Verslag van de vergadering van 4 december 2018 (2018/2019 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.37 uur
Mevrouw Duthler i (VVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Aan het begin van deze bijdrage namens de VVD-fractie aan het plenaire debat hecht ik eraan om te melden dat ik als advocaat soms bedrijven bijsta die partij zijn bij internationale handelsgeschillen.
Laat ik vooropstellen dat mijn fractie het introduceren van een internationale handelskamer bij de rechtbank en het Hof Amsterdam op het eerste gezicht een sympathieke gedachte vindt. Zij erkent ook dat er enige behoefte aan een dergelijke kamer of dergelijke kamers kan bestaan. Tegelijkertijd ziet zij haken en ogen die in de memorie van antwoord en in de nadere memorie van antwoord door de minister nog niet voldoende zijn geadresseerd. Die haken en ogen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën. Ten eerste de invoering van kostendekkende griffierechten in relatie tot artikel 6 van het EVRM. Ten tweede de speciale categorie bedrijven, namelijk die van de grote bedrijven waarvoor het wetsvoorstel geschreven lijkt te zijn. Ten derde de tekorten en dreigende mislukking van KEI waarmee de rechtspraak te maken heeft. Tot slot de verhouding tussen de hoogte van de kosten van de internationale handelskamers voor de rechtspraak en de bezwaren tegen de invoering van kostendekkende griffierechten.
Ik begin met de relatie tot artikel 6 EVRM. Mijn fractie vraagt zich namelijk af hoe de invoering van kostendekkende griffierechten zich met dit artikel verhoudt. Voor de volledigheid: artikel 6 EVRM is het recht voor eenieder op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Mijn fractie is bezorgd en vraagt zich af of door hoge griffierechten niet een onnodig hoge drempel opgeworpen wordt voor met name het midden- en kleinbedrijf en of deze groep bedrijven nog wel toegang tot de rechter houdt. Ik licht dat toe en schets de context.
De VVD-fractie heeft in diverse debatten de laatste tien jaar — mevrouw Wezel refereerde daar al aan — laten weten dat zij belangrijke bezwaren heeft tegen de invoering van kostendekkende griffierechten. Het argument dat in dit wetsvoorstel gebruikt wordt voor de invoering ervan, is dat de internationale handelskamer in een behoefte voorziet van slechts een beperkte groep rechtzoekenden en dat de kosten dan ook gedragen moeten worden door deze groep. Dit argument bevreemdt de leden van de VVD-fractie. Het beginsel van de vervuiler betaalt of het profijtbeginsel is namelijk als het gaat om rechtspraak en toegang tot de rechter nog niet eerder toegepast en is een beginsel dat voor de rechtspraak als staatsmacht en belangrijke drager van de democratische rechtsstaat wezensvreemd is. De algemene raad van de Nederlandse Orde van Advocaten verwoordde het als volgt: "Griffierechten dienen voor de verschillende kamers van de rechtbank, of het nu het NCC betreft of bijvoorbeeld de ondernemingskamer, gelijk te zijn. Voorkomen moet worden dat marktwerking in de rechtspraak wordt geïntroduceerd met de mogelijkheid voor meer kapitaalkrachtige partijen om op efficiëntere wijze en met minder belemmeringen recht te halen".
Wil de minister hier eens op reflecteren? Is hij van mening dat met dit wetsvoorstel marktwerking in de rechtspraak wordt geïntroduceerd en, zo ja of nee, waarom is hij die mening toegedaan?
Ik kom bij de tweede categorie, het onderscheid tussen grote bedrijven en mkb-bedrijven. Het wetsvoorstel lijkt namelijk vooral voor grote bedrijven te zijn geschreven, met name multinationals. Het is opvallend dat de minister in de memorie van antwoord en nadere memorie van antwoord de indruk geeft dat hij er niet van uitgaat dat kleinere bedrijven ook met handelsgeschillen en internationale handelsgeschillen te maken kunnen krijgen die verdergaan dan die hij in zijn nadere memorie van antwoord schetst. Hij lijkt eraan voorbij te gaan dat ook deze groep bedrijven te maken kan krijgen met complexe geschillen en/of grote financiële belangen. De minister spreekt van de kapper om de hoek; de VVD-fractie heeft bij het stellen van de eerdere vragen echter voor ogen gehad de start-ups, de ICT-leveranciers of bijvoorbeeld de toeleveranciers aan de automotive-industrie, een groep bedrijven die een belangrijke bijdrage levert aan de Nederlandse economie. Deze groep mkb-bedrijven kan te maken krijgen met geschillen die verder gaan dan de relatief eenvoudige contracten en het onbetaald blijven van niet-betwiste vorderingen waarover de minister schrijft. Ook de door mij genoemde groep bedrijven kan te maken krijgen met geschillen die voortvloeien uit complexe contracten. Denk bijvoorbeeld aan contracten die nodig zijn voor de ontwikkeling van een ICT-systeem voor een ziekenhuis. Daarbij horen bouwovereenkomsten, exploitatieovereenkomsten, garantieovereenkomsten en de vestiging van zekerheden. Bijna altijd zijn er meerdere partijen bij zo'n contract betrokken, waaronder binnen- en buitenlandse toeleveranciers. Deze groep mkb-bedrijven is bovendien vaak de groep die aan de wieg staat van innovatie. Dan kan het gaan om het ontwikkelen van innovatieve toepassingen voor de zorg, food and health, klimaat of ICT.
Ik wil niet zeggen dat deze groep bedrijven zonder de internationale handelskamer minder innovatieve toepassingen zal ontwikkelen, en daarmee een minder grote bijdrage levert aan economische ontwikkelingen. Dat zou te kort door de bocht zijn. Maar ook deze groep bedrijven zal in sommige gevallen langer het hoofd boven water kunnen houden als ook deze bedrijven zonder een te hoge financiële drempel internationale handelsgeschillen aan een internationale handelskamer kunnen voorleggen.
Mevrouw de voorzitter. Ik kom bij het onderwerp innovatie binnen de rechtspraak en de oplopende tekorten. De minister geeft in de memorie van antwoord aan dat hij het belangrijk vindt dat de rechtspraak de mogelijkheid en ruimte krijgt om innovatief te zijn. Ik heb deze zin even een paar keer moeten lezen. De rechtspraak heeft de laatste jaren namelijk alle ruimte gehad voor en vele pogingen gedaan tot innovatie, maar die lopen tot nu toe helaas vast. Er zijn zelfs geluiden binnen de rechtspraak dat het beter zou zijn om te stoppen met de KEI-pilots.
Daarnaast heeft de rechtspraak te maken met grote tekorten. Althans, voor de begroting van de rechtspraak zijn het grote tekorten. Zou het niet beter zijn als de rechtspraak eerst orde op zaken stelt, zijn interne bedrijfsprocessen reorganiseert en ervoor zorgt de begroting sluitend te krijgen? Zou het niet beter zijn als de rechtspraak eerst daarin energie stopt, in plaats van die te stoppen in de introductie van een internationale handelskamer? Per slot van rekening kent het Nederlands rechtssysteem een uitstekend functionerende Ondernemingskamer, bijvoorbeeld in Amsterdam. De VVD hoort graag van de minister hoe hij hierover denkt.
Nu houdt mijn fractie er rekening mee dat de minister zal herhalen wat hij ook al in zijn nadere memorie van antwoord heeft geschreven, namelijk dat de oprichting en het laten functioneren van het NCCA aanvullende financiële middelen vragen en dat die niet ten laste mogen komen van de middelen die bestemd zijn voor reguliere zaken. Partijen zijn niet verplicht om hun recht te halen bij het NCCA. Nee, allicht niet. Waar de leden van de VVD-fractie vraagtekens bij zetten, is dat deze extra voorziening duur is voor bepaalde groepen bedrijven, die om die reden de deur van het NCCA voorbij zullen gaan. Dat de minister vervolgens voor deze groep bedrijven verwijst naar de Europese betalingsbevelprocedure, de Europese geringe vorderingenprocedure of een procedure bij de gewone handelskamer doet onvoldoende recht aan de behoefte van deze groep bedrijven. Het is aan de rechtzoekende ondernemer lastig uit leggen dat hij €15.000 in eerste aanleg moet betalen om een internationaal geschil bij het NCC voor te leggen, en €20.000 in hoger beroep, daar waar hij voor de reguliere rechtspraak hooguit bijna €4.000 moet betalen, of €5.000 in hoger beroep. Maar die reguliere rechtspraak is voor zijn wederpartij geen optie, omdat de drempel van de Nederlandse taal geslecht moet worden. Deze ondernemer blijft met een groot gevoel van onrecht zitten. De rechter die voor hem zijn last resort is, is onbereikbaar geworden. Bovendien zit hij nog met een risico van proceskostenveroordeling op het moment dat hij een procedure verliest. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe weegt hij dit? Ik hoor graag een reactie van de minister.
Mevrouw de voorzitter. Dan kom ik bij het onderwerp van de kosten. Het aanbieden van een extra voorziening als het NCCA vraagt investeringen. Dat zijn eenmalige investeringen, zoals het Engelstalige ICT-systeem, en structurele investeringen, zoals opleidingskosten voor rechters, raadsheren en het ondersteunend personeel. Mijn fractie heeft in de memorie van antwoord gelezen dat het NCCA gebruik zal maken van een separaat digitaal systeem dat reeds op tijd en binnen het budget tot stand is gebracht. Het portaal is of wordt zelfs al technisch en functioneel getest. Het is opmerkelijk dat de rechtspraak al heeft geïnvesteerd in een digitaal systeem terwijl het betreffende wetsvoorstel nog niet is behandeld in de Eerste Kamer, laat staan is aangenomen. Wat is de reden geweest voor de minister om juist voor deze volgorde te kiezen? Heeft hij verondersteld dat de Eerste Kamer sowieso wel akkoord zou gaan? Graag een reactie van de minister. Ook is de VVD-fractie benieuwd wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen. Is dat de rechtspraak zelf of het ministerie?
De kosten voor het NCCA bestaan uit eenmalige aanloopkosten van 3,8 miljoen voor de eerste tien jaar en €25.000 aan reguliere kosten voor een gemiddelde NCC-zaak en €35.000 voor een gemiddelde NCCA-zaak in appel. Welk deel van deze eenmalige aanloopkosten gaat op aan het digitaal systeem? De leden van de VVD-fractie vragen zich verder af of de hoogte van deze kosten voor de rechtspraak de invoering van kostendekkende griffierechten rechtvaardigt. Graag horen de leden van de VVD-fractie hoe de minister hierover denkt.
Na tien jaar acht de minister het niet ondenkbaar dat de verwachte griffieopbrengsten, namelijk 4 miljoen euro, hoger zijn dan de verwachte kosten van 3,4 miljoen euro. Daarnaast ontvangt de rechtspraak jaarlijks een bijdrage van het ministerie voor het NCCA die niet gebaseerd is op het aantal afgedane zaken. Zou het ook zo kunnen zijn dat de minister bij mee- of tegenvallende resultaten de hoogte van de griffierechten overeenkomstig aanpast. Een dergelijke vraag werd ook al gesteld door de CDA-fractie, en dan in net iets andere woorden. Graag een reactie van de minister.
En dan is er nog een vraag wie de internationale handelskamer gaat bemensen. Hoe vaak zal de rechtspraak een beroep doen op rechters-plaatsvervangers? De regering heeft aangegeven dat de rechters en de raadsheren niet fulltime beschikbaar hoeven te zijn voor het NCCA. Ook is er bij de werving van rechters gekeken naar ruime ervaring met internationale geschilbeslechting in combinatie met een uitstekende beheersing van de Engelse taal. Dat kan blijken uit werkervaring bij een internationaal en/of Angelsaksisch advocatenkantoor, zo schrijft de minister.
Ook deze passage doet de leden van de VVD-fractie vermoeden dat het NCCA vooral voor een bepaalde groep bedrijven wordt opgericht, namelijk die van de multinationals en andere grote, internationaal opererende bedrijven. Deze groep bedrijven doet immers een beroep op deze advocatenkantoren, in tegenstelling tot vaak mkb-bedrijven. Wordt het NCCA wellicht bemenst door juristen van internationale kantoren in de hoedanigheid van rechter-plaatsvervanger, die de internationale bedrijven ook bijstaan? Graag hoort de VVD-fractie welke verwachting de minister op dit punt heeft.
En dan nog een laatste vraag over de cassatie. De minister heeft aangegeven dat de internationale handelskamer onderdeel is van de Amsterdamse rechtbank of het Amsterdamse hof. Over uitspraken van het hof kunnen partijen in cassatie gaan bij de Hoge Raad, maar hoe gaat dat dan? Worden de processtukken dan eerst vertaald in het Nederlands en worden zij dan voorgelegd aan de Hoge Raad of worden processtukken in het Engels voorgelegd aan de Hoge Raad, die dan in het Nederlands uitspraak doet? Graag een reactie van de minister.
Mevrouw de voorzitter. Ik rond af. Zoals gezegd en ook bekend, hebben de leden van de VVD-fractie moeite met de introductie van kostendekkende griffierechten. Dat zal niet nieuw zijn voor de minister. De leden van de VVD-fractie hebben eerder in het nader voorlopig verslag hun zorg geuit dat hiermee een precedent kan worden gecreëerd voor het invoeren van kostendekkende griffierechten bij andere kamers. Die zorg is door de minister vooralsnog niet weggenomen. Daarnaast hebben zij er moeite mee dat de internationale handelskamers alleen toegankelijk lijken te worden voor grote bedrijven en niet voor mkb-bedrijven.
De leden van de VVD-fractie vinden de introductie van de internationale handelskamers een sympathieke gedachte — dat zei ik al eerder — maar zij zien ook haken en ogen aan het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie zien dan ook met meer dan gemiddelde belangstelling uit naar een reactie van de minister en de beantwoording van hun vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Duthler. Ik geef het woord aan mevrouw Andriessen.