Verslag van de vergadering van 20 november 2018 (2018/2019 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.50 uur
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst feliciteer ik de heer Wever met zijn maidenspeech. Het is leuk om dat hier te mogen zeggen, zes weken na mijn eigen maidenspeech. Het is leuk om dan al felicitaties te mogen uitdelen.
Mevrouw de voorzitter. Bij de presentatie van de Miljoenennota spiegelde deze minister zich aan de Noorse ontdekkingsreiziger Roald Amundsen, die in 1911 al eerste de Zuidpool bereikte en mede met dank aan zijn grondige voorbereiding, concurrent Robert Scott wist te verslaan. De minister zei daarbij: "Om vol vertrouwen naar de toekomst te kunnen kijken, moeten we daarom juist nu ons fundament versterken, en reserves aanleggen. Die 100 jaar oude les van Amundsen neemt het kabinet ter harte."
Voorzitter. Het kabinet sprak bij die gelegenheid en ook al bij de presentatie van het regeerakkoord grote woorden. "Het groenste kabinet ooit" en "de hoogste investeringen in de publieke sector ooit" Maar de twee grootste veroorzakers van klimaatproblemen, het wegverkeer en de landbouw, blijven grotendeels buiten schot. Zowel het Planbureau voor de Leefomgeving als het Centraal Planbureau waren kritisch over de veelvuldige verwijzing in het hoofdlijnenakkoord naar streefbeelden, ambities, benodigde inspanningen, en mogelijke maatregelen. Zij waren er evenzeer kritisch over dat het onduidelijk is welke concrete stappen worden genomen door welke partijen in welk tijdsbestek en hoe de partijen aan dergelijke afspraken worden gehouden. Uit de eerdere bijdragen constateer ik dat deze zorgen breder leven in deze Kamer.
In reactie daarop gaf het kabinet aan veel van die kritische noten te delen, maar wij zijn als fractie tegelijkertijd bezorgd over het gebrek aan sturing en doorzettingskracht dat daarop volgde. We moeten afwachten — en we doen dat ook met grote spanning — wat de tweede ronde van de klimaattafels gaat brengen en of het kabinet bereid zal zijn steviger de regie te nemen, ook in financiële zin, wanneer de opbrengsten van die tafels toch mochten tegenvallen en onvoldoende blijken te zijn om de klimaatambities te halen.
De aangekondigde vliegtaks lijkt een druppel op de gloeiende plaat, de CO2-heffing moet nog onderzocht worden en ook veel van de andere genoemde maatregelen van "het groenste kabinet" ooit zijn, hoewel ze individueel niet verkeerd of raar zijn, wel klein en bescheiden. Daarmee wordt de grote vraag wat dit uiteindelijk oplevert voor een beter klimaat en welk groter ideaal of groter idee er eigenlijk achter zit, eigenlijk uit de weg gegaan. Rekeningrijden lijkt taboe verklaard, hoewel ik toch een kleine opening meende te horen bij de heer Rinnooy Kan. Zou de deur op een vergelijkbare kleine kier kunnen worden opengezet voor een eerlijke prijs voor de producten van de biologische landbouw ten opzichte van de bio-industrie? Ik krijg daar graag een reactie op, ook in het licht van de adviezen die de Gezondheidsraad recent uitgebracht heeft, juist omdat landbouw en wegverkeer de belangrijkste oorzaken van fijnstof en klimaatproblemen lijken te zijn.
Voor ons staat dat meer in het algemeen voor het contrast tussen de woorden en de plannen enerzijds en de daden en de echte uitvoering van de hervormingsagenda anderzijds. Mijn fractievoorzitter benoemde dit ook al tijdens de Politieke Beschouwingen enkele weken geleden. Op de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de pensioenen en de zorg zijn de stappen erg voorzichtig. Er wordt verwezen naar probleemanalyses, onderzoeken en het verkennen van draagvlak. Is de urgentie voldoende doorgedrongen? Want het herstel van de balans tussen vast en flex, meer zekerheid over een fatsoenlijk pensioen op lange termijn, het omgaan met hoge hypotheekschulden en het risico van een nieuwe bubbel op de woningmarkt en de kosten die nodig zijn om de hoogwaardige betaalbare zorg te blijven realiseren vragen allemaal forse investeringen. Tegelijkertijd vraagt dat om nog meer inzicht in de risico's voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, die nu al onder druk staat en die op termijn nog meer onder druk zou kunnen komen te staan. Ik krijg hierop graag een reactie van het kabinet.
Mevrouw de voorzitter. We komen bij de behandeling van het Belastingplan in december uitgebreider terug op de fiscale keuzes van het kabinet. Eén aspect, dat ook al eerder vandaag aan bod is gekomen, willen we er alvast uitlichten: de discussie over het vestigingsklimaat. Wij constateren dat het kabinet zich hierbij enigszins aan gelegenheidsargumentatie bezondigt. Aan de ene kant wordt gezegd dat het buitengewoon lastig is om te zeggen in hoeverre individuele factoren bijdragen aan het vestigingsklimaat — het is een samenspel van allerlei factoren, verschillend per bedrijf dat zich zou willen gaan vestigen of dat zou willen uitbreiden — maar anderzijds claimt het kabinet dat het in het geval van de fiscale aspecten volstrekt duidelijk zou zijn. Dat wordt dan ook als uitgangspunt genomen bij nieuwe maatregelen die in de plaats komen van de afschaffing van de dividendbelasting. Het beoogde effect is een substantiële bijdrage aan het groeipotentieel en het versterken van de internationale concurrentiepositie over de hele linie.
Maar of je nu kijkt naar de Global Competitiveness Index, waarin Nederland op de zesde plek staat, naar de IMD World Competitiveness Ranking, vierde plek, of naar de Forbes Best Countries for Business Index, derde plek, nergens is uit af te leiden dat ons vestigingsklimaat onder druk zou staan of verslechterd zou zijn, want onze ranking is vergelijkbaar met die in 2012. Ook geeft geen enkele van die rankings enige aanleiding om aan te nemen dat er een verband zou zijn tussen een lager percentage van dergelijke winstbelasting en een beter vestigingsklimaat of een grotere aantrekkelijkheid voor bedrijven. Door de jaren heen staat Nederland in deze internationale vergelijking boven landen met een lagere winstbelasting, maar ook landen die hun winstbelasting verlagen zien dit niet direct vertaald in een stijging op de rankings. Intussen nadert Nederland — ook collega Van Apeldoorn had het erover — de top tien van de laagste tarieven. Ook wij maken ons zorgen over de race to the bottom die hieruit klinkt, waarbij door Nederland de fiscale randen worden opgezocht. Graag een reactie hierop van het kabinet.
De grote vraag die dit oproept, is of dit geld niet beter kan worden besteed. Want wat wordt door die bedrijven en die internationale investeerders wel belangrijk gevonden? Ook Ernst & Young laat zien in de Barometer Nederlands Vestigingsklimaat 2018 dat de internationale investeerders vooral kwaliteit van leven, infrastructuur en het opleidingsniveau van werknemers belangrijk vinden. Ook in deze Miljoenennota en in onderliggende getallen is goed te zien dat juist op dat soort aspecten Nederland ook al heel goed scoort. Juist dat geeft het grote vertrouwen in het Nederlandse vestigingsklimaat. We zien in dezelfde monitor dat bijvoorbeeld dat het digitale vestigingsklimaat of het klimaat voor start-ups minimaal net zo belangrijk, zo niet zelfs belangrijker, wordt gevonden, juist door de internationale investeerders. Mijn fractie kan de keuze voor verlaging van de winstbelasting dus niet volgen. Dat geldt ook voor de redenering dat de lastenverlichting van de dividendbelasting, die ook al weinig overtuigend onderbouwd werd, opnieuw bij het bedrijfsleven terecht zou moeten komen.
Wat geldt voor het vestigingsklimaat, geldt wat ons betreft ook voor andere beleidsvoornemens van dit kabinet. Niet altijd is duidelijk wat het beoogde doel van het beleid is, welke instrumenten daaraan zullen bijdragen en hoe uiteindelijk vastgesteld gaat worden of beleid effectief is geweest. We zien dat bij de Innovatiebox, bij verschuiving in de inkomstenbelasting en bij de fiscale vergroening. We zien het ook bij antwoorden op de vraag wat precies de investeringen in de publieke sector zijn en waarom die gedaan zijn in veiligheid, zorg, defensie en dergelijke.
In de schriftelijke beantwoording is de minister uitgebreid ingegaan op onze vragen over de Operatie inzicht in kwaliteit en pogingen die worden gedaan om de maatschappelijke toegevoegde waarde en de doeltreffendheid beter in kaart te brengen. Ik verwijs hierbij naar artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet, waarin juist staat dat alle voorstellen, voornemens en toezeggingen een toelichting vragen op doeltreffendheid, doelstellingen, doelmatigheid, beleidsinstrumentarium en financiële gevolgen. Maar we zien tegelijkertijd ook in de beantwoording dat de minister onze opvatting deelt dat in de huidige begroting op die terreinen nog het nodige te verbeteren is en dat de komende jaren benut zullen moeten worden om daar met andere departementen verbetering in aan te brengen. Over drie jaar gaan we evalueren in hoeverre dat dan ook is gelukt. Wat ons betreft mag dat echt een tandje sneller en ambitieuzer. We roepen de minister dan ook om dat op orde te hebben bij juist de Miljoenennota 2020 en om daar bij andere departementen op toe te zien. We verwachten in elk geval dat hij ook deze Kamer daarbij uitgebreid zal betrekken. We houden daarvoor een motie achter de hand.
Voorzitter. De economie groeit, maar niet iedereen profiteert evenveel mee. Zowel in 2018 als in 2019 blijft de groep met de 20% laagste bruto-inkomens achter: 1,5% over de hele linie, maar voor deze groep 1%. Binnen die groep krijgt naar verwachting zelfs 9% te maken met koopkrachtdaling. Met alle nuance die bij de koopkrachtplaatjes hoort, vinden we dat een buitengewoon zorgelijke ontwikkeling, zeker als we daar ook nog de vermogens bij betrekken, waardoor de ongelijkheid nog veel sterkere vormen aanneemt. Ook in het licht van waar SCP en WRR regelmatig aandacht voor vragen, namelijk dat een maatschappelijke ongelijkheid langs lijnen van opleidingsniveau zich ook vertaalt in ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en de woningmarkt en in een ongelijke verdeling van inkomen en vermogen.
De economie groeit, maar het getuigt wel van een smalle opvatting van welvaart. We zijn blij met het inzicht dat de Monitor Brede Welvaart ons hierin biedt en ook de uitgebreide aandacht die de Raad van State hieraan besteedt in het advies over de Miljoenennota. Het contrast dat we nu zien is dat het goed gaat met de materiële welvaart, met veiligheid en met gezondheid, maar dat het minder goed gaat met milieu, wonen en samenleven. Naar de toekomst gekeken liggen de grote uitdagingen bij het menselijk kapitaal en het economisch kapitaal, waar het goed mee gaat, maar het gaat niet zo goed met dat natuurlijk kapitaal, zoals stikstofoverschot, CO2-uitstoot en fossiele energie. Ook hier laat de ontwikkeling van de brede welvaart een vergelijkbare scheidslijn tussen de hoger- en lageropgeleiden zien. Hoe speelt het kabinet hierop in? Welke acties onderneemt het kabinet, mede gezien het advies van de Raad van State om de brede welvaart meer te integreren in de Miljoenennota. Daar heeft ook collega Van Kesteren naar gevraagd.
Voorzitter. Ik begon mijn betoog met een verwijzing naar ontdekkingsreiziger Amundsen, die door de minister werd aangehaald als voorbeeld van een zorgvuldige voorbereiding op mogelijk slechte tijden. Wat de minister er niet bij vermeldde, was dat Amundsen zich aanvankelijk richtte op de Noordpool. Toen Robert Peary claimde die al te hebben bereikt — heden ten dage wordt dit als een buitengewoon onwaarschijnlijk verhaal gezien — gooide Amundsen, ook tot verbijstering van zijn expeditieteam, zijn plan 180 graden om. Het doet denken aan de maandenlange verdediging van de afschaffing van de dividendbelasting. Toen de lokroep van Londen toch sterker bleek, liet het kabinet die even snel weer vallen. Maar de gedachte "we moeten toch echt naar een pool toe; laat het dan maar de Zuidpool in plaats van de Noordpool zijn" bleef.
Bovendien beschouwde Amundsen de reis naar de Zuidpool nadrukkelijk als een wedstrijd met Robert Scott. Hij daagde hem in een brief uit wie de snelste zou zijn. Mijn fractie ziet hoe het kabinet in een fiscale competitie met enkele landen naar telkens lagere tarieven winstbelasting een vergelijke kant opgaat, terwijl wij liever zouden zien dat u de concurrentie op andere fronten aangaat. Om te investeren in verlaging van werkdruk en verhoging van werkplezier in de publieke sector. Om met een ambitieus klimaatbeleid van de beschamende 34e plek op de Climate Change Policy Index af te komen. Om de financiële sector zo te sturen en te controleren dat die niet weer dezelfde fouten maakt en opnieuw door de Staat zal moet worden gered.
Dat betekent dat GroenLinks deze minister en dit kabinet op die expeditie kritisch zal blijven volgen. Hoe is de sfeer in het expeditieteam? Welke voorbereidingen heeft u precies getroffen? Heeft u ook de juiste instrumenten bij zich? Weet u eigenlijk wel waarom u deze instrumenten op dit moment bij zich heeft? Bovenal: moeten we wel echt naar de Zuidpool toe? Wat is die bestemming? Bent u met voldoende tempo en inzet op weg?
We zien de reactie van de minister en de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. Ik geef het woord aan de heer Ester.