Plenair Koffeman bij behandeling Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2019



Verslag van de vergadering van 11 december 2018 (2018/2019 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De Nederlandse landbouw ondergaat een totale gedaanteverwisseling. De metamorfose van het platteland is de doodsteek voor het agrarisch gezinsbedrijf. Elke dag stoppen zeven boeren met hun bedrijf, ondanks het feit dat nog steeds 40% van de Europese begroting naar landbouw gaat. De Nederlandse landbouw maakt boeren financieel, emotioneel en sociaal kapot, zeiden de Nederlandse melkveehouders Herman en José Bongers vorig jaar in dagblad Trouw. Het kwam uit de grond van hun hart. Het drijft boeren letterlijk tot zelfmoord, zozeer dat de minister ervoor pleitte een meldpunt voor dat probleem in te stellen. Het gaat niet goed met de landbouw in Nederland, maar desondanks blijven politiek verantwoordelijken ruim baan geven aan de landbouw, laten ze gods water over gods akker lopen. Op 11 juli 2000, bijna twintig jaar geleden, schreef NRC: "De landbouw in Nederland moet er over tien jaar geheel anders uitzien dan nu." Zou het er na al die jaren eindelijk een keer van komen? De grote doorbraak ligt binnen handbereik. Het ministerie is er klaar voor, de plannen staan zwart-op-wit op papier en worden gesteund door het kabinet, de landbouw in Nederland zal binnen tien jaar geheel anders zijn.

Het bericht was ontleend aan de visienota van VVD, Partij van de Arbeid en D66 op de landbouw. Wat schreven ze? Inderdaad: binnen tien jaar moet het helemaal anders. Ze erkenden toen dat de landbouw tegen maatschappelijke, economische en ecologische grenzen aanliep. In tien jaar tijd, dus uiterlijk in 2010, zou de landbouw ten volle rekening houden met de veiligheid en gezondheid van mens en dier en zou het ecosysteem volledig voldoen aan de geldende milieuwetgeving, waarbij de nationale milieudoelstellingen gehaald zouden worden en zou de biologische landbouw 10% van het landbouwareaal beslaan. De veehouderij zou bovendien stukken kleiner zijn, met minder dieren, minder milieubelasting en een veel beter dierenwelzijn.

Hoe anders is de werkelijkheid van nu en hoe anders was de werkelijkheid van 2010. In 2007 constateerde minister Cees Veerman bij zijn afscheid tussentijds dat het systeem totaal vastgelopen was. We importeren veevoer, we exporteren varkens en de rotzooi, de mest, houden we hier. 600 miljoen dieren die jaarlijks geofferd worden op het altaar van de economie, 80 miljard kilo mest en de natuur die als grote verliezer letterlijk wegkwijnt. Hoe kan het dat een probleem zo breed erkend wordt, al zo lang erkend wordt, maar niet tot een oplossing gebracht lijkt te kunnen worden? De minister is tot de ontdekking gekomen dat de huidige werkelijkheid een stuk weerbarstiger is dan herinneringen aan een kleinschalig gezinsbedrijf van weleer. Een dappere constatering, maar de vraag is welke mogelijkheden de minister ziet om haar veranderde kijk om te zetten in adequaat beleid, dat inzet op drastische vermindering van de veestapel, het geven van meer ruimte aan agrarische gezinsbedrijven en het stoppen van de moordende schaalvergroting. Of bedoelt ze mogelijk dat haar eigen beeld te beperkt was in de zin dat ze niet zou moeten inzetten op kleinschaligheid, op grondgebonden landbouw en op bescherming van weidevogels, maar ruimte moet bieden aan grootschalige landbouw onder voorwaarden? Ze ontdekte dat ze als boerendochter zelf ook in een hok was beland. In de Volkskrant zei ze, voorafgaand aan de landbouwbegroting in de Tweede Kamer: "Ik leefde dichtbij de natuur, we waren grondgebonden (genoeg land om eigen mest uit te kunnen rijden) en er was thuis veel aandacht voor weidevogels. Dat was ook mijn ideale plaatje toen ik begon als minister. Maar in de loop van de tijd ben ik gaan inzien dat mijn eigen beeld veel te beperkt was. Mijn dogma's stonden op schudden".

Toen NRC vorig jaar aandacht vroeg voor de grootschalige mestfraude die onder boeren allang een publiek geheim was, ontbood de minister de sleutelspelers in de mestverwerking op haar ministerie. Ze eiste dat er actie zou worden ondernomen. Het mestadviesbureau Bergs Advies stuurde naar aanleiding van de oproep van de minister op 15 november 2017 een brief met een plan van aanpak en het aanbod om gebruik te maken van de expertise van het bureau. Binnen de grenzen van wet- en regelgeving zag Bergs Advies voldoende mogelijkheden om de problemen snel op te lossen. Exact een jaar later deed Justitie op tien plaatsen invallen, waaronder bij Bergs Advies. De ongehoorde brutaliteit dat mestfraudeurs zich opwerpen als adviseur van de minister geeft aan dat er een totaal gebrek aan schaamte is bij de mensen die dier, natuur en milieu beschouwen als pinautomaten om hun kortetermijnbelangen te realiseren.

De minister blijft ondanks deze georganiseerde criminaliteit, die al jarenlang voortduurt, geloven in zelfregulering van de sector. Vorig jaar zei de minister bij een interpellatie over de mestfraude dat de NVWA keihard werkt aan het voorkomen van mestfraude, maar dat de NVWA meer prioriteiten heeft. Volgens de minister doet de handhavingsinstantie wat zij kan, maar ze zegt ook: "Als we alles op alles zetten om mestfraude te voorkomen, krijgen we problemen op andere vlakken". En: "We kunnen niet op iedere vracht een controleur zetten. Het blijft de verantwoordelijkheid van de sector. Zij zullen daarom een plan van aanpak opstellen". En: "In het verleden was het eerst de overheid en dan de sector. Dat blijkt onvoldoende te hebben gewerkt en daarom doen we het nu andersom, dus eerst de sector zelf". Mijn vraag aan de minister is: hoe lang nog? De minister lijkt geen andere mogelijkheid te zien dan zelfregulering. Dat bedoelde ik met het citaat over eerst de overheid en dan de sector, en dat dit niet gewerkt heeft.

De minister beloofde de Eerste Kamer periodiek te informeren over de voortgang van de plannen voor het bestrijden van mestfraude. Ik wil haar heel graag uitnodigen om ons vandaag deelgenoot te maken van de voortgang en eventueel voortschrijdend inzicht om toch extra prioriteit te geven aan handhaving. Het is ronduit onrustbarend dat Rob de Rijk, de landelijk coördinerend milieuofficier van justitie in NRC de noodklok moest luiden over de omvang van de veestapel. Die moet krimpen, omdat grootschalige mestfraude alleen op die manier kan worden aangepakt. De minister zei in haar reactie dat ze het OM niet nodig heeft om te weten dat ze de handhaving moet intensiveren. Wat is er dan voor nodig? Op welke manier gaat de minister toezicht en handhaving intensiveren? Op welke termijn gebeurt dit en hoe verhoudt zich dat tot haar opvatting dat zelfregulering kansrijker zou zijn dan overheidsingrijpen?

In 2003 constateerde het korps landelijke politiediensten dat de vee- en vleessector zo verweven is met de politiek dat de onderzoekers vreesden voor de integriteit van het openbaar bestuur. Dat rapport werd geheim gehouden, en toen het in 2004 alsnog naar buiten kwam via een klokkenluider, werd de klokkenluider vervolgd. Alle adviesorganen van de regering hebben al gepleit voor een drastische verkleining van de veestapel: de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Centraal Planbureau en eerder al het Milieu- en Natuurplanbureau en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Maar alle adviezen worden voortdurend in de wind geslagen. Kennelijk is er op de achtergrond een dominante factor die het onwenselijk maakt om de adviezen op te volgen. Kan de minister daarop reflecteren? Waarom worden al deze adviezen stelselmatig terzijde geschoven en leiden ze in elk geval niet tot gewijzigd beleid dat zichtbaar opschuift in de adviesrichting?

Het gaat hier niet om vrijblijvende adviezen, maar om adviezen die stuk voor stuk zeer urgent van aard zijn. We weten dat de veehouderij grote invloed heeft op het klimaatprobleem, maar in de maatregelen om de opwarming van de aarde onder de 1,5˚C te houden — een doel waaraan wij ons verbonden hebben in Parijs — speelt de landbouw nauwelijks een rol. Mijn vraag aan de minister is waarom zij die handschoen niet oppakt. Deelt ze de mening dat overal waar extraneiteiten optreden — negatieve effecten die niet in de kostprijs van een product tot uitdrukking komen en ten laste komen van de samenleving — die extraneiteiten beprijsd zouden moeten worden, zodat het principe van "de vervuiler betaalt" die extraneiteiten zou kunnen inperken? Als de minister met ons van mening is dat dit zou moeten gebeuren, zou ik haar willen vragen welke concrete maatregelen ze daarvoor in gedachten heeft. Als de minister het niet met ons eens is, kan ze dan aangeven waarom ze vindt dat die extraneiteiten buiten de klimaatdiscussie mogen blijven en voor rekening van de samenleving moeten komen? Waarom wordt op zelfregulering ingezet, waar die overduidelijk niet werkt, niet gewerkt heeft en niet kan werken omdat eigenbelang het overduidelijk wint van het algemeen belang?

Nu de klimaattop in Katowice zo goed als mislukt is en we zelf zullen moeten inzetten op een manier om de opwarming van de aarde tegen te gaan, kan het toch niet zo zijn dat Nederland als vieste jongetje van de klas in tal van opzichten blijft doen alsof zijn neus bloedt als het gaat om de relatie tussen veehouderij en klimaat? Hoe lang blijft de minister nog toekijken bij het klimaat-, natuur- en milieuvriendelijker maken van de veehouderij, nu het beeld dat ze aanvankelijk had — kennelijk in het eerste jaar van haar ambtstermijn — drastische wijzigingen heeft ondergaan? Kan de minister ons meenemen in de gedachte die nog steeds bij velen leeft, dat mest geen probleem zou zijn maar een geweldige grondstof, dat broeikasgassen afgevangen kunnen worden als je de dieren maar jaarrond in een hermetisch afgesloten laboratoriumstal houdt en dat het geven van fosfaatarm voer het fosfaatprobleem zou kunnen verminderen? Kortom, dat de sector alle ruimte krijgt om te experimenteren met dieren die niet naar hun aard kunnen leven, op niet-grondgebonden veebedrijven, in aantallen die op geen enkele wijze te verantwoorden zijn volgens vrijwel alle adviesorganen van de regering, maar die desondanks niet worden teruggedrongen, hoe groot de noodzaak daartoe ook is? Kan de minister aangeven hoe ze burgers wil meenemen in de gedachte dat het klimaatprobleem vooral op hun bord ligt en dat burgers zelf in actie moeten komen? Er wordt veel gerept over keuzevrijheid van de burger, maar hoe vrij moet die keuze zijn in een land dat goeddeels onder de zeespiegel ligt en zich niet al te lang meer kan onttrekken aan het wassende water?

Er wordt weleens van politici gezegd dat hun vergezichten niet veel verder reiken dan de volgende verkiezingen, maar ik verwacht van deze minister echt meer, al was het maar uit overwegingen van rentmeesterschap, waarvan ik weet dat ze er echt voor staat. Dat maakt het ook lastig te begrijpen dat de overheid uitgaat van achterhaalde rekenmodellen over de hoeveelheid stikstof in de natuur, maar niet bereid lijkt om haar beleid daarop aan te passen. Mag ik de minister als leestip het zeer behartigenswaardige artikel van prof. Michiel Wallis de Vries, buitengewoon hoogleraar ecologie en bescherming van insecten aan de Universiteit Wageningen in overweging geven? Hij breekt een lans voor een steviger aanpak van de Programmatische Aanpak Stikstof op een wijze waarop de PAS verenigbaar zou zijn met de Europese Habitat-richtlijn. Het kabinet kan er niet op vertrouwen dat de ingezette daling van de stikstofbelasting op de natuur in de toekomst verder zal doorzetten en ook niet dat technische maatregelen de negatieve effecten van een overmaat aan stikstof teniet zouden kunnen doen. In 2013 werd de toestand voor alle stikstofgevoelige habitatten en voor 80% van de stikstofgevoelige soorten als matig tot zeer ongunstig beoordeeld. Er is geen enkele aanwijzing dat de situatie sindsdien op enig vlak verbeterd zou zijn. Het plaggen van heide en het vaker maaien van graslanden levert hooguit tijdelijk soelaas, blijkt uit onderzoek.

Het is zeer te hopen dat de Raad van State die zich niet alleen zal baseren op het wensdenken dat nu uit het beleid spreekt, maar op harde metingen van de gemeten stikstofbelasting en de waargenomen toestand van de natuur, een oordeel zal geven op 14 februari.

Juist voor deze minister, die heeft aangegeven open te staan voor een Deltaplan voor de biodiversiteit, is het een geweldige kans om eindelijk inhoud te geven aan een echte transitie naar een kringlooplandbouw die de natuur respecteert. Waarom is er wel een Programmatische Aanpak Stikstof, maar geen programmatische aanpak natuurkwaliteit? Er is geen reden om de industriële landbouw uit de wind te houden, niet in ecologische en niet in economische zin. Ik hoor graag de visie van de minister hierop. Echt alle kleine beestjes helpen.

Ten slotte wil ik het graag hebben over de dramatische situatie in de Oostvaardersplassen. 1.830 gezonde edelherten worden geslachtofferd aan een falend beleid. Er ligt een complete corridor klaar naar de Veluwe, het Rivierengebied en het Duitse achterland. Het beleid was volledig beoordeeld en gemonitord door een internationale wetenschappelijke commissie, maar toenmalig staatssecretaris Henk Bleker zag er niets in en sloot de vluchtweg voor de dieren letterlijk af. Dieren konden daardoor niet meer hun natuurlijk trekgedrag aan de dag leggen. Hij deed dat tegen beter weten in. Het Rijk hevelde de verantwoordelijkheid voor het gebied geheel over naar de daarop nauwelijks voorbereide provincie Flevoland, waardoor het tot dan toe gevoerde en wetenschappelijk gevalideerde beleid geheel in duigen viel. De omliggende bosgebieden, die de dieren beschutting hadden kunnen bieden, werden aangewezen om er parkeerplaatsen, vakantiehuizen, pannenkoekhuizen of boerenbedrijven te vestigen. De corridor bleef onbenut en de dieren kregen in hun uitzichtloos lijden letterlijk het nekschot door Pieter van Geel, die geen specifieke deskundigheid heeft op het gebied van faunabeleid of natuurbeheer, maar die in een Willy Alfredo-achtige constellatie zijn oordeel velde na elkaar tegensprekende deskundigen gehoord te hebben. Het oordeel: 1.830 gezonde edelherten mochten worden afgeschoten, ondanks het feit dat daartoe geen enkele actuele aanleiding was. Ondanks het feit dat dat tot geen enkele duurzame oplossing zou leiden. Ondanks het feit dat het niet alleen familieverbanden binnen de langstlevende en sterkste hertenpopulatie van Europa letterlijk aan flarden zou schieten. En ondanks het feit dat 50% van de medewerkers van Staatsbosbeheer geen verantwoordelijkheid wilde nemen voor het faunabeleid ter plaatse en overplaatsing vroeg wegens gewetensbezwaren.

Het bloedbad dat zich op dit moment afspeelt, mag niet in beeld komen. De Nederlandse Vereniging van Journalisten voelt zich overvallen door het gebieds- en vliegverbod in en boven de Oostvaardersplassen. Elke democratische controle van een uit de hand gelopen beleid wordt gefrustreerd. Daarom heb ik een aantal vragen aan de minister. Kan hij aangeven op wiens verzoek het vliegverbod is ingesteld en hoe het zich verhoudt tot fundamentele persrechten? Kan de minister aangeven hoe ze het beoordeelt dat jonge dieren worden afgeschoten in het zicht van hun moeder en dat dieren in totale paniek raken door dergelijk handelen? Kan de minister aangeven hoe ze het beoordeelt dat het moederdier dat gisteren geschoten werd aangeschoten wegvluchtte, omdat het kennelijk niet goed geraakt werd, en moest creperen in de natuur? Kan de minister aangeven hoe deskundig de schutters zijn gegeven dit voorval? Als 50% van de boswachters die bekend zijn met het gedrag en de samenstelling van de kudde en met de inrichting van het gebied, gewetensbezwaren hebben en afhaken, valt moeilijk in te zien dat hun vervangers een dergelijk massaal afschot pijnloos zouden kunnen uitvoeren. Medewerkers van Staatsbosbeheer geven aan dat ze hulp krijgen bij het afschot door medewerkers van het Koninklijk Jachtdepartement. Kan de minister dit bevestigen? En zo ja, meent ze dan dat de subsidie voor het Koninklijk Jachtdepartement ruimte biedt om ook in andere gebieden dieren af te schieten? Kan de minister aangeven hoe ze meent dat beschermde dieren zoals de zeearend, die broedt in het gebied, vrij zouden moeten kunnen blijven van verstoring? Is ze bereid toezicht en handhaving op dergelijke verstoring te verscherpen, en overweegt ze het beheer van het gebied terug te nemen naar rijksniveau om drama's zoals zich nu voordoen, in de toekomst te voorkomen? Is de minister bereid het besluit van staatssecretaris Bleker om de edelherten op te sluiten achter de hekken van de Oostvaardersplassen te herzien door alsnog de corridor naar de Veluwe, die klaarligt, in gebruik te nemen? Zo niet, wie vindt de minister dan dat verantwoordelijk is voor het drama dat zich op dit moment voltrekt? De Oostvaardersplassen zijn tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van het Rijk en het zou te makkelijk zijn om nu de handen in onschuld te wassen.

Voorzitter. Het zou nooit de keuze van de Partij voor de Dieren zijn geweest om dieren uit te zetten in een natuurgebied waar die dieren zich niet spontaan zouden hebben gevestigd. Maar nu de dieren daar zijn, zullen we hun wettelijk erkende, intrinsieke waarde moeten respecteren. Je kunt niet de intrinsieke waarde van een dier — dat wil zeggen: zijn waarde los van zijn nut voor de mens — erkennen en tegelijk elk dier dat je als mens in de weg zit, van het leven beroven. Kan de minister daarop reflecteren? Kan ze dat ook doen in relatie tot de twee miljoen dieren die jaarlijks van het leven beroofd worden, louter voor het genoegen van een klein aantal jagers? Hoe beoordeelt de minister het voor de lol doden van dieren, zonder dat het doden enig maatschappelijk nut of enige maatschappelijke noodzaak kent? Is de minister bereid om de jachtlijst van de vijf soorten — houtduif, wilde eend, haas, fazant en konijn — te heroverwegen en te bezien of de lijst van vrij bejaagbare soorten teruggebracht kan worden naar nul.

Voorafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 bleek uit de Groene Kieswijzer dat naast de Partij voor de Dieren ook de VVD, het CDA, de Partij van de Arbeid, de SP, D66, GroenLinks en de ChristenUnie de plezierjacht afwijzen. De PVV nam niet deel aan de Groene Kieswijzer, maar heeft bij eerdere gelegenheden al aangegeven de plezierjacht af te wijzen. Als die verkiezingsbelofte gehouden wordt — alle huidige coalitiepartijen hebben de kiezer beloofd dat te doen — dan zijn die vijf diersoorten voortaan kogelvrij in plaats van vogelvrij. Ik hoor graag van de minister of ze bereid is tot deze aanpassing van de jachtlijst. Ik overweeg een motie op dit punt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Reuten.