Plenair Huijbregts-Schiedon bij behandeling Deconstitutionalisering benoeming commissaris van de Koning en burgemeester



Verslag van de vergadering van 13 november 2018 (2018/2019 nr. 7)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.29 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):

Voorzitter. Begin jaren tachtig was er een burgemeestersvacature in het dorp waar ik wethouder was. De mogelijkheid een vertrouwenscommissie hiervoor in te stellen was toen een novum. De gemeenteraad van Teteringen bedankte daarvoor, enerzijds vanuit het vertrouwen in de inzichten van de toenmalige commissaris van de Koning Dries van Agt, maar anderzijds ook uit wantrouwen. "Ze doen toch wat ze zelf willen", was het credo. Maar het moet gezegd: de buiten de gemeenteraad om benoemde burgemeester was de juiste man op het juiste moment. Bijna twintig jaar later, september 2001, ben ik na, toen nog, advies van de vertrouwenscommissie en vervolgens voordracht van de commissaris van de Koningin door de Kroon benoemd als burgemeester van Oosterhout. Een aantal jaren leefde ik in de veronderstelling dat ik voor een volgende termijn gekozen moest worden, maar onlangs heeft de gemeenteraad van Oosterhout een opvolger voor mijn opvolger voorgedragen aan de minister voor benoeming door de Kamer. Inmiddels kennen we namelijk een de facto door de raad gekozen burgemeester. Het is al eerder gezegd. Iedereen mag solliciteren en gesteund en geadviseerd door de commissaris van de Koning wordt een selectie voor de sollicitatiegesprekken gemaakt. De raad beslist. Hoe? Dat is geheim, want na wat experimenten is ook de dubbele openbare voordracht en het burgemeestersreferendum afgeschaft. De minister kan in theorie afwijken, maar dan is er ook echt iets aan de hand en heeft de vertrouwenscommissie slecht werk verricht.

Uit alle rapporten, reacties en brieven die we de afgelopen jaren en ook de afgelopen weken kregen en sowieso zijn verschenen lijkt de tevredenheid over die aanstellingswijze groot, vooral in het licht van het huidige takenpakket van de burgemeester, want door de koppeling van bestuursrechtelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan deze onafhankelijke ambtsdrager is de rol van de burgemeester in het veiligheidsdomein aanzienlijk veranderd ten opzichte van een aantal jaren geleden. Ook het lokaal bestuur zelf is sterk in beweging. De brief van de minister over de versterking van het openbaar bestuur getuigt daarvan. Om de broze balans in het lokaal bestuur in stand te houden en zo mogelijk te versterken is die duidelijkheid over positie, bevoegdheden onderlinge samenhang tussen raad, college en de onafhankelijke burgemeester in dat verband belangrijker dan ooit. Een groot aantal betrokkenen vraagt zich af hoe die onafhankelijkheid in een andere aanstellingswijze geborgd kan worden en maakt zich daar grote zorgen over. De vrees, en soms ook wel de verwachting, dat met het vervallen van artikel 131 deze borging wordt verzwakt is niet irreëel en vormt eigenlijk de kern van dit debat, evenals hij dat was bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel-Schouw op 21 april 2015. Uitgebreid is toen in deze Kamer stilgestaan bij de samenhang tussen de benoemingswijze van de burgemeester en het functioneren van het lokaal bestuur, de betekenis van artikel 125 van de Grondwet in dit verband en de zo door eenieder gekoesterde onafhankelijke positie van de burgemeester die nu nog geborgd is in artikel 131.

Voorzitter. Bij de behandeling van het initiatiefvoorstel-Schouw viel mijn fractie met name het ontbreken van een eindperspectief zwaar. De reactie en de toezeggingen van de toenmalige minister boden gedurende de behandeling echter zo veel vertrouwen dat de VVD-fractie op 28 april 2015 na ampel beraad unaniem heeft ingestemd met het voorstel om wijziging van artikel 131 van de Grondwet in overweging te willen nemen, overigens met de aantekening dat een definitief standpunt eerst bij tweede lezing op basis van de dan actuele stand van zaken en kennis zal worden bepaald. Dat is dus vandaag. Ik citeer: "De VVD heeft goede nota genomen van de toezegging van de minister om voor de behandeling van de tweede lezing van deze Grondwetswijziging tot zicht op een gewenst eindperspectief te komen en om binnenkort een procedurebrief te sturen over de wijze waarop hij dit proces als actieve regisseur gaat aanpakken." De toenmalige minister wierp zich vervolgens op als bevlogen regisseur en ging daadwerkelijk aan de slag om alle partijen, deskundigen, adviesraden en al zo meer naar hun mening te vragen over het verleden, heden en de toekomst van het lokaal bestuur en de positie van de burgemeester daarin. Ook extern werden er commissies ingesteld om voor te sorteren op het debat over het zo gewenste eindbeeld. Zelf heb ik, evenals de minister, toen in een geheel andere hoedanigheid, deel uitgemaakt van de commissie Toekomstgericht lokaal bestuur. Dat was erg interessant, maar waar hebben al die discussies, rapporten, brieven, adviezen, die bergen papier, die inspanningen en verwachtingen toe geleid? Zonder meer hebben ze geleid tot interessante beschouwingen, scenario's inspirerende gedachten en solide bouwstenen voor de toekomst, voor later. Ze liggen dus allemaal op de plank tot er iets mee wordt gedaan. Gaat de minister hierdoor een nietje slaan, gaat ze er een visie op geven of gaat ze er beleid op baseren? Haar voorganger heeft heel voorzichtig de basis gelegd met zijn brief van 25 november 2016. Die gaf mijn fractie reden tot optimisme en vertrouwen, maar daarna is het over dit onderwerp oorverdovend stil geworden.

Voorzitter. De leden van de VVD-fractie zijn natuurlijk politiek realistisch genoeg om te weten dat deze regering niet met voorstellen zal komen om binnenkort drastisch de schop te zetten in het hele lokale bestuur, inclusief de benoemingswijze van de burgemeester. Om het maar duidelijk te zeggen: dat hoeft niet van de VVD. Wij hebben dat ook nooit bepleit, ook niet in april 2015. Wij willen niet meer en niet minder dan dat de eventuele deconstitutionalisering in een breder perspectief komt te staan dan dat het uit de tijd is. Dat is een wel erg dun argument voor grondwetswijziging. Ik kan niet om de vraag heen hoe het dan zit met artikel 125, de tweede pijler waarop de lokale democratie tot nu toe is gebaseerd. Is die ook uit de tijd? Houden 131 en 125 elkaar niet in een wankel evenwicht?

Voorzitter. Tijdens de behandeling van het initiatiefvoorstel-Schouw heeft mijn fractie drie basisvragen gesteld die wat haar betreft ten grondslag liggen aan de grondwetswijziging. Helaas boden de antwoorden daarop van de toenmalige initiatiefnemer en minister maar weinig houvast zodat ik die vragen opnieuw stel namens mijn fractie. Kort samengevat zijn dat de volgende vragen. Zijn er juridische en/of maatschappelijke redenen die een wijziging van de Grondwet rechtvaardigen? Wat beoogt die wijziging? Levert die een evident betere bijdrage aan het maatschappelijk belang?

De toezeggingen van de minister in het plenaire debat toen, om een actieve regie te gaan voeren om zicht op een eindbeeld te gaan verkrijgen, boden vertrouwen op duidelijkheid en concrete antwoorden op met name de vragen twee en drie en bij de behandeling van het thans voorliggende voorstel. Daarbij, nogmaals, doelden wij niet op vastgestelde wetsvoorstellen maar wel op zijn minst op een visie op de stappen die hierna worden gezet en waartoe die zouden moeten leiden.

De antwoorden op de waaromvragen beperkten zich tot algemeenheden, ik zei het al, en de opvatting dat de benoemingswijze van de burgemeester en de commissaris van de Koning in deze tijd niet meer in de Grondwet thuishoren. Ik concludeerde uit de woorden van de heer Engels zojuist dat die daar nooit in thuis hebben gehoord. En o ja, natuurlijk dat Thorbecke het ook niet had gewild.

Ook initiatiefnemer Jetten herhaalt dit argument bij voorliggend voorstel. In feite zegt hij: eerst deze hobbel nemen en daarna zien wij wel weer. Maar wat kan het beoogde doel anders zijn dan dat het daarna eenvoudiger is om de benoemingswijze te wijzigen? En nogmaals: welk maatschappelijk belang is daarmee gediend? Waarom zou die gewijzigd moeten worden? En daarmee is de cirkel weer helemaal rond.

Na drieënhalf jaar moeten wij in een andere samenstelling de balans opnieuw opmaken. De schriftelijke behandeling van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel bood onvoldoende houvast om te concluderen dat aan onze condities voor instemming was voldaan of dat wij die op zijn minst makkelijk zouden kunnen overwegen. Met een beetje optimistische blik zou gezegd kunnen worden dat de brief van de minister van Binnenlandse Zaken van november 2016 weliswaar enigszins houvast biedt, maar dan nog staan de uitgangspunten, randvoorwaarden en de zekerheid ten aanzien van de onafhankelijkheid van de burgemeester in een eventuele andere aanstellingswijze geenszins vast. Daarom moet deze behandeling vandaag voor de VVD-fractie duidelijkheid, zekerheid en vertrouwen brengen. Ik richt mij daarbij voornamelijk tot de minister. Dat de initiatiefnemer onze herhaalde prangende vragen over nut, noodzaak en vervolg op dezelfde wijze beantwoordt als zijn voorganger, respecteren en begrijpen wij zelfs, maar het brengt ons als VVD-fractie niet veel verder.

Voorzitter. Was de VVD-fractie bij stemming over de eerste lezing unaniem ...

De heer Van Hattem i (PVV):

Een vraag aan mevrouw Huijbregts als spreker namens de VVD-fractie, een van oorsprong liberale partij.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Het ís een liberale partij, meneer Van Hattem. Om dat even te corrigeren.

De heer Van Hattem (PVV):

Dat zegt u. Het punt is dat u grote twijfels heeft of u deze grondwetswijziging zou willen, het deconstitutionaliseren van de wijze van aanstelling. Maar ik heb er straks al aan gerefereerd en u haalde het zelf ook aan: het was juist de liberaal Thorbecke die in 1848 zelf wilde dat dit niet op deze manier in de Grondwet zou komen. Het zou bij gewone wet geregeld kunnen worden. Na 170 jaar discussie, na vele staatscommissies waar geadviseerd is om dit uit de Grondwet te halen, zit de VVD als zichzelf liberaal noemende partij nu te twijfelen of dit uit de Grondwet moet. Waar zijn uw principes? Waar is het beeld van Thorbecke, dat voor u als liberale partij toch van grote waarde zou moeten zijn?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik zou bijna kunnen zeggen: als het 150 jaar heeft geduurd, mag het nog wel even duren. Maar dat zeg ik niet. Ik vraag u alleen even geduld te hebben en te wachten op onze eindafweging straks.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik wil best op uw eindafweging wachten, met liefde en plezier, maar het punt is nu juist dat u nu al grote twijfel zaait. Voor de VVD is blijkbaar alleen al het idee van het deconstitutionaliseren een punt van twijfel. Waarom daarover twijfelen, waarom zo veel aarzeling, terwijl zowat de stichter van de liberale beweging in Nederland, Thorbecke, het 170 jaar geleden al zo nadrukkelijk heeft voorgelegd en het enkel door oude conservatieve krachten, door de Koning onder andere, is tegengehouden? Dit moet toch voor de VVD de ultieme kans zijn om dit na 170 jaar eindelijk te kunnen doorvoeren, eindelijk de geest van Thorbecke hier door deze zaal te laten waaien?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ik zal de feiten nog even herhalen voor de heer Van Hattem, want hij was er niet bij in 2015. De VVD heeft toen unaniem ingestemd met de eerste lezing van de grondwetswijziging met daarbij, na de behandeling in deze Kamer, een stemverklaring die ervan uitgaat dat er vandaag, bij de behandeling van de tweede lezing, meer concreetheid zou zijn over de vervolgstappen. Wij maken de afweging of daaraan is voldaan of niet, of wij vertrouwen hebben in de vervolgstappen. Daar gaat wat ons betreft het debat over.

De voorzitter:

Meneer Van Hattem, kort, maar niet nog een keer dat verhaal over Thorbecke 170 jaar geleden. Dat weten wij nu wel.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ach, is het al 170 jaar geleden?

De heer Van Hattem (PVV):

Nee, ik zal niet nog een keer 170 jaar terug gaan. Het punt is nu juist dat u wel een soort van voorwaarde stelt, misschien zelfs wel een zwaarwegende conditie om hiermee in te stemmen. Waarom die twijfel? Dat is eigenlijk heel simpel de vraag. Waarom twijfelt u zo aan die grondwetswijziging terwijl al zo vaak is aangetoond dat het een noodzakelijke stap is, zelfs een verbetering van de Grondwet?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Wij kennen, evenals de heer Engels, een aantal belangrijke waarden toe aan de functie van de burgemeester. Laat ik het ten eerste maar even onder het kernbegrip "onafhankelijkheid" vatten, en ten tweede de samenhang van de benoemingswijze van de burgemeester met de totaliteit van het lokale bestuur. Dat zijn twee belangrijke elementen die wij geborgd willen zien in de discussie hierna. Dat is al vastgelegd in april 2015; het is niet iets wat wij de afgelopen weken hebben bedacht. Wij zijn heel consistent in onze benadering en onze denkwijze.

De heer Köhler i (SP):

Ik probeer te volgen wat namens de VVD wordt gesteld. Begrijp ik nu goed dat de VVD vindt dat de huidige benoemingswijze van de burgemeester in artikel 131 van de Grondwet, een kroonbenoeming, een garantie is voor de onafhankelijkheid van de burgemeester, en dat als die bepaling zou worden geschrapt, de onafhankelijkheid van de burgemeester, wat die dan ook zou mogen zijn, in gevaar dreigt te komen?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat is wel een risico. Dat zou een risico kunnen zijn. In dit debat is het er wat ons betreft om te doen om het vertrouwen daarin verder gevoed te krijgen.

De heer Köhler (SP):

Ik begrijp het nog steeds niet zo. Als er sprake zou zijn van onafhankelijkheid van de burgemeester, dan leid je die af van de taken en bevoegdheden van de burgemeester in de gewone wet, niet in de Grondwet. Daar ligt dit vast. Die gewone wet kan bij enkelvoudige meerderheid worden veranderd.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat kan.

De voorzitter:

U mag even uitspreken, meneer Köhler.

De heer Köhler (SP):

Waarom is dan de huidige benoemingswijze in de Grondwet een garantie voor die onafhankelijke positie?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat is op dit moment de enige borging die er is. De vraag is of die onafhankelijkheid na de deconstitutionalisering in een nieuwe vorm gegarandeerd kan worden. Dat is een van onze belangrijke aandachtspunten, een van onze belangrijke condities.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Köhler, op dit punt.

De heer Köhler (SP):

Ik probeer het nog één keer. Ik heb heel goed begrepen dat dat heel belangrijk is voor de VVD-fractie, maar wat ik niet begrijp is dat de onafhankelijkheid bij gewone wet geregeld is en dat die dan in het geding zou komen als de benoemingswijze uit de Grondwet geschrapt wordt.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Nee, nee, nee, dat bedoel ik niet. De heer Köhler weet ook dat ik dat niet bedoel. Als het alleen bij een grondwetswijziging blijft en de gewone wet onveranderd doorgaat, dan blijft deze benoemingswijze gestand. Maar waar het om gaat natuurlijk is dat het deconstitutionaliseren niet na 170 jaar zomaar uit de lucht komt vallen, en daarom zitten we elkaar ook een beetje in de staart te bijten. Als Thorbecke dit al 170 jaar geleden een overbodig grondwetsartikel vond, is het natuurlijk een beetje vreemd dat we er met z'n allen 170 jaar over gedaan hebben om het te wijzigen. Dus de verwachting, als ik het zo mag noemen, dat hierna een discussie komt over de aanstellingswijze, is natuurlijk heel reëel. Wij willen dat in die discussie over een nieuwe aanstellingswijze de waarden die wij toekennen aan de positie van de burgemeester gegarandeerd zijn. Is het zo duidelijk?

De voorzitter:

Meneer Van Hattem, één interruptie, en ik wil niet meer over 170 jaar geleden praten.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat is wel heel lang geleden hè, voorzitter?

De heer Van Hattem (PVV):

Nee, voorzitter, ik hou het nu toch even bij het heden. Mevrouw Huijbregtse heeft het over de onafhankelijkheid van de burgemeester. Waaruit moet die onafhankelijkheid blijken, volgens mevrouw Huijbregtse?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Huijbregts!

De heer Van Hattem (PVV):

Huijbregts. Ik zal het nog iets duidelijker benadrukken. Uit welke specifieke elementen blijkt die onafhankelijkheid? Welke waarden laten die zien? Er zijn genoeg elementen te benoemen waaruit die onafhankelijkheid juist niet blijkt, want een partijpolitieke achtergrond is nog altijd een zwaarwegende factor bij de aanstelling van een burgemeester.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Absoluut niet. Nee, de gemeenteraad kiest en de gemeenteraad kiest niet op politieke achtergrond; de gemeenteraad kiest de persoon die het beste bij de gemeente past.

De voorzitter:

Nee, meneer Van Hattem, ik had gezegd één interruptie nog.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar welke onafhankelijkheid ...

De voorzitter:

Nee, meneer van Hattem, het is nu klaar.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Voorzitter, ik herneem. Was de VVD-fractie bij stemming over de eerste lezing unaniem; dat is nu anders bij het begin van deze plenaire behandeling. Het zal u niet verbazen. In april 2015 bond het vooruitzicht van een visie op een eindbeeld mijn fractie en ook het vertrouwen dat bij tweede lezing duidelijke antwoorden op onze vragen zouden zijn gegeven. Nou, dat is nog niet gebeurd. Ik zeg u eerlijk hoe de vlag er nu voor hangt. Dan is dat duidelijk. De initiatiefnemer en de minister weten dan waar ze aan toe zijn en dat er wat de VVD-fractie betreft werk aan de winkel is.

In mijn fractie zijn tot op dit moment drie stromingen, drie gedachten. Ik geef geen aantallen, maar wanneer ik zeg dat ze behoorlijk gelijkmatig zijn verdeeld — en met dertien is dat best lastig — dan geef ik een eerlijke inkijk.

Zoals u weet, waren vier van de dertien VVD-leden kroonbenoemde burgmeesters, maar ook hun meningen lopen vooralsnog uiteen. Een paar leden is principieel tegen een grondwetswijziging zonder sterkere maatschappelijke redenen dan die tot nu toe zijn geformuleerd en zonder dat duidelijk is waartoe dit moet leiden. Kortom, alle drie de vragen beantwoorden zij negatief.

Een ander deel is niet principieel tegen, maar mist nog het zicht op het eindbeeld en het vertrouwen in de borging van de waarden van het burgemeestersambt, die zij willen behouden. Andere leden weer vinden weliswaar dat de oogst schraal is, maar dat de door de initiatiefnemer naar voren gebrachte argumenten voor grondwetswijziging valide zijn. Unaniem is mijn fractie echter van mening dat mocht de deconstitutionalisering een feit worden, de vervolgdiscussie uiterst zorgvuldig moet worden vormgegeven.

De voorzitter:

Ik hoor u hoesten. Neem een slokje water.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ja, ik zal een slok nemen. Het is geen emotie.

Ik zei dat de vervolgdiscussie uiterst zorgvuldig moet worden vormgegeven en moet gaan over eisen, verwachtingen en de maatschappelijke betekenis van de burgemeester en vooral dat de aanstellingswijze moet worden bezien in samenhang met het functioneren van het lokaal bestuur.

Bij de deconstitutionalisering wordt in de eerste plaats gedacht aan en gepraat over de burgemeester en niet over de commissaris van de Koning. Uiteraard gelden alle vragen en opmerkingen ook voor die aanstellingswijze. Aard en taken van de commissaris schragen echter de verwachting dat zelfs na deconstitutionalisering zijn aanstellingswijze niet zal veranderen. Kan de initiatiefnemer daarom nog eens toelichten waarom hij dan wel dat initiatief neemt?

Voorzitter. Ik zei het al: er is werk aan de winkel voor de initiatiefnemers en de minister. Op 28 april 2015 heeft de VVD-fractie besloten deze wijziging van de Grondwet in overweging te willen nemen. Dat is een behoorlijke stap. De reactie van de initiatiefnemer en de minister vandaag zijn voor een groot gedeelte van mijn fractie bepalend voor een nieuw eindoordeel. We kijken uit naar de reactie.

De voorzitter:

Blijft u nog even staan, mevrouw Huijbregts. Meneer Kuiper.

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Huijbregts, u zegt dat in 2015 doorslaggevend was voor de VVD-fractie om bij de eerste lezing steun te geven aan wat toen werd voorgesteld omdat er toen iets van een eindbeeld werd geschetst.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Zicht op een eindbeeld.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Vervolgens is er in de brief van de minister van 25 november 2016 daarover iets vermeld, ook nog wel inventariserend.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ja.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Maar dat was belangrijk voor u. Nu zegt u dat nog niet helder is wat nu de schets van het eindbeeld is. Wat verwacht u precies? Is dat dan anders dan wat in november 2016 door de voormalige minister werd gezegd?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Wij zouden het geconcretiseerd willen hebben in concrete stappen.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ja.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Wat gaat er gebeuren, wanneer gaat het gebeuren en wat zijn de randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Kunt u ook aangeven wat die randvoorwaarden zijn voor de VVD-fractie?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

De belangrijkste randvoorwaarden heb ik genoemd. Dat is garantie van de onafhankelijke positie van de burgemeester in welk systeem dan ook en dat de aanstellingswijze bezien zal worden in de context, in samenhang met het functioneren van het lokaal bestuur.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dan begrijp ik dat de huidige aanstellingswijze, zoals die nu is, ook uw voorkeur heeft.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Wij doen daar geen uitspraken over.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dank u wel.

De heer Schalk i (SGP):

Mevrouw Huijbregts heeft een mooie range gegeven met een inkijkje in haar fractie. Op één staat: principieel tegen.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat had ook op drie kunnen zijn, hoor.

De heer Schalk (SGP):

O, ik wilde juist zeggen: ik ga voor één. Mijn vraag is: een aantal van uw fractieleden ziet aankomen dat de minister haar werk goed doet als zij de toezegging doet om zo goed mogelijk aan een toekomstvisie te werken. Maar welke garantie heeft u dat de minister daaraan toekomt voordat andere initiatiefwetgevers bijvoorbeeld met een ander idee komen? Zou je dan niet het zekere voor het onzekere moeten nemen voor het gedeelte van uw fractie dat eigenlijk op twee zit, namelijk door er eerst voor te zorgen dat het goed geregeld wordt voordat je zegt: dan gaan we nu maar deconstitutionaliseren en dan vertrouwen we erop dat wat vorige keer werd toegezegd nu wel gaat gebeuren?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Er zijn tal van scenario's mogelijk, maar één van de belangrijkste is ook dit debat hier in deze Kamer en de opvattingen van deze Kamer. De opvattingen van deze Kamer zullen ongetwijfeld meespelen bij, zoals u het noemde, "onverhoedse acties", waarbij u doelde op de Tweede Kamer. Initiatieven zullen geplaatst moeten worden in de context van de opvattingen van de Eerste Kamer, want hier zal welke wetswijziging dan ook verder haar beslag moeten krijgen.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Ik denk zeker dat als er een wet voorligt, die wellicht ook deze Kamer zal bereiken. Maar dan zet u eigenlijk de deur wijd open voor dat soort initiatieven. Zou u dat niet willen voorkomen?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Als deze Kamer het eens is over de randvoorwaarden waar die initiatieven aan moeten voldoen, dan zullen die initiatieven, hoop ik, denk ik getoetst worden aan de uitgangspunten die deze Kamer vandaag zal stellen. Daar ga ik van uit.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huijbregts. Ik geef het woord aan de heer Lintmeijer.