Plenair Meijer bij behandeling Interoperabiliteit spoorwegsysteem in EU



Verslag van de vergadering van 22 januari 2019 (2018/2019 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.16 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Meijer i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ruim drie jaar geleden, op 22 september 2015, behandelden we de Europese richtlijn die moest zorgen dat er één Europese spoorwegruimte kwam waarin ondernemingen vrijelijk met elkaar kunnen, of liever nog, moeten concurreren. Ik heb toen beargumenteerd waarom dat volgens de SP, en zeker niet alleen volgens de SP, een heel slecht idee is. Vandaag staan we hier voor een volgende stap. Het Vierde Spoorwegpakket maakt het, naast een aantal andere wijzigingen, mogelijk dat niet-concessiehouders toegang krijgen tot ons spoor, inclusief het hoofdnet, en dat alles ook weer om die concurrentie te bevorderen.

Voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik ook nu weer zal betogen dat dit een volstrekt verkeerde weg is, want we staan vandaag voor een volgende stap in de privatisering van ons spoor, een nutsvoorziening met maar één doel: ervoor zorgen dat mensen snel, comfortabel en het liefst voor een nette prijs van a naar b worden gebracht. Wij zien het als een nutsfunctie, waarop democratische controle moet zijn en waarover de overheid de regie moet voeren. Overigens wil dat natuurlijk niet zeggen dat ons vervoer ophoudt bij de grens; samenwerking is uiteraard gewenst. De SP is er een voorstander van dat er ook over grenzen heen gemakkelijk gereisd kan worden, maar we zijn niet van mening dat ongebreidelde concurrentie op het spoor tussen commerciële ondernemingen de beste methode daarvoor is.

Degenen die wel van mening zijn dat concurrentie in het openbaar vervoer zorgt voor meer kwaliteit tegen een lagere prijs, nodig ik van harte uit om deze stelling te onderbouwen. Ik daag ook de staatssecretaris daartoe uit. Misschien kan zij dan ook eens ingaan op bijvoorbeeld de situatie op het spoor in Groot-Brittannië. Daar is namelijk al 25 jaar ervaring opgedaan met marktwerking op het spoor, en dat hebben ze geweten! De operatie is daar catastrofaal uitgepakt.

De voorzitter:

Sorry, ik had net even een kort overlegje met de griffier. Vandaar dat ik u nog niet zag. Meneer Pleysier. Ik bedoel, meneer Pijlman.

De heer Pijlman i (D66):

Ik zou graag willen weten hoe u de openstelling van regionale lijnen voor private partijen beoordeelt. In mijn ogen is dat een enorme verbetering geweest; lijnen die onder de NS eigenlijk op sterven na dood waren, zijn nu weer levend en bloeiend.

Mevrouw Meijer (SP):

Ik snap natuurlijk de vraag van de heer Pijlman. Hij is nu even met zijn collega aan het overleggen, maar hij zou natuurlijk ook naar mijn antwoord kunnen luisteren.

De heer Pijlman (D66):

Zeker.

Mevrouw Meijer (SP):

Ja. Dank u. Ik erken dat de NS er in het verleden op de kleine lijnen waar de heer Pijlman op doelt, echt wel een zootje van heeft gemaakt. Maar het feit dat die lijnen toen zijn overgenomen door regionale vervoerders, Veolia en Arriva bijvoorbeeld, wil niet zeggen dat wij nu het hoofdnet verder moeten gaan uitverkopen aan anderen. Dat vind ik een slecht idee. Ik wil ook niet beweren dat de NS niet van de fouten geleerd zou kunnen hebben. Maar ik heb het nu even over de marktwerking op het spoor in Groot-Brittannië. Ze hebben daar 25 jaar ervaring mee opgedaan en dat hebben ze geweten, want die operatie is catastrofaal geweest. Er gaan ook stemmen op om dat spoor weer te nationaliseren. Op sommige lijnen hebben reizigers een prijsverhoging van wel 245% meegemaakt en belastingbetalers moeten er jaarlijks 5 miljard pond bij leggen. 5 miljard pond, dat is meer dan in de tijd dat het spoor nog niet aan de markt was overgelaten.

Terwijl deze situatie echt geen geheim is, komt uit Brussel de opdracht dat de lidstaten hun spoor open moeten stellen. De nieuwe regel is: aanbesteden, tenzij. Dat "tenzij" wordt ons verkocht als een overwinning, tenminste, zo lees ik het wel een beetje in de stukken. Nu wil ik best zeggen dat ik de staatssecretaris erkentelijk ben dat zij haar nek hiervoor heeft uitgestoken, maar om nu te spreken van een overwinning? Met een optimistische insteek zeg ik: het is een kleine beperking van het verlies. Concreet komt het er namelijk op neer dat landen onderhands mogen gunnen, maar dan moeten ze wel aan een aantal voorwaarden voldoen, en een oordeel daarover wordt geveld in Brussel. Er komt dus gewoon een einde aan onze democratische controle over het spoor. De staatssecretaris zal straks weliswaar schermen met het feit dat we onderhands mogen blijven aanbesteden als we aan die voorwaarden voldoen, maar ze zet daarmee de deur wel op een kier. We geven hiermee onze zeggenschap uit handen, onze democratische rechten om zelf te bepalen wie er op ons spoor rijdt en onder welke voorwaarden. Vrij vertaald: als we door het juiste hoepeltje springen, mogen we blijven doen wat we nu doen, namelijk het hoofdnet laten berijden door de NS.

Mijn vraag aan de staatssecretaris is: waar gaat dit ophouden? Volgens democratische principes is het spoor van ons allemaal en nemen wij daar dus zelf besluiten over. Is de staatssecretaris het met mij eens? En zo niet, welke bevoegdheden doet ze binnenkort dan nog meer in de uitverkoop? Waarom is zij ermee akkoord gegaan dat dat finale oordeel in Brussel komt te liggen?

Voorzitter. Ik heb geen kristallen bol, maar ik durf eigenlijk wel de voorspelling aan dat de staatssecretaris straks in haar termijn zal beweren dat zij de reiziger op één zet. De heer Binnema had het er net ook al over. Zij meldde dat ook al aan de overkant. Alleen, toen haar werd gevraagd waarin zich dat dan manifesteerde, kwam ze niet verder dan te zeggen dat het heel veel barrières wegneemt in het grensoverschrijdend verkeer, dat dit pakket er in heel Europa voor zorgt dat de reiziger op één komt te staan, dat lidstaten in de afwegingen die ze op hun binnenlandse markt maken, steeds de reiziger op één zetten en dat dit in Nederland een heel gangbaar principe is. Maar mag ik haar dan vragen om het eens echt concreet te maken? Kan ze me nu eens een aantal zaken noemen waardoor de reiziger over een poosje zegt dat hij er dankzij dat Vierde Spoorwegpakket echt op vooruitgegaan is? Wordt het goedkoper? Gaat de reis sneller? Hoeft de reiziger minder over te stappen, en minder uit te checken bij de een en weer in te checken bij de ander? Meneer Binnema had het daar net ook al over. Ik sluit me eigenlijk wel bij zijn vragen aan. Hoe kan zij die bewering hardmaken wanneer ze ook nog opschrijft: "Het vierde spoorwegpakket treft echter geen directe maatregelen voor de reiziger. Het zal in de praktijk moeten blijken wat de concrete gevolgen voor de reiziger zijn"? Vooralsnog kan ik niet anders dan concluderen dat marktwerking een doel op zich geworden is, zonder we dat de mogelijke voordelen ervan helder hebben.

Ik heb net een aantal pijnpunten genoemd, maar ik zou ook wel graag aandacht besteden aan hoe het dan volgens de SP wél zou moeten, want natuurlijk willen wij geen trein die stopt bij de grensovergang. Samenwerking met de omringende landen is nodig, zodat de reizigers geen hinder ondervinden. Aangezien zeven van onze provinciën grenzen aan een van onze buurlanden, zou het gek zijn wanneer we dat niet deden. Sterker nog, als we de klimaatdoelstellingen willen halen, kan goed treinverkeer binnen Europa een belangrijke rol spelen. Vliegen naar steden die in pakweg zeven uur per trein bereikbaar zijn, moet een uitzondering worden in plaats van het alternatief. Die Europese samenwerking hebben wij keihard nodig, maar daarvoor is dit spoorwegpakket op zijn minst overbodig en met een beetje pech contraproductief.

Want wat is het geval? Met dit voorstel maken we het mogelijk dat niet-concessiehouders op ons spoor gaan rijden, een spoor waarvan ProRail, de beheersorganisatie, onlangs nog opmerkte dat het vol zit. We hebben het volgens mij aardig goed op orde en ik ben ook oprecht verheugd dat NS nu al een aantal jaren een betere beoordeling krijgt van de reiziger. Maar dat voorstel maakt het mogelijk om er juist in te gaan rommelen, rommelen in dienstregelingen die behoorlijk nauw op elkaar aansluiten. Verstoringen zullen daarvan een waarschijnlijk gevolg zijn en dat lijkt me nou bepaald geen voordeel voor de reiziger.

Voorzitter. Volgend jaar mogen we een brede evaluatie van het aanbesteden van het spoor verwelkomen. Ik kijk daarnaar uit, maar ik heb er tegelijkertijd wel een kanttekening bij. Al sinds de jaren negentig wijst de SP in verschillende publicaties op de negatieve effecten die liberalisering en privatisering met zich mee kunnen brengen. Denk aan de energiemarkt, de woningmarkt, de zorgsector en zeker ook aan het openbaar vervoer. Mede op ons aandringen deed de Eerste Kamer in 2012 onder voorzitterschap van de heer Kuiper — net spreker — een parlementair onderzoek naar privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten. De Eerste Kamer heeft de aanbevelingen van die onderzoekscommissie met onze steun ook overgenomen. Blijkbaar heeft het werk van de commissie weinig indruk gemaakt op het ministerie, gezien de stappen die er ook nu weer genomen worden. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom dit onderzoek blijkbaar in de allerdiepste la terechtgekomen is die het ministerie voorhanden had? Of heb ik het fout en heeft ze die aanbevelingen omarmd? Dan zou ik graag weten welke dat dan waren en op welke manier.

Ik kom aan het einde van mijn betoog. De SP kan zich niet vinden in het voorstel om meer marktwerking op het spoor en het uit handen geven van bevoegdheden aan Europa mogelijk te maken. Dat zal u niet verbazen, maar desondanks zijn we natuurlijk benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Meijer. Ik geef het woord aan de heer Pijlman.