Verslag van de vergadering van 9 oktober 2018 (2018/2019 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.07 uur
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dan ben ik daarop voorbereid. Dank aan de minister voor de uitgebreide inhoudelijke beantwoording. Dank ook aan de collega's Ester, Schalk en Flierman voor de aardige woorden over mijn maidenspeech. De voorzitter zei dat het wat snel ging. Andere leden vonden het juist wel een prettig tempo. Ik ga dus de komende weken een beetje experimenteren met wat de goede snelheid van een betoog is. In elk geval is het volgens mij geen doel op zich om de spreektijd vol te maken, dus als ik eerder klaar kan zijn en ook de inhoud nog kwijt kan, doe ik dat graag. Maar we gaan merken wat wel of niet goed bevalt.
De voorzitter:
Ik zal u scherp houden. Als u té snel spreekt, zal ik het melden.
De heer Binnema (GroenLinks):
Dat is een mij bekende valkuil, dus ik zal daarop letten.
Eigenlijk wil ik nog maar een paar dingen noemen, want heel veel zaken zijn in de schriftelijke voorbereiding en in het debat uitgebreid aan de orde geweest. Ik heb geen behoefte om alle punten nog eens uitgebreid langs te lopen. Dat lijkt me ook gezien de tijd niet verstandig. Maar er zijn een paar dingen waarvan het belangrijk is om ze nog even te benadrukken, ook voor de discussie over dit wetsvoorstel die we als fractie de komende week gaan voeren.
Het eerste betreft de criteria, de afwegingen, die in artikel 52d zijn terechtgekomen. De discussie is daar veel over gegaan. Hoewel het misschien wat onaardig klinkt naar de nieuwe fractievoorzitter van de D66-fractie aan de overkant, is eigenlijk met de toevoeging van lid 5 en het hele aspect van het zwaarwegende belang een extra complicatie toegevoegd, die de afweging misschien niet helderder en inhoudelijker maakt. Daarover zou ik twee dingen willen zeggen.
Ten eerste zou je volgens mij, ook gezien het soort criteria dat genoemd wordt, wel degelijk ten dele tot een kwantificering kunnen komen van de omvang van risico's, het tempo van de afbouw en het tempo van de versterking. Voor een ander deel kan dat niet. Ik zeg daar meteen bij dat kwantitatief niet per se beter is, of het enige waarnaar je zou moeten streven, maar dat juist ook kwalitatieve overwegingen buitengewoon goede overwegingen kunnen zijn, die navolgbaar en uitlegbaar kunnen zijn. Maar ik denk wel, ook gezien de discussie die we daarover uitgebreid gevoerd hebben, dat alle pleidooien die zijn gehouden over de betrokkenheid van de beide Kamers bij de manier waarop die weging plaatsvindt en de manier waarop die criteria ten opzichte van elkaar bekeken worden, wel degelijk belangrijk zijn. We hebben een aantal moties daarover ondersteund, maar wellicht zijn er ook andere vormen denkbaar, mochten de moties geen meerderheid krijgen, om toch na te gaan hoe in de komende tijd dit instrument en de manier waarop de criteria gewogen worden, verfijnd kunnen worden en hoe er daarbij de komende tijd van ervaringen geleerd kan worden.
Dan het tweede aspect. We hoorden zeggen dat er een forse achterstand is in de afwikkeling van de schade. Ik hoorde het getal van 16.000 woningen, en tegelijkertijd dat men die voor eind volgend jaar gereed wil hebben. Een snelle rekensom leert dat het dan gaat om ruim 300 per week. Ook gezien de beperkte omvang van een aantal dossiers, waarin niet meer dan een naam en een adres stond, was onze vraag hoe reëel die ambitie is om in een jaar een achterstand van 16.000 woningen in te halen.
Het laatste punt waar ik aandacht voor wilde vragen, heb ik aan het eind van mijn betoog benoemd. De minister is daar maar ten dele op ingegaan. We doen een hele hoop tegelijkertijd in de grond. Het is inderdaad goed dat diverse kennisinstituten, inclusief KNMI en TNO, hierbij betrokken zijn geraakt en dat zij met elkaar de kennis over aardbevingen hebben gedeeld. Maar de oproep was met name om te kijken wat er gebeurt als heel veel van dit soort dingen tegelijkertijd in een redelijk beperkt gebied gebeuren. We hebben nu heel sterk gekeken naar de bevingsrisico's die het gevolg zijn van de gaswinning. We hebben op dat vlak onze lessen geleerd, denk ik. We hebben gezien dat het vooropstellen van het veiligheidsbelang en de risico's van de beving juist erg essentieel is voor het terugdringen van risico's. Is het dan wel zo verstandig als we ons via een andere route eigenlijk weer vergelijkbare risico's op onze hals halen? Kan de minister dus nog eens specifieker kijken naar de combinatie van alle verschillende zaken die in de ondergrond plaatsvinden? Kan hij de gedachten daarover met onze Kamer delen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. Niemand heeft u geïnterrumpeerd, helaas. Dat is nou jammer. Ik kijk even naar de minister. Bent u in de gelegenheid om direct te antwoorden? Ik zie dat u tien minuten wilt.