaar met haar eindrapport en daarbij zal ongetwijfeld ook het raadgevend referendum volop aan bod komen. Met deze intrekking lijkt de regering alvast een voorschot te nemen op deze discussie en daarmee weinig respect te tonen voor het werk van de commissie. Graag de reactie van de minister op dit punt.

Om deze ingewikkelde maatschappelijke en parlementaire discussie over de toekomst van ons parlementaire stelsel zo goed mogelijk te voeren, is het wel belangrijk dat alle opties besproken kunnen worden. Het kan tot vervreemding leiden bij burgers wanneer de regering op voorhand al een onderwerp van de agenda streept. Naar de opvatting van de PvdA is het dus geloofwaardiger, zelfs als je tegen dit raadgevend referendum bent, om deze wet on hold te zetten. Heeft de minister deze optie overwogen? Zo ja, waarom heeft zij er niet voor gekozen? Zo nee, wil zij overwegen daar alsnog voor te kiezen? Is de minister het met ons eens dat het belangrijk is om maatschappelijke betrokkenheid te organiseren rondom het eindrapport van de staatscommissie? En ziet zij ook dat het tot vervreemding en onbegrip kan leiden bij de kiezer wanneer de regering alvast een van de onderwerpen uitsluit nog voordat deze discussie heeft plaatsgevonden?

Ten slotte sta ik nog stil bij het besluit van de regering om niet alleen deze wet af te schaffen maar ook de referendabiliteit daarvan onmogelijk te maken. Dat de regering zover gaat het voorliggend wetsvoorstel van de mogelijkheid van een referendum uit te zonderen en dat ook nog met een zeer beperkt minderheid in het parlement, getuigt volgens ons en vele deskundigen niet van politieke en juridische zuiverheid. Wat betreft de politieke zuiverheid versterkt dit het beeld dat de regering niet geïnteresseerd is in de mening van kiezers, en dat ze voornamelijk bang is voor een uitslag waarop ze niet zit te wachten. Dit zal voor velen voelen als een vergroting van de kloof tussen burger en politiek en juist zorgen voor de vervreemding waar deze regering juist zo bang voor is. Denkt de minister inderdaad dat als deze wet referendabel wordt, dan zal blijken dat een meerderheid van de kiezers wel voor een raadgevend referendum is?

Wat betreft de juridische zuiverheid spraken de verschillende deskundigen die wij hier uitgenodigd hadden over een lelijke kunstgreep om politieke tegenstanders de pas af te snijden door hen een democratisch recht te ontzeggen. Een ander zegt hier een bijzonder zware constructie te zien. Nog iemand anders sprak van een niet erg chique handelwijze. Het moge dan juridisch effectief zijn, zoals de Raad van State stelt, maar in de ogen van de PvdA-fractie zou recht en goed bestuur over veel meer moeten gaan dan alleen de politieke effectiviteit. Hoe oordeelt de minister over deze kritiek?

Voorzitter, ik kom tot een afronding. De Partij van de Arbeid ziet het referendum als een interessant instrument in onze ambitie om burgers meer zeggenschap te geven. We zien tegelijkertijd dat er ook nadelen aan kleven en staan ervoor open om verder te discussiëren over welk middel het beste werkt, maar dan wel op basis van een gedegen evaluatie en in samenhang met ons hele politieke bestel. Wij kijken uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sini. Ik geef het woord aan de heer Köhler.