Plenair Kox bij Algemene politieke beschouwingen (aanvang eerste termijn Kamer)



Verslag van de vergadering van 30 oktober 2018 (2018/2019 nr. 5)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Mevrouw de voorzitter. Was Mark Rutte een luxe auto, dan was-ie allang total loss verklaard. Maar voor een minister-president is het — zo zegt hij — juist zijn baan om zo veel mogelijk krassen te verzamelen, in de hoop dat er ondertussen af en toe ook wat dingen goed gaan. Zeg maar: Mark Rutte als Max Verstappen. En, het mag gezegd: ook na acht jaar regeren straalt de premier alsof hij nog even strak in de lak zit als toen hij begon met het verzamelen van krassen.

De echte butsen blijken vooral voor zijn bijrijders te zijn: eerst de PVV en het CDA, toen de Partij van de Arbeid en nu naar het schijnt vooral D66. Bij de Statenverkiezingen wordt het schaderapport opgemaakt en de dagwaarde bepaald. Deze eerste volwaardige begroting van het kabinet zou een uitgelezen kans zijn om die waarde op te vijzelen.

De begroting is ván ons allemaal en vóór ons allemaal, zegt de titel, maar is dat ook zo? Fijn om het daarover vandaag hier met de premier, zijn kabinet en de collega's in de Kamer te kunnen hebben. Ik zeg tegen het kabinet vanwege haar eerste verjaardag: van harte gefeliciteerd. Ik vraag begrip dat ik daar niet onmiddellijk aan toevoeg: en nog vele jaren. Maar desalniettemin zien we de traktatie van de minister-president in de pauze met belangstelling tegemoet.

Mevrouw de voorzitter. Alle economische seinen lijken in ieder geval voor de regering op groen te staan. Meer groei, meer inkomsten, minder schuld, minder mensen aan de kant. Maar regeren is nooit gemakkelijk, ook niet in tijden waarin voorspoed lonkt maar rampspoed dreigt. Als historicus en politicus weet deze premier dat maar al te goed.

Nog maar tien jaar terug trilden ons land en de wereld onder de grootste financieel-economische crisis uit de moderne tijd. De crisis was het symptoom, het kapitalisme de oorzaak van de rampspoed die vanaf dan over ons en de rest van de wereld zou denderen. En die ons vandaag de dag nog steeds l5% armer maakt dan indien we toen níet de speelbal waren geweest van banken, beleggers, beurzen en multinationale bedrijven, met hun onverantwoorde hebzucht en kortzichtige kijk. Wat voor een begroting hadden we kunnen hebben als we het kapitalisme vanaf de jaren negentig níet de vrije hand hadden gegeven en ons op tijd hadden gerealiseerd wat de aard van het kapitalistische beestje is en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn.

Mevrouw de voorzitter. Deze zomer was ik in Trier op een verjaardagsfeestje van de man die daar 200 jaar terug geboren werd en zijn leven lang de aard van het toen nog jonge beestje probeerde te doorgronden. In weerwil van zijn levensmotto: twijfel aan alles, was Karl Marx er toch vrij zeker van dat de aard van het kapitalisme permanent terugkerende crises onvermijdelijk maakt en dat we dat zouden voelen ook, de mensen die het het minst getroffen hebben, altijd het meest.

Dat Marx 200 jaar na zijn geboorte aan een tweede leven lijkt begonnen, heeft hij bovenal te danken aan het onvermogen van anderen om de kolossale crisis van tien jaar terug te verklaren zónder het kapitalisme als grondoorzaak aan te wijzen. En daarom kan, in een tijd van ogenschijnlijke voorspoed, rampspoed ook nu weer toeslaan. De aard van het beestje is immers, tien jaar na de crisis, niet veranderd. Laat ik twee voorbeelden noemen.

Allereerst de banken. Jarenlang waste ING illegaal kolossale bedragen wit en misbruikte de Rabobank haar hoge rating voor een laag-bij-de-grondse manipulatie van de rentestand. Beide banken mochten hun wandaden afkopen. Slechts enkele bankiers vertrokken, vaak met geld toe; geen enkele verscheen voor de rechter, niemand werd strafrechtelijk veroordeeld en geen een verdween er in de gevangenis. Hoe kan dat, vraag ik de minister-president. En deugt dat?

Ondertussen doen onze banken mee in een internationaal bancair complot van belastingontwijking en belastingoplichting. Ze gedragen zich precies als voorheen, toen ze, gedreven door kortetermijnwinsten, torenhoge bonussen en falend toezicht, het hele financiële stelsel in de soep lieten draaien, op kosten van de belastingbetaler en ten laste van alle mensen die hun baan en hun toekomst naar de maan zagen gaan.

Banken blijken, tien jaar na de crisis, nog steeds levensgevaarlijk. Zeker zolang we hun functie als nutsbank voor dagelijks sparen en betalen niet losmaken van hun functie als zakenbank in het casinokapitalisme. De commissie-De Wit stelde dat al kort na de crisis voor, maar de internationale bankenlobby weet dat tot nu toe te verhinderen. En als banken een semipublieke functie hebben voor sparen en betalen, waarom binden we hun bizarre topsalarissen dan niet aan publieke normen en staan we geen bonussen meer toe, ook al schreeuwen de bankiers moord en brand? Wat vindt de premier?

Tweede voorbeeld: net als voor de crisis, legt de regering het grote geld nog steeds in de watten, in plaats van aan de ketting, met een groot hangslot erop. Met het afschaffen van de dividendbelasting wilde de premier Unilever uit Groot-Brittannië naar Nederland lokken. Toen dat concern hem hulpeloos in zijn hemd zette, meldde de premier zich niet op Paleis Noordeinde om zijn ontslag aan te bieden maar vroeg hij de top van het bedrijfsleven op de koffie in het Catshuis. Koffie met taart, kan je wel zeggen. Even later bleek immers het vrijvallende geld via een lukrake extra verlaging van de vennootschapsbelasting alsnog goeddeels in de zakken van aandeelhouders en multinationals gestopt te worden.

Daarmee zakken we terug naar een tarief ver onder dat van de buurlanden. Dat is als hompen vlees naar de wilde dieren gooien, in de hoop zelf niet te worden opgegeten!

Tien jaar na de crisis is dat in essentie de liberale ideologie van deze premier en zijn kabinet: als we niet gul genoeg zijn voor het grote geld, gaat dat op zoek naar een andere plek waar het nog meer krijgt en nog meer mag. De economische en financiële bovenlaag vindt het prachtig. Maar als iedereen had mogen meestemmen over de motie van wantrouwen in de Tweede Kamer, waren de premier en zijn kabinet nu al echt total loss geweest. Nu kan dat komend voorjaar gebeuren, als bij de provinciale verkiezingen de coalitie haar minimale meerderheid in deze Kamer kwijtraakt.

Gaan we het zover laten komen? Of luisteren we voor de verandering eens bijtijds naar de kiezers? Ik vraag de regering deze Kamer in ieder geval de kans te geven via een separaat voorstel een eigenstandig oordeel uit te kunnen spreken over de voorgenomen excessieve verlaging van de vennootschapsbelasting. Kan de premier dat toezeggen?

Mevrouw de voorzitter. Begroten is kiezen, ook voor ons hier vandaag. Waarom gaat die meevaller van 2 miljard naar het grote geld en niet naar de grote noden van de samenleving: meer verpleegkundigen, meer onderwijzers, meer politieagenten? En minder boete op ziek zijn, minder lasten voor huurders en minder studiekosten voor studenten? Laten we de koopkracht van de 20% laagste inkomens minder stijgen dan die van de 20% hoogste inkomens, of draaien we dat juist om? Blijven we de grote vermogens ontzien of vragen we hen daarentegen een redelijker bijdrage aan de samenleving? Blijven we woningcorporaties plukken met de verhuurderheffing of maken we dat geld vrij om veel meer vooral betaalbare woningen te bouwen? Houden we vol dat mensen met een beperking maar in het bedrijfsleven aan de slag moeten of maken we weer ruimte in de sociale werkvoorziening? Laten we de marktwerking in de zorg doorgaan of pakken we de zeggenschap terug, om ziekenhuizen open en publiek te houden, wachtlijsten in de ggz op te lossen en de problemen in de jeugdzorg aan te pakken? Stoppen we liever nog meer geld in ons leger of zetten we vooral in op verbetering van onze internationale diplomatie? Gaan we voor verdere verlaging van de staatsschuld of doen we echt iets aan de schuldenlast van 1,4 miljoen huishoudens in Nederland?

Maken we Nederland, kortom, nog liberaler of juist socialer en duurzamer? Op al die punten kiest deze begroting. En het mag duidelijk zijn: mijn fractie maakt andere keuzes.

Welke dat zijn, hebben de fracties van SP, GroenLinks en de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer al laten zien, waar we onze alternatieven aan de regering hebben voorgelegd. Samengevat houden die in: mensen boven multinationals, leraren, agenten en werkenden in de zorg boven beleggers en banken, en betaalbaar wonen en een eerlijk klimaatbeleid. Ik ben daar erg blij mee. Een linkse oppositie die samen optrekt tegen rechts beleid maakt meer kans dan ieder voor zich en inspireert mensen die willen dat het beter en socialer gaat. Op 10 november staan we op de Dam met al die mensen, en met onze vakbonden, als die daar gaan demonstreren voor een sociaal Nederland.

Hoe hard dat nodig is, meldt ons de sociale staat van Nederland, die we kort voor de begroting kregen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Er zijn opmerkelijk grote verschillen in het oordeel over de richting die ons land op gaat, gerelateerd aan opleiding en inkomen. "Het maatschappelijk zijn bepaalt het bewustzijn", zei Karl Marx 160 jaar terug en Kim Putters stelt vast dat dat ook nu nog steeds goeddeels het geval is. De meeste hoger opgeleiden vinden dat het de goede kant op gaat maar de meeste lager opgeleiden vinden dat juist niet. De levenstevredenheid van de laatste groep is de afgelopen tien jaar gedaald, terwijl die van de eerste groep gelijk bleef.

Onder dit verschil in bewustzijn liggen grote verschillen in het maatschappelijk zijn. Acht van de tien Nederlanders voelen zich gezond maar van de lager opgeleiden slechts zes van de tien. Mensen met een lage opleiding en een laag inkomen gaan dan ook significant eerder dood en leven jarenlang in een slechtere gezondheid dan de rest. Ze wonen veel vaker in huurhuizen van mindere kwaliteit dan die van koopwoningen, waarin vooral mensen met meer opleiding en inkomen wonen. Hoe lager opleiding en inkomen, hoe minder de werkzekerheid, en hoe hoger het risico op schulden en armoede. Het lijkt voor rechtse ideologen wellicht normaal, maar oneerlijk is het!

Mevrouw de voorzitter. Deze grote tegenstellingen in het maatschappelijk zijn dragen er ook aan bij dat velen zich steeds vaker vervreemd voelen van de samenleving en vooral ook van wat wij hier op het Binnenhof besluiten. Mensen met lage inkomens en minder opleiding hebben volgens het SCP veel minder vertrouwen in regering, parlement en rechtspraak dan degenen die het een stuk beter gaat. Mensen met minder opleiding en inkomen hebben meer behoefte aan een referendum, omdat hun vertrouwen in de parlementaire democratie minder wordt. De premier zegt er graag voor alle Nederlanders te zijn maar in werkelijkheid geloven vooral mensen die het minder getroffen hebben, dat niet meer. Ze ervaren een groeiende maatschappelijke tweedeling en zien de regering niet langer als bondgenoot maar als belangenbehartiger van hen die het toch al best gaat.

Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie vraagt in deze Kamer jaar op jaar aandacht voor de inkomens- en vermogensongelijkheid in ons land. We vinden dat het hoog tijd is voor rechtvaardigheid. Daaraan ontbreekt het nu. De top-10% van de inkomens in Nederland ontvangt, naar gelang de maatstaf, 23% tot 31% van het totale inkomen. De verschillen in vermogen zijn nog veel groter dan die in inkomen. Ze zijn bij ons groter dan in elk ander OESO-land, met uitzondering van de Verenigde Staten. 10% van de Nederlandse huishoudens heeft nu twee derde van het totale vermogen in handen. Deze begroting doet niks aan die kolossale scheefgroei, wat bijvoorbeeld zou kunnen met een andere vermogensbelasting. Waarom doen we dat niet, vraag ik de premier.

Mevrouw de voorzitter. Vorig jaar vroeg deze Kamer op ons voorstel de regering om een heldere reductiedoelstelling voor het verlagen van de armoede onder kinderen. Alleen de fractie van de PVV stemde tegen. Het is maar dat we het weten. Een jaar later heeft de regering haar huiswerk niet af. Nu wachten we weer op adviezen van onderzoeksinstituten, terwijl elk jaar zonder actie een verloren jaar is in de strijd tegen deze nationale schande. Kan de premier ons vandaag vertellen wanneer zijn regering wél klaar is om deze klus te klaren? In hoeveel stappen zijn we zover dat in één van de rijkste landen van de wereld geen kind meer in armoede hoeft op te groeien en ieder kind in ieder geval de kans krijgt om iets van het leven te maken? Het is tijd om te leveren, meneer de premier!

Daarbij aansluitend de vraag: wanneer stelt deze regering eindelijk een sociaal minimum vast voor de bewoners van Bonaire, Saba en Statia? Deze Kamer vraagt daar al sinds 2016 om. Hoe moeilijk kan het zijn om deze 25.000 landgenoten te geven waar alle andere Nederlanders ook recht op hebben?

Mevrouw de voorzitter. Bij de presentatie van deze begroting wees de minister van Financiën erop dat Nederland — en dus ook deze begroting — gevoelig is voor geopolitieke instabiliteit. Die hebben we inmiddels te over. Het Verenigd Koninkrijk verlaat in verwarring de Europese Unie, die zelf steeds meer klem komt te zitten tussen de drang om een superstaat te worden en de wens van lidstaten, een deel van hun soevereiniteit terug te krijgen. De rechtsstaat in menige lidstaat ligt onder vuur, grote bedrijven domineren de besluitvorming in Brussel en militarisering dreigt van wat een baken voor vrede en veiligheid moest zijn.

Brute machthebbers in Turkije, Iran en Saudi-Arabië mogen hun gang gaan als dat past in het geopolitieke schaakspel. Rusland en Amerika spelen met vuur in Oost-Europa en Syrië, en strooien met hun wapentuig. Oost en West rennen een nieuwe Koude Oorlog in. Rusland wordt verdacht van schending van het verdrag tegen chemische wapens, de Verenigde Staten, met de NAVO in hun kielzog, dreigen het verdrag over middellange afstandsraketten op te zeggen, waardoor hun terugkeer in Europa dreigt.

Vorig jaar zei de premier dat Nederland het hoopvolle VN-verdrag ter uitbanning van kernwapens niet kan tekenen, ondanks de belofte in het regeerakkoord dat Nederland zich actief zal inzetten voor een kernwapenvrije wereld. Een motie om te onderzoeken of dit verdrag echt schuurt met het NAVO-verdrag en het non-proliferatieverdrag, hield ik op zijn verzoek aan. Inmiddels praat de Tweede Kamer gelukkig verder over deze kwestie met de regering, reden om deze Kamer te vragen onze motie nog even te mogen aanhouden tot de Europese beschouwingen van komend voorjaar. Maar ik doe nu al een klemmend beroep op de regering om stelling te nemen tegen de teloorgang van internationale kernwapenverdragen en andere levensbelangrijke internationale verdragen, waaronder ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa. We kunnen ons niet binnen één generatie een tweede Koude Oorlog permitteren, laat staan een derde wereldoorlog riskeren.

Deze zomer was de warmste ooit — en wat hebben we ervan genoten! Er is niks mis met warm weer, maar er dreigt veel mis te gaan als we de onnodige opwarming van onze planeet niet aan banden leggen. De schade zal vooral neerslaan daar waar mensen het al zwaar hebben, maar ook ons treffen, als we nu niet vol gas geven om de uitstoot van C02 te beperken en onze productieprocessen schoner te maken, ons energieverbruik minder en duurzamer, en ons consumptiepatroon anders. Als we het tij willen keren, moeten we nationaal en internationaal de grote vervuilers in de tang nemen en de mensen, hier en elders, zien mee te krijgen. Dat laatste vereist, in de woorden van mijn collega Lilian Marijnissen aan de overkant, een beleid dat gebaseerd is op nationale en internationale klimaatrechtvaardigheid. Dat betekent: eerlijk delen van lasten in plaats van ze oneerlijk te laten neerslaan op de bevolking en de grote vervuilers buiten schot te laten. Die horen juist de rekening te krijgen voor hun jarenlange wanbeleid. Dan kan het lukken om onnodige rampen te voorkomen. Maar waar in deze begroting blijkt of en hoe dit kabinet klimaatrechtvaardigheid daadwerkelijk nastreeft, zo vraag ik de minister-president.

Mevrouw de voorzitter. Deze regering zit er nu een jaar, met de nadruk op "zit". Gedaan is er nog weinig en wat volgens de begroting in het vat zit, smaakt nu al zuur. Deze begroting is echt niet van ons allemaal en voor ons allemaal. De ideologische koers van dit kabinet belet dat juist.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Nog even terug naar het klimaat. Ik heb begrepen dat de SP de Klimaatwet steunt. Alleen het gasloos wonen gaat al onbetaalbaar worden en de kosten komen hoofdzakelijk te liggen bij de lage inkomens. Mijn concrete vraag is: gaat meneer Kox liever mee in die klimaathysterie of wil hij zorgen dat de lage inkomens fatsoenlijk rond kunnen komen? Dat is namelijk wel de vraag die gaat spelen de komende jaren.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter. Wat kan mevrouw Faber toch schattig domme vragen stellen. Ik zeg het zo, omdat zij natuurlijk ook wel weet dat er geen antwoord mogelijk is op de vraag "gaat meneer Kox mee met de krankzinnige mensen die krankzinnige voorstellen doen of steunt hij mij". Kijk, het probleem is, mevrouw Faber, wij delen soms de kritiek op delen van de samenleving, maar u sluit voor de rest uw ogen. U denkt dat problemen verdwijnen als u wegkijkt, maar zo is het niet. Het klimaat warmt op. Het warmt voor een belangrijk deel op door gebeurtenissen die wij niet kunnen beïnvloeden. Dat is al millennia zo. Maar voor een deel warmt het klimaat wel degelijk op door onze invloed. Daar kunnen we wel iets aan doen. En ik begrijp niet hoe een partij, hoe rechts u ook mag zijn, zo dom kan zijn om te zeggen: wij kijken weg van de opwarming van de aarde die we zelf in de hand hebben en dan stikken we straks maar de moord, wij en anderen, en geven we de schuld aan de moslims, die zullen het dan wel gedaan hebben. Hoe kan het nou toch dat u zo dom bent dat u weigert in te zien dat er ook een menselijke invloed is op de opwarming van het klimaat? Waarom reageert u daarop niet optimistisch zoals ik en anderen met: laten wij in ieder geval doen wat we kunnen doen? Wat de vulkanen dan verder nog doen en wat de zon verder nog doet, oké, daar gaan wij niet over. Daar gaat onze Lieve-Heer over.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik vraag me af wie er hier nu dom is, eerlijk gezegd, maar goed, ik kom toch nog even terug op mijn vraag. De vraag was: als u moet kiezen tussen de lage inkomens fatsoenlijk rond te laten komen of dat ze dat beetje geld wat ze nog hebben, vooral moeten gaan besteden aan gasloos wonen, welke keuze maakt u dan? Dat is geen domme vraag. Het is een eenvoudige vraag. Het is ook niet wollig. Gewoon: voor wie kiest u nou? Kiest u voor die lage inkomens om fatsoenlijk rond te komen of zegt u: we gaan liever gasloos?

De heer Kox (SP):

Toen u onderweg was naar de interruptiemicrofoon gaf ik u het antwoord al. Mijn partij kiest voor klimaatrechtvaardigheid, wat betekent dat we de kosten niet neer moeten laten slaan op de bevolking, maar ze daar moeten leggen waar de klimaatopwarming veroorzaakt wordt, bij de grote vervuilers. Ik vroeg het kabinet of het die opvatting van mijn partij en van veel meer partijen deelt dat we daarvoor moeten zorgen. Want inderdaad, als wij de bevolking niet meekrijgen in onze strijd tegen onnodige opwarming van het klimaat, dan is het een heilloze strijd. Dat is net zo heilloos als wat de fractie van de PVV doet, de andere kant op kijken en zeggen: er gebeurt ons niks. Dus nee, ik kies niet ... U bent niet degene die mij hier voorschrijft waartussen ik moet kiezen. Het is hier geen spelletje. Het is hier serieuze politiek. Ik zou u, ik zou de fractie van de PVV adviseren: lees nou eens wat verder door over wat er aan de hand is, wat de mens voor invloed heeft op het klimaat en probeer daar voor één keer voor de gelegenheid wat positief op te reageren in plaats van maar te zeggen: wij zien het niet dus het gebeurt niet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik kan hieruit concluderen dat de heer Kox wel kán kiezen, maar niet wíl kiezen. Dat is een heel groot verschil. Daarbij is het zo dat het klimaat al wijzigt sinds de aarde bestaat.

De heer Kox (SP):

Dat zei ik u, hè?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Volgens mij ben ik nu even aan het woord, voorzitter. Dat het klimaat verandert, dat is al eeuwenlang zo, al zolang de aarde bestaat. Maar dat dat gebeurt onder invloed van de mens, dat is helemaal niet onomstotelijk vastgelegd, want de CO2-productie is voor 95% gewoon natuurlijke CO2. Daarbij is het ook nog zo ... U had het over de warme zomer die we hebben gehad, wat trouwens heerlijk was, zo'n warme zomer. Daar zijn we het in ieder geval over eens met elkaar. Maar de laatste warmste zomer was in 1823 en toen was het 0,2% lager. Toen bestonden volgens mij nog geen fabrieken, er reden nog geen auto's rond zoals nu, dus ik bedoel maar. Maar goed, vervolgens ...

De voorzitter:

Kunt u afronden?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ja, ik ga afronden, sorry, mevrouw de voorzitter. Dan zegt hij: de kosten moeten neergelegd worden bij de grote bedrijven. Minister Wiebes heeft gezegd in de Tweede Kamer dat de kosten voor de energietransitie linksom of rechtsom bij de burgers komen te liggen, want de grote bedrijven gaan ze gewoon doorberekenen in hun prijzen.

De heer Kox (SP):

Mevrouw de voorzitter. Als dat straks het antwoord van de regering zal zijn op mijn vraag of deze regering klimaatrechtvaardigheid gaat toepassen, ja of nee, als dát het antwoord is, dan hebben wij een probleem met deze regering. Dat moet ik eerst nog horen, maar ik moet wel zeggen, mevrouw de voorzitter, dat als ik mevrouw Faber als een ware gelovige hoor verkondigen hoe heel de wereld het helemaal fout heeft over alles wat met opwarming te maken had, dan denk ik: menige moslim zou er jaloers op zijn om zo fanatiek te kunnen geloven.

De voorzitter:

Mevrouw Faber, maar werkelijk een heel klein oprispinkje nog, ja?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Mevrouw de voorzitter, meneer Kox daagt mij uit en daar mag ik natuurlijk op reageren.

De voorzitter:

Ja, maar ík bewaar hier de orde.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Daar heeft u helemaal gelijk in. Nou, ik kan u vertellen: moslims hoeven helemaal niet gestimuleerd te worden om te geloven. Dat loopt allemaal wel en dat gaat allemaal wel.

De heer Kox (SP):

U ook niet, hè?

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Wat zegt u? Nou, ik ben geen moslim, kan ik u vertellen.

De voorzitter:

Mag ik dan nu onderbreken? Ik denk dat deze discussie heilloos wordt. Ik geef meneer Kox de gelegenheid om zijn betoog af te ronden.

De heer Kox (SP):

Het was mij duidelijk, mevrouw de voorzitter, dat mevrouw Faber geen moslim is, maar een fanaticus. Een fanaticus in haar geloof is ze op zijn minst te noemen. Ik bedoelde dat menige moslim zich daardoor geïnspireerd kon voelen, maar erger dan u heb ik ze niet voor ogen, mevrouw Faber. Maar ik wens u veel succes in uw leven.

Mevrouw de voorzitter, ik was aan een afronding bezig. Deze begroting is geen begroting van ons allemaal en voor ons allemaal. De ideologische koers van dit kabinet belet dat juist. Deze begroting vergroot naar mijn mening de tegenstellingen in ons land, terwijl de meeste mensen juist minder tegenstelling en minder tweedeling willen. Dát past bij Nederland, bij onze normen en waarden. Daarom geven we als linkse oppositie tegengas aan de plannen van het kabinet, op en buiten het Binnenhof. Zoals het hoort: onze democratische rechtsstaat kan slechts bestaan als er een duurzame balans is en blijft van macht en tegenmacht. Daarin kunnen de premier en ik elkaar, volgens mij, prima vinden, ondanks onze grote ideologische verschillen. En dat maakt het voor hem en zijn kabinet, hoop ik, ook wat draaglijker dat hij vandaag van ons geen steun voor zijn begroting krijgt. Jammer, maar helaas. Maar als altijd zien we uit naar de reactie van de kant van de regering.

Ik moet nog een antwoord geven aan mevrouw Faber. Ze heeft een vraag gesteld en ik geef haar één voorbeeld van de effectiviteit van ontwikkelingshulp. In 2016 dreigde er een uitbraak van de gele koorts in Angola. Die sloeg over naar Congo. In no time waren er honderden mensen dood en duizenden mensen ziek. 50 hulporganisaties wereldwijd hebben toen samen met de Wereldbank de handen ineengeslagen en in enkele maanden tijd 30 miljoen mensen ingeënt. De kosten daarvan waren 32 miljoen. Dat waren de kosten en daarmee hebben we miljoenen mensen het leven gered. Nu zijn er twee mogelijkheden. Dat je zegt: opgeruimd stond netjes, waarom hebben we dat gedaan? Of dat je zegt: dank u wel dat we dit hebben kunnen doen. Het is maar een voorbeeld, mevrouw Faber, maar als je andere mensen niks gunt, dan gun je ze ook geen gezond leven. Ik denk dat er genoeg voorbeelden zijn om aan te tonen dat er wel resultaat geboekt wordt, ondanks alle kritiek die er te leveren valt op de ontwikkelingssamenwerking.

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Wij hebben vandaag de Algemene Politieke Beschouwingen en ik hoor hier de heer Kox zeggen dat de SP de begroting van dit kabinet niet zal steunen. Dat komt dan nog wel later, denk ik, verderop dit najaar, maar ik vind het nogal wat. Wat maakt nou precies dat u de begroting van dit kabinet niet kunt steunen? Als we letten op de breedte aan investeringen — mevrouw Jorritsma heeft dat ook gedaan — in de samenleving en toch ook op hoe breed de inkomens en de levensstandaard stijgen in onze samenleving, wat maakt dan precies dat u zegt: dit is allemaal zo ernstig, ik kan de begroting niet steunen?

De heer Kox (SP):

Ik heb u een tiental punten genoemd waar de begroting een andere keuze maakt dan mijn partij. Een keuze waarmee we volgens mijn fractie de tegenstelling in de samenleving niet kleiner maken, maar groter. En ik heb u aangegeven dat die tegenstellingen ertoe leiden dat er in onze samenleving een splitsing optreedt, dat mensen die het relatief goed getroffen hebben, zeggen: het gaat best, terwijl mensen die het relatief niet zo goed getroffen hebben, zeggen: het gaat helemaal niet best. Dat heeft effect op de manier van denken over onze samenleving. Dat is een buitengewoon gevaarlijke tendens en daarom steunt mijn partij deze begroting niet. Deze begroting had anders gekund en had anders gemoeten, maar ik ga daar niet over. Daar gaat u met uw coalitiepartners over. Deze begroting maakt de verkeerde keuze. Het is niet een begroting voor ons allemaal en van ons allemaal en daarom wijs ik deze begroting af. Dat lijkt mij zo logisch als wat.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Een begroting stelt een kabinet in staat om te regeren. Het zal vaker zo zijn dat partijen zich niet herkennen in ingezet beleid, misschien zelfs niet in grote delen daarvan. Als je een begroting afstemt, zeg je eigenlijk: we willen niet dat u verder regeert. Dat is de boodschap. Mijn partij heeft ook vaak voor begrotingen gestemd, terwijl er tal van elementen inzaten die niet bij onze visie op een goede samenleving behoren. Toch zeg je dan: regering regeer. Ik vind het nogal wat. U noemt een aantal voorbeelden die volgens mij onderdeel zijn van lopend beleid. Er wordt echt ook in armoedebestrijding geïnvesteerd. Er wordt in gezinnen geïnvesteerd. Er wordt over de volle breedte geïnvesteerd. Daarvan zou u moeten zeggen dat u het er van harte mee eens bent. Toch zegt u dat u de begroting gaat afstemmen.

De heer Kox (SP):

Ik begrijp dat collega Kuiper voor deze begroting gaat stemmen. Zijn partij heeft zich aan de overkant verbonden aan het coalitieakkoord en dus ook aan deze begroting. Ik begrijp dat. Ik spreek u daar ook niet op aan. Dat is uw keuze, maar u kunt mij mijn keuze niet ontzeggen. Ik zit niet in die coalitie. Ik deel dit regeerakkoord niet. Ik denk dat er verkeerde keuzes worden gemaakt. U kunt zeggen dat we de hele begroting nodig hebben en dat wij daar dus niet tegen kunnen stemmen. Ik mag u erop wijzen dat verschillende partijen in deze Kamer van verschillende politieke overtuiging bij tijd en wijle tegen begrotingen stemmen. Wat u vooral niet moet vergeten, is dat de regering de mogelijkheid heeft om te kiezen en dat zij bepaalde keuzes maakt, waarna een andere partij mag zeggen dat zij daar niet aan meedoet. Ik heb het kabinet gefeliciteerd met zijn eerste verjaardag, maar ik heb niet gezegd: en nog vele jaren. Nee, als het aan mij ligt, gaat dit kabinet weg. Maar daar gaat het kabinet over en niet ik.

De voorzitter:

Tot slot meneer Kuiper en heel kort.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Natuurlijk staat het u vrij om tegen een begroting te stemmen. Gaat uw gang. Ik vind het nogal wat, zelfs voor een oppositiepartij, dat u tegen een begroting stemt omdat u onvoldoende van uw eigen partijprogramma terugvindt in het regeerakkoord en in het regeringsbeleid. Er zijn hier heel wat partijen geweest die over die schaduw van zichzelf zijn heen gesprongen en toch steun hebben gegeven aan de mogelijkheid dat de regering kan regeren.

De heer Kox (SP):

Ik zie geen enkele reden om als politieke partij steun te geven aan een begroting waar je het niet mee eens bent. Gelukkig is dit in onze wetgeving allemaal voorzien. De heer Kuiper weet dat ook. Als deze begroting door een meerderheid van deze Kamer wordt afgekeurd, dan gaat het land nog steeds niet op slot. We zijn Amerika niet. Het land gaat gewoon door, maar de regering moet vertrekken. Dat is het gevolg van een begroting die niet wordt aangenomen. Dat lijkt me zo helder als wat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Ik geef nu het woord aan de heer Brinkman. Ik merk op, meneer Brinkman, dat het zou kunnen, ook afhankelijk van de interrupties, dat u uw betoog pas na de lunchpauze kunt vervolgen. Ik wil om 12.55 uur schorsen omdat wij om 13.00 uur de herdenking van Wim Kok hebben. Ik zie dat de heer Brinkman daarmee akkoord gaat. Dan doen we het zo.