Plenair Martens bij behandeling Verlaagd wettelijk collegegeld



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 19.46 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Martens i (CDA):

Voorzitter. Ook van onze kant, van de CDA-fractie, welkom aan de minister voor haar eerste debat in deze Kamer als minister.

Voorzitter. Vandaag bespreken we een wetsvoorstel dat in zeer korte tijd door de regering is opgesteld. Ook de Tweede Kamer heeft snel gewerkt. Het wetsvoorstel is op 16 maart aan de Tweede Kamer aangeboden en op 26 april jongstleden al met algemene stemmen aangenomen. Vandaag staat het op onze agenda voor behandeling én stemming.

De inzet van het wetsvoorstel is een wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de WHW, teneinde het mogelijk te maken per AMvB een collegegeldverlaging in te voeren. Het is al vaker aan de orde geweest. De regering is voornemens het collegegeld te halveren voor alle eerstejaarsstudenten en voor studenten aan een lerarenopleiding. Voor de laatste categorie is de verlaging ook in het tweede jaar van toepassing.

De Raad van State had een aantal kritische kanttekeningen bij het wetsvoorstel. Deze zijn in de behandeling in de Tweede Kamer besproken. Ook bij de schriftelijke behandeling in de Eerste Kamer is een aantal punten daarvan aan de orde geweest. Door de Tweede Kamer zijn twee amendementen aangenomen, beide met algemene stemmen. Het ene betreft een voorhangbepaling; het tweede betreft een evaluatiebepaling. Beide amendementen worden ook door onze fractie verwelkomd.

Voorzitter. De regering heeft met dit wetsvoorstel twee doelstellingen. Enerzijds is dat het verbeteren van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. De tweede doelstelling is het verhogen van de instroom aan lerarenopleidingen, in de hoop daarmee ook een bijdrage te leveren aan de oplossing van het lerarentekort. Voor beide doelstellingen geldt dat de regering verwacht dat door het verlagen van de kosten van een opleiding de student ook een vrijere keuze kan maken, een keuze die meer voortkomt uit een intrinsieke motivatie.

Het is verheugend van de regering te vernemen dat er wat betreft de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in Nederland eigenlijk geen probleem is. En de leden lezen op pagina 1 van de memorie van toelichting dat het verlagen van het wettelijk collegegeld naar verwachting van de regering zelf "weinig effecten zal hebben op de aantallen studenten die instromen in het hoger onderwijs". Het is dan wel wat verrassend dat hier een wetsvoorstel voorligt met als doelstelling de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te vergroten. De regering stelt echter terecht dat het wetsvoorstel de toegankelijkheid wel verder kan verbeteren en verder zou kunnen bijdragen aan een vrijere studiekeuze, met name in die gevallen waar financiën een rol spelen bij de keuze. Dat geldt zeker nu uit de Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2016-2017 is gebleken dat voor een aanzienlijk deel van de aankomende studenten financiële aspecten meewegen in de keuze om wel of niet door te gaan studeren.

De leden van de CDA-fractie bekijken het wetsvoorstel mede in het licht van de visie die voortvloeit uit de WHW dat het eerste studiejaar ook als een oriëntatiejaar gezien mag worden: de propedeuse als oriëntatie en zelforiëntatie. Daarbij kan het passend zijn om studenten in dat jaar ook niet de volle mep te laten betalen.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Dit verbaast me een beetje, want met de wijziging van het hele studiesysteem is het niet meer zo dat je drie propedeuses kunt doen om daarna een goede studie te kiezen. Ik zie dus het verband niet zo tussen het verlagen van het collegegeld en de propedeuse als een soort oriëntatie.

Mevrouw Martens (CDA):

Nou, zo staat het mijns inziens wel in de wet. Of het de facto zo uitwerkt, is een andere zaak, maar de propedeuse is ook wel een oriëntatiefase. Maar daarover kunnen we van mening verschillen. Ik heb het citaat uit de wet niet bij de hand.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Het gaat me niet om het precieze citaat uit de wet, maar een propedeuse is het eerste jaar van een studie …

Mevrouw Martens (CDA):

Voilà.

Mevrouw Nooren (PvdA):

… en iedereen weet dat het een financiële last is als die niet goed gaat. Ik denk dus niet dat studenten het ervaren als een oriëntatiejaar.

Mevrouw Martens (CDA):

Nee, dat zou kunnen. Maar in de wet staat: het is ook te zien als oriëntatiejaar. Dat is wat ik hier zeg. En dat maakt het ook meer passend om het niet de volle mep te laten kosten. Dat zou in die redenering passen. Hoe het in de praktijk uitwerkt, zullen we moeten zien. En hoe het nu in de praktijk ervaren wordt door studenten, zal onderzoek uitwijzen.

Voorzitter. Voor studenten aan een lerarenopleiding houdt de maatregel in dat hun collegegeld ook in het tweede studiejaar wordt gehalveerd. Meer dan op toegankelijkheid is dit onderdeel van het wetsvoorstel gericht op het aantrekken van extra studenten aan lerarenopleidingen. Dat is relevant nu recent in een kwalitatief onderzoek naar keuzemotieven is gebleken dat de intentie van scholieren en studenten op mbo-4-niveau om leraar te worden, groter wordt naarmate er iets met de prijs wordt gedaan. In combinatie met andere maatregelen ter bestrijding van het lerarentekort lijkt het een terechte aanname dat het wetsvoorstel een hogere instroom zou kunnen bevorderen.

Onze fractie is zich er overigens wel zeer wel van bewust dat bestrijding van het lerarentekort maatregelen op meerdere vlakken vergt. Alle zes de actielijnen zijn belangrijk. Zeker zal ook gekeken moeten worden hoe te voorkomen is dat leraren voortijdig het onderwijs verlaten, bijvoorbeeld door middel van begeleiding van starters en het verlagen van de werkdruk. Ook belangrijk is de aandacht voor zijinstromers, waarbij aandacht voor de kwaliteit essentieel blijft.

Onze fractie had zich aangesloten bij de vragen van de VVD met betrekking tot de criteria van de evaluatie en met betrekking tot de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie zijn tevreden met de antwoorden. Ze begrijpen dat de evaluatie in de eerste plaats gericht zal zijn op de geformuleerde doelstellingen, zijnde het verdere verbeteren van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs en het vergroten van de instroom in de lerarenopleiding. De CDA-fractie is blij met de toezegging dat er in de evaluatie daarnaast ook aandacht zal zijn voor andere effecten van het wetsvoorstel, bijvoorbeeld met betrekking tot studentenaantallen en het leengedrag.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Mevrouw Martens heeft net de heer Ganzevoort horen spreken. Mevrouw Martens, herkent u zich niet in zijn analyse dat de onderbouwing mager is, dat het niet op feiten is gebaseerd en dat er geen onderzoek aan ten grondslag heeft gelegen? We hebben hier vast de uitvoeringstoets gehad — ik zal daar straks in mijn bijdrage op ingaan — waarin wordt gezegd dat je moet weten waar je staat en wat je moet verbeteren. Ik hoor mevrouw Martens letterlijk zeggen dat ze tevreden is met de onderbouwing die de minister geeft.

Mevrouw Martens (CDA):

Wij zien in ieder geval geen aanleiding om hier nog verder over in debat te gaan dan reeds gedaan en besproken. Maar we zijn wel zeer geïnteresseerd in de antwoorden op de vragen van de heer Ganzevoort.

Waar was ik? De CDA-fractie is blij met de toezegging dat daarnaast in de evaluatie ook aandacht zal zijn voor andere effecten van het wetsvoorstel, bijvoorbeeld met betrekking tot de studentenaantallen en het leengedrag. Ook hebben wij met aandacht genoteerd dat de minister bereid is om de uitkomsten van de evaluatie aan deze Kamer toe te zenden. Wij zijn gerustgesteld nu de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft aangegeven dat het wetsvoorstel voor hem haalbaar en uitvoerbaar is. We zijn tevreden om in de memorie van antwoord te lezen dat alle instellingen gecompenseerd zullen worden voor de gederfde collegegeldinkomsten en de in- en uitvoeringskosten, ook al zijn de exacte implementatiekosten nog niet bekend. We zijn ook tevreden met de toezegging dat het ministerie van OCW een communicatieplan zal opstellen om de doelgroepen tijdig te informeren.

Voorzitter. Ik kom tot een afronding. Ook onze fractie had en heeft wel vragen bij dit wetsvoorstel, ook bij de urgentie ervan. Maar gezien de reactie van de minister in de memorie van antwoord, zal ik mijn fractie, alles afwegende, adviseren om voor het wetsvoorstel te stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Martens. Ik geef het woord aan de heer Bruijn.