Verslag van de vergadering van 18 december 2018 (2018/2019 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.02 uur
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik voer hier ook mede het woord namens de PvdA-fractie.
Voorzitter. De donkere dagen voor kerst vormen een goede achtergrond voor een bespreking van het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van mensen die op zoek zijn naar bescherming. Maar er zijn ook meer concrete aanleidingen om de begroting aan te grijpen voor een discussie met de staatssecretaris. Ik ga in mijn betoog met name in op twee onderwerpen: de aangekondigde inperking van de rechtsbijstand in de algemene asielprocedure en de Venezolaanse burgers die een veilig heenkomen zoeken in de landen van ons Koninkrijk.
Op 16 november stuurde de staatssecretaris de Tweede Kamer een brief over de stand van zaken in het kader van het Programma Flexibilisering Asielketen. Hoewel deze brief ten aanzien van het voornemen om de rechtsbijstand aan asielzoekers in te perken verwijst naar een wetswijziging, heeft mijn fractie vernomen dat dit uitsluitend via een AMvB zal worden geregeld. Mijn eerste vraag is ook of dat juist is. Voor ons vormt het gebruik van de snelle en lichte procedure voor zo'n ingrijpende maatregel aanleiding om op dit moment met de staatssecretaris van gedachten te wisselen over de redenen en mogelijke effecten van dit voorstel. De basis van de voorgenomen maatregel om de rechtsbijstand voor een deel af te schaffen vinden we in het coalitieakkoord. Ik citeer: "Rechtsbijstand wordt in lijn met de EU-regelgeving na een voornemen tot afwijzing van een asielaanvraag verstrekt, mede ter ontlasting van de justitiële keten. Hierdoor komt capaciteit bij de IND vrij die elders wordt ingezet."
Voorzitter. Nederland kent een in Europees verband ongekend korte asielprocedure, die in beginsel in acht werkdagen tot een beslissing over een asielverzoek leidt. Dat is ultrakort voor juridisch complexe zaken — ook een term die de staatssecretaris gebruikt voor asielverzoeken — waarin een asielzoeker centraal staat die net is gearriveerd in Nederland, hier geen netwerk heeft, de taal en cultuur niet kent en vaak vanuit de ervaringen in eigen land een zeker wantrouwen jegens de overheid en trauma's met zich meedraagt. Al met al niet een ideale communicatiebasis voor een procedure van ruim een week. Misschien nog belangrijker is dat de asielzoeker niet weet welke informatie voor de IND het meest relevant is voor het nemen van een beslissing.
Om al deze redenen slaagde de IND er tot 2010 bij slechts een klein percentage in om een beslissing te nemen in de aanmeldcentrumprocedure, die destijds bestond uit vier werkdagen. In dat jaar besloot de regering om de tijdsduur van de AC-procedure te verdubbelen, met als uitgangspunt dat een eerste beslissing in de regel voortaan binnen acht dagen zou worden genomen. Om zo'n snelle procedure haalbaar en bovendien zorgvuldiger te maken, werd besloten om de advocatuur ruimer in te zetten, ook voorafgaand aan de procedure. Daarom verleent de advocatuur op dit moment in drie fases rechtsbijstand. De eerste fase bestaat uit de voorbereiding op de procedure, waarbij de advocaat ook al identificeert of de asielzoeker wel geschikt is voor de AA en of nadere documentatie of onderzoek nodig is. De tweede fase vormt de nabespreking van de verslagen van de gehoren, waarbij een advocaat eraan bijdraagt dat belangrijke leemten worden opgevuld en mogelijke inconsistenties worden opgehelderd. Op basis daarvan neemt de IND een conceptbeslissing in de vorm van een zogeheten voornemen. De derde fase voor de advocatuur bestaat uit het opstellen van een zienswijze, waarin men met argumenten reageert op dat voornemen. Deze fase is cruciaal, omdat ze de bezwaarfase vervangt die in het overige bestuursrecht wel wordt toegepast.
Volgens het coalitieakkoord gaat de regering ervan uit dat het afschaffen van de eerste twee fasen de justitiële keten zal ontlasten en dat het ten goede komt aan de IND-capaciteit. Deze summiere motivatie vraagt om een uitleg. Wordt hiermee op de ontlasting van de advocatuur gedoeld, of ook op die van de IND? En waarop baseert de coalitie deze aanname? De advocatuur zal minder kunnen bijdragen aan het benodigde kwaliteitsniveau van de beslissing over het verzoek, en de inzet, die pas begint bij het voornemen, kan niet de voorgaande fases compenseren, want de basis waarop de beslissing genomen is, valt hier niet meer aan te vullen of te corrigeren. Dat stadium is dan voorbij. Bovendien krijgt een advocaat in de derde fase zeer waarschijnlijk niet méér tijd tot zijn beschikking. Anders wordt de achtdagenprocedure immers niet meer gehaald. Een relevante zienswijze vergt een uitgebreid gesprek met de asielzoeker en het doornemen van de verslagen van de gehoren. De advocatuur zou in de derde fase dus veel meer tijd moeten investeren zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Dat zou ik geen ontlasting willen noemen.
Het is niet ondenkbaar dat ook de IND zelf veel meer tijd kwijt zal zijn aan nadere uitleg aan de asielzoeker, of dat hij te veel kennis veronderstelt bij de asielzoeker en daardoor fouten maakt. Ook gaat het coalitieakkoord er kennelijk van uit dat de afschaffing geen enkele negatieve consequentie heeft voor het vervolgtraject, en die heeft het wel, niet alleen naar mijn verwachting, maar naar die van veel actoren in de keten. De inzet van de rechtsbijstand was immers terecht gebaseerd op het inzicht dat deze leidt tot een betere kwaliteit van de beslissing, wat het aantal beroepsprocedures kan beperken. Als dat voordeel wegvalt, zullen IND en rechterlijke macht veel meer capaciteit kwijt zijn aan de beroepsprocedures, en ook aan rechtsbijstand en tolken. Ook zal een asielprocedure die gebaseerd is op onvolledige informatie vaker gevolgd worden door een herhaald asielverzoek. Kan de staatssecretaris daarom nader toelichten op basis van welke aannames wordt uitgegaan van meer IND-capaciteit die vrijkomt als op de rechtsbijstand in de asielprocedure wordt bezuinigd? Is het hiervoor niet van groot belang dat hij daartoe eerst een x-aantal uitvoeringstoetsen uitvoert voordat een dergelijke ingrijpende maatregel wordt ingevoerd? Is het juist dat deze behoefte aan nader onderzoek vooraf ook leeft binnen de IND-keten zelf? Is het juist dat geen enkele ketenpartner voorstander is van deze afspraak in het coalitieakkoord?
In de evaluatie van de nieuwe AA-procedure die het WODC in 2014 heeft uitgevoerd — voor de transparantie: ik heb daar destijds aan meegewerkt — bevestigen veel ketenpartners in interviews dat die eerste twee fasen van de rechtsbijstand de procedure daadwerkelijk zorgvuldiger hebben gemaakt. Hoe gaat de staatssecretaris waarborgen dat de zorgvuldigheid niet wordt aangetast bij het afschaffen ervan?
Voorzitter. Het coalitieakkoord verwijst ook naar de Europese wetgeving. Het kabinet wil daarmee in de pas lopen, maar is dat een doel op zichzelf? Feit is dat de Nederlandse procedure nog steeds sneller is dan elders. Hoe sneller een beslissing wordt genomen die standhoudt voor de rechter, hoe minder opvangkosten er hoeven te worden gemaakt. Wil het kabinet echt deze win-winsituatie voor zowel de asielzoeker als de capaciteit van de regering, opgeven ten faveure van Europese harmonisatie? Tot nu toe heeft Nederland zijn rechtsbijstandsmodel actief gepromoot binnen de EU als onlosmakelijk onderdeel van de snelle asielprocedure. Dat is succesvol gebleken in Zwitserland. Dat is weliswaar geen EU-lidstaat, maar toch een land in Europa. Daar is het model een-op-een overgenomen. De rechtsbijstand was voor hen geen vanzelfsprekendheid, maar de onmisbaarheid ervan werd onderkend en het is dus ook overgenomen. Groot was dan ook de verbazing toen ik het afgelopen jaar aan Zwitserse experts vertelde over het politieke besluit om nu juist dit onderdeel in Nederland te gaan afschaffen. Zij voelden zich een beetje bekocht.
Het Nederlandse AA-model vormt dus een geliefd exportproduct en voor veel meer lidstaten geldt inmiddels dat zij in een vroegtijdig stadium rechtshulp inschakelen om een snelle en zorgvuldige procedure te bewerkstelligen. Het klopt dat de richtlijn er niet toe verplicht, maar in het voorstel van de Commissie voor de procedureverordening gaf zij daartoe wel een aanzet. Nederland heeft de Commissie hierbij echter niet ondersteund. Het is nogal makkelijk om je dan vervolgens te verschuilen achter EU-wetgeving alsof je er zelf helemaal buiten staat. Feit blijft dat lidstaten ook na de aanneming van de procedureverordening de mogelijkheid behouden om rechtsbijstand in een vroeg stadium van de asielprocedure in te zetten. Met zo'n ultrakorte procedure als wij hebben, is daar ook alle reden toe.
Voorzitter. Dan nog maar eens een keer: waarom niet eerst een ex-ante-uitvoeringstoets ter voorkoming van onnodige schade en wellicht juist ter voorkoming van meer verlies aan capaciteit en snelheid? De IND worstelt nu al hevig met tekorten. De wachttijd voordat asielaanvragen in behandeling worden genomen, bedraagt nu al 43 weken en het afgelopen jaar is al meer dan 1 miljoen euro aan dwangsommen uitbetaald vanwege niet-tijdig beslissen. Duizenden claims moeten nog worden behandeld, dus dat bedrag gaat nog verder oplopen. Als de staatssecretaris de doorlooptijden serieus wil verkorten, is het dan niet spelen met vuur om een politieke afspraak onverwijld te gaan uitvoeren terwijl de ketenpartners wijzen op de mogelijke averechtse effecten?
De staatssecretaris heeft de commissie-Van Zwol ingesteld om aanbevelingen te doen over de inrichting en duur van verblijfsrechtelijke procedures, ook herhaalde procedures. Moeten wij haar conclusies niet afwachten voordat wij rigoureus gaan snijden in de rechtsbijstand? De commissie zou ook een onderzoek naar de effecten van dit kabinetsvoornemen kunnen verrichten binnen dat bredere kader van die doorlooptijden. Het zou dus kunnen worden meegegeven aan de commissie-Van Zwol. Daarmee verkrijgen wij tenminste een onderbouwde en integrale benadering en het debat over het asielbeleid heeft juist zo'n behoefte aan die rationele benadering en minder aan een politiek gemotiveerde dadendrang. Dus graag een reactie. Is de staatssecretaris bereid tot zo'n integrale aanpak?
Voorzitter. Dan de Venezolaanse vluchtelingen. Onze fracties, de fracties van GroenLinks en de PvdA, vragen graag aandacht voor de Venezolaanse burgers die bescherming zoeken in het Koninkrijk. Al ruim drie miljoen mensen hebben Venezuela verlaten omdat er nauwelijks meer aan voedsel en medische zorg is te komen in dat land. UNHCR verzoekt daarom ontvangstlanden om op dit moment niemand meer terug te sturen naar dat land. Een land als Colombia vangt al een derde van hen genereus op en een klein aantal van die drie miljoen bereikt ook Aruba en Curaçao.
De rapporten van mensenrechtenorganisaties zijn alarmerend over de behandeling die zij daar krijgen. Vaak is er geen toegang tot een asielprocedure alleen al bijvoorbeeld doordat ze dit niet meteen bij aankomst hebben gemeld. Ze worden wel automatisch in detentie genomen in mensonwaardige omstandigheden. Dit geldt ook voor kwetsbare asielzoekers en ook voor minderjarige asielzoekers, ook als ze onbegeleid zijn. Weet de staatssecretaris dit en erkent hij dit? Ook het Committee against Torture veroordeelt in zijn concluding observations over Nederland van deze maand deze praktijken scherp. Het noemt het "appaling living conditions", de mensen zijn "subjected to ill treatment" en geven aan dat zij geen zorgvuldige procedure krijgen. Een scherpe veroordeling dus met tal van concrete aanbevelingen om de situatie substantieel te verbeteren. Het comité richt zich tot de state party en dat betekent dat, doordat de Koninkrijksregering wordt aangesproken, ook Nederland hierbij wordt aangesproken.
Het is duidelijk dat Curaçao en Aruba de nodige voorzieningen en procedures niet aanbieden. Waarschijnlijk ontbreekt hen daartoe ook de benodigde capaciteit en kennis. Uiteraard wordt dan ook naar het grootste land van het Koninkrijk gekeken en dan valt op dat Nederland tot nu toe alleen heeft bemiddeld bij de terugkeer naar Venezuela en geld beschikbaar stelt voor nog meer detentiecapaciteit. Dat is niet bepaald het eerste waar mijn fractie aan denkt als het gaat om die bevindingen in die rapportages en de aanbevelingen van het Committee against Torture; daar gaat het juist om migranten ondersteuning, een fatsoenlijke opvang en een zorgvuldige asielprocedure te bieden. Automatische detentie van asielzoekers is in strijd met artikel 5 EVRM, laat staan in deze gebrekkige omstandigheden.
Waarom biedt Nederland nu niet meer ondersteuning voor opvangcentra en voor statusdeterminatie? Dat zou kunnen door het beschikbaar stellen van een combinatie van budget en inhoudelijke kennis. Erkent de staatssecretaris dat artikel 43 van het Statuut een waarborgfunctie bevat voor de naleving van mensenrechtenverdragen? Erkent hij dat hier in elk geval het EVRM, maar ook het antifolterverdrag in het geding zijn? Leeft er wel een gevoel van urgentie bij de regering als het gaat om deze nood overzee en de verantwoordelijkheid die Nederland hierbij heeft? Zou de regering kunnen ingaan op de aanbeveling van het CAT? Gaat zij daar op korte termijn uitvoering aan geven? Zou de staatssecretaris daarbij ook kunnen ingaan op de herhaalde aanbeveling van het CAT om het optioneel protocol van het CAT ook geldigheid te laten hebben op het grondgebied van het hele Koninkrijk zodat de omstandigheden overzee kunnen worden onderworpen aan onafhankelijk toezicht? Graag een reactie.
Tot slot, voorzitter. Mijn fractie sluit zich graag aan bij het pleidooi van de heer Overbeek om de situatie van de vluchtelingen op de Griekse eilanden aanzienlijk te verbeteren en dan echt op korte termijn. De situatie waarin de vluchtelingen zich bevinden en waarin zij compleet vastzitten, is natuurlijk het gevolg van de EU-Turkijedeal. Een aantal van de vluchtelingen heeft tevergeefs aangeklopt bij het Hof van Justitie, omdat het Hof zei dat dit een aangelegenheid van de regeringsleiders en Turkije is. Dat roept bij mijn fractie wel de vraag op hoe het dan zit met de verantwoordelijkheid van onder andere Nederland dat deze verklaring ook heeft medeondertekend. Vanuit die zorg wacht ik met veel belangstelling op het antwoord van de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Diederik van Dijk.