Verslag van de vergadering van 10 juli 2018 (2017/2018 nr. 38)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 12.04 uur
De heer Schaper i (D66):
Mevrouw de voorzitter. Vandaag bespreken wij twee wetsvoorstellen inzake de juridische aspecten van het streven van ons land tezamen met andere landen om te komen tot waarheidsvinding en genoegdoening inzake het neerhalen van de vlucht MH17, bijna vier jaar geleden. Het ene wetsvoorstel richt zich op een specifieke, concrete invulling van internationale juridische samenwerking, te weten het verdrag tussen Oekraïne en Nederland, en het andere bevat bepalingen samenhangend met de vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17, waarbij dan regels van het Nederlandse proces zullen gelden. De leden van de D66-fractie verwelkomen deze keuze die de regering gemaakt heeft voor berechting en vervolging in Nederland, ingebed in internationale samenwerking en steun. Daarmee wordt recht gedaan aan zowel de nationale als internationale dimensie van de immense tragedie die zich met het neerhalen van de vlucht MH17 heeft voltrokken.
Hetzelfde geldt voor de oprichting van het Joint Investigation Team, waarin tientallen rechercheurs en officieren van justitie uit de vijf betrokken landen — Nederland, België, Oekraïne, Australië en Maleisië — samenwerken onder leiding van een Nederlandse hoofdofficier van justitie. Per land kan daarbij, als ik het goed begrijp, de samenwerking verschillend zijn, maar het ultieme doel blijft voor allen hetzelfde: de daders moeten voor de rechter komen. Deze succesvolle juridische en praktische samenwerking roept de vraag op of een dergelijke samenwerking als nu vastgelegd in het verdrag met Oekraïne en in een tweede verdrag, ook met de overige leden van het Joint Investigation Team — dan heb ik het over Australië, Maleisië en België — eventueel ontwikkeld kan worden. Daarvoor kan gekozen worden voor hetzelfde model als met Oekraïne, maar het hoeft niet exact hetzelfde model te zijn. Zou met die andere landen ook gedacht kunnen worden aan bilaterale verdragen? Heeft de minister ter zake opvattingen of het een goede gedachte is om die weg verder te bewandelen of niet?
Mevrouw de voorzitter. Onmiddellijk na het neerhalen van de vlucht MH17 noemde premier Rutte het achterhalen van de oorzaak van het neerstorten van het vliegtuig en het opsporen en berechten van de daders als twee hoofdprioriteiten van de regering. Op beide terreinen is met het uitstekende werk van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het Joint Investigation Team grote voortgang geboekt. Naar aanleiding van het laatste rapport van de OVV hebben Nederland en Australië besloten gezamenlijk Rusland aansprakelijk te stellen voor zijn aandeel in het neerhalen van de vlucht MH17. De overige Joint Investigation Teamlanden en ook landen daarbuiten steunden dit voorstel. Daarom kwam het wel onverwachts dat de Maleisische minister van Transport eind mei publiekelijk verklaarde: "There is no conclusive evidence to confirm that Russia was responsible for the downing of Malaysia Airways flight MH17." Zou de minister willen toelichten wat nu het standpunt is van de Maleisische regering en op welke gronden de Maleisische minister van Transport deze uitspraak heeft gedaan? Het lijkt me overigens niet uitgesloten dat dit politieke redenen zijn, te weten de wens niet in een confrontatie met Rusland te geraken. Ook in eerdere fases van de samenwerking van ons land met de meest betrokken andere landen waren er signalen dat er bij sommige van hen zorgen bestonden over mogelijke repercussies die het onderzoek van het Joint Investigation zou kunnen hebben op de betrekkingen met Rusland.
Dat brengt me bij de opstelling van Moskou bij de pogingen van de internationale gemeenschap om te komen tot waarheidsvinding en genoegdoening inzake het neerhalen van de vlucht MH17. Van begin af aan was de opstelling van Rusland kritisch dan wel negatief ten aanzien van voorstellen en initiatieven die gericht zijn op een internationaal overeengekomen proces van vervolging en berechting. Direct al na de ramp was Moskou het er niet mee eens dat ICAO, de internationale organisatie voor de burgerluchtvaart die de eerstverantwoordelijke organisatie bij dergelijke rampen is, de leiding had bij de reactie van de internationale gemeenschap op de ramp met de vlucht MH17. In plaats daarvan moesten naar de mening van Moskou de VN-instellingen in New York een centrale rol spelen. In concreto zou dat betekenen dat de Veiligheidsraad, dat wil zeggen Rusland, een veto zou krijgen. Geheel in lijn daarmee was het veto van Moskou een jaar later tegen het voorstel van de vijf landen van het Joint Investigation Team om een internationaal MH17-tribunaal op te richten. Ook dan zou Moskou niet aan de knoppen zitten. Ook het werk van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, waarvoor internationaal veel waardering bestaat, vond geen genade in Moskou. Toch moet opgemerkt worden dat Rusland in de jaren de deur niet helemaal dicht heeft gegooid. Zo waren er, als ik goed ben geïnformeerd, een tijdje enkele Russische experts betrokken bij het onderzoek naar de toedracht van de ramp en zijn er door Rusland ook enige bewijsstukken ingeleverd. Dat roept de vraag op of het zin kan hebben om een gesprek met Moskou aan te gaan over vormen van verdere samenwerking en een intensievere samenwerking dan die op dit moment. Verschillende collegae hebben hier vandaag al over gesproken en zelfs al concrete voorstellen gedaan. Kan de minister nog nader ingaan op met name het punt dat de heer Knapen ook noemde, op wat de minister heeft gezegd in de discussie in de Tweede Kamer, namelijk dat het moment voor een verdrag "nog niet" is aangebroken? Op grond van welke criteria zou u, minister, dat "nog niet" willen veranderen in "eventueel wel"? Ik vraag dat niet, zoals u zult begrijpen, omdat wij een instinctieve sympathie voor het Russische standpunt willen verwoorden, maar wel gegeven het belang van een zo groot mogelijke betrokkenheid van Rusland bij de strafrechtelijke procedure en van een praktische samenwerking, die volgens mij uiteindelijk toch noodzakelijk is voor een resultaat van de procedure.
Mijn laatste punt, mevrouw de voorzitter, betreft het gebruik van bepaalde woorden. Dat is dikwijls een belangrijk punt in de diplomatie. De Veiligheidsraad heeft in resolutie 2166 kort na het neerhalen van de MH17-vlucht opgeroepen tot internationale samenwerking, met als doel het aansprakelijk stellen van degenen die verantwoordelijk zijn voor deze schanddaad. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel inzake internationale juridische samenwerking wordt echter gesproken van "ter verantwoording roepen" van personen als doelstelling van de nationale en internationale inspanningen. Dat "ter verantwoording roepen" lijkt minder ver te gaan dan "aansprakelijk stellen". Wil de minister hierop ingaan en enige duidelijkheid verschaffen over de juridische consequenties van het gebruik van deze twee verschillende termen?
Met dat al blijft de ramp met de MH17 vooral een groot menselijk drama. Onze gedachten gaan uit naar de familie en vrienden van de slachtoffers. Wij kijken uit naar de effectieve vervolging en berechting van de verantwoordelijken voor deze catastrofe.
Dank u, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schaper. Ik geef het woord aan mevrouw Baay.