Verslag van de vergadering van 11 september 2018 (2017/2018 nr. 39)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.54 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Ook mijn dank gaat uit naar de minister voor zijn beantwoording. Een aantal dingen zijn wat ons betreft wel helderder geworden. Nog niet helder is de onderbouwing van het wetsvoorstel: het nut en de noodzaak daarvan. Eigenlijk geeft de minister toe geen zaakanalyse te hebben gedaan, maar dat het, omdat het allemaal steeds complexer wordt, steeds belangrijker kan worden dat die mogelijkheid er is. Dat is enigszins meer naar de toekomst kijken, terwijl wij geneigd zijn te toetsen aan een onderbouwing voor nu. Blijkt uit ervaringsgegevens dat het noodzakelijk is?
Ten aanzien van terugkeerders gaf hij aan wat hij ook in de Tweede Kamer heeft gezegd, namelijk dat het OM daar nu niet per se behoefte aan heeft, maar dat ook dat in de toekomst zou kunnen veranderen. Dat vindt mijn fractie nog steeds een magere onderbouwing, terwijl we tegelijkertijd ook willen voorkomen dat — mocht het inderdaad nodig blijken te zijn voor de rechter — de rechter met lege handen komt te staan. Daar moeten wij dus nog goed over nadenken.
Een belangrijke toezegging vind ik, omdat er kennelijk toch een soort lineaire curve is zoals mevrouw Wezel dat noemt, dat de rechter naarmate de gevangenhouding langer duurt, strenger zal toetsen aan zowel de verdenking — is die zwaar genoeg — als aan de vraag of het onderzoek wel een beetje opschiet. Doet het OM wel een beetje z'n werk, ook al is er geen ernstig bezwaar aanwezig? Hoe dat in de praktijk gaat uitwerken, moet nog blijken. Maar dat vind ik een belangrijke toezegging van de minister. Het staat misschien niet in de wet, maar ik houd de minister daar wel aan en ik hoop dat de rechters dat ook zullen doen.
Dan is de minister heel kort ingegaan op mijn vraag over de verhouding tussen deze wet en de wet over het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid. Ik vind het belangrijk dat de minister duidelijk zegt dat de strafrechtelijke mogelijkheid leidend is. Dus als we kunnen vervolgen, dan doen we dat. Daarbij gaf de minister wel een voorwaarde aan, namelijk dat ze zich in onze rechtsmacht moeten bevinden. Deze mensen zijn natuurlijk in het buitenland. Nu heeft Nederland wel de jurisdictie om iemand te vervolgen en om uitlevering te vragen zodat iemand hier vervolgd kan worden. Ik zou van de minister willen horen of hij daar ook op die manier naar kijkt. Vindt hij dat, als er een mogelijkheid is, Nederland zal moeten trachten de mensen hiernaartoe te halen om ze daadwerkelijk te gaan vervolgen en berechten? Want dan komen ze in de rechtsmacht van Nederland.
Tot slot, voorzitter, over de Nederlandse kinderen. Ik ben blij dat de minister en de regering deze kinderen ook zien als slachtoffers. Die Nederlandse kinderen zijn slachtoffers van de keuzes die hun ouders hebben gemaakt. Het zijn Nederlanders die eigenlijk gevangen zitten in een bepaalde situatie, ook gewoon fysiek, in detentie. De vraag is of wij ze daar maar gewoon moeten laten zitten en het zielig voor ze vinden of dat het noopt tot de positieve verplichting tot actief ingrijpen. Ik heb al het voorbeeld van andere landen genoemd. We doen dat ook met Nederlandse gedetineerden die nota bene nog in een wat gereguleerde setting van een gevangenis zitten in het buitenland. Zouden we daar onze consulaire bijstand ook niet voor moeten inzetten? Ook vanuit het idee dat het kortetermijnbeleid is om ze te laten zitten in die schadelijke omstandigheden, terwijl we toch ooit opnieuw met die kinderen van doen zullen krijgen. Vervolgens zei de minister dat het Kinderrechtenverdrag ons daartoe niet verplicht, omdat ze zich niet in onze rechtsmacht bevinden. Ik heb juist ook verwezen naar het recht van iedereen om te kunnen terugkeren naar het eigen land, artikel 12, lid 4 van het IVBPR. Stel dat een Nederlands kind wil terug naar het land, maar dat niet uit zichzelf kan omdat het een kind is, is het dan niet heel logisch dat Nederland en de ambassade een reikende hand bieden om dat recht ook daadwerkelijk te effectueren? Het zou fijn zijn als de minister daar nog op in zou kunnen gaan. Wij zullen in de fractie beraad houden of wij dit wetsvoorstel kunnen steunen of niet.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Is de minister in staat om direct te antwoorden? Ik begrijp dat hij een korte schorsing nodig heeft. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.