Plenair Diederik van Dijk bij voortzetting behandeling debat over de Staat van de rechtsstaat (derde termijn)



Verslag van de vergadering van 19 februari 2019 (2018/2019 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. In het kader van deze derde termijn wil ik mij richten op een gedane toezegging (T02602) naar aanleiding van een motie van deze Kamer. En dat betreft het onderzoek naar de ambtshalve kennisgeving van de intrekking van het Nederlanderschap van jihadisten. Op grond van het inmiddels aanvaarde wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid is de minister verplicht tot het ambtshalve verrichten van een handeling die leidt tot rechterlijke toetsing van zijn eigen intrekkingsbesluit, ook wanneer de betrokken jihadist evident geen gebruik wil maken van zijn beroepsrecht of zelfs bezwaren zou hebben tegen het instellen van beroep.

In het betreffende debat heb ik dit een doorgeslagen vorm van rechtsbescherming genoemd. Het is nogal ridicuul dat als het Nederlanderschap van een terrorist wordt afgenomen, de minister vervolgens zelf zijn eigen beslissing moet gaan aanvechten. Het gaat hier bijvoorbeeld over een persoon die onze Nederlandse samenleving haat, die zich heeft aangesloten bij IS en die dreigt terug te komen naar ons land om een aanslag te plegen. Omdat deze persoon zomaar te druk kan zijn met het doden van mensen in Syrië om in de Staatscourant te kunnen lezen dat zijn Nederlanderschap is afgenomen, moet de minister zijn eigen besluit maar gaan aanvechten. Dit getuigt echt van iets te veel empathie met dergelijke terroristen. Een meerderheid van deze Kamer schaarde zich vervolgens achter mijn motie om te zoeken naar alternatieven voor deze bijzondere constructie.

Hier stop ik even.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Ik ben toch wel wat verbaasd over de vasthoudendheid van de heer Van Dijk. Vasthoudendheid is meestal goed, maar in dit geval praten we over de staat van de rechtsstaat. Er is uitvoerig onderzoek gedaan naar aanleiding van uw motie, en dat vind ik al een hele eer, moet ik zeggen. Uit dat onderzoek blijkt heel duidelijk dat het rechtsstatelijk gezien gewoon niet mogelijk is om niet een mogelijkheid van beroep te creëren voor zo'n ingrijpende maatregel als het intrekken van het staatsburgerschap.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik merk dat mevrouw Strik een ander onderzoek heeft gelezen dan ik. Ik kom graag terug op uw vraag, want daar gaat een flink deel van mijn betoog over, dat niet zo lang is. Ik kom erop terug en dan gaan we kijken of we het over hetzelfde onderzoek hebben.

Zoals ik al zei, een meerderheid van deze Kamer schaarde zich vervolgens achter mijn motie om te zoeken naar alternatieven voor deze bijzondere constructie. In opdracht van het ministerie heeft de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoek verricht naar genoemde juridische constructie. Een helder geschreven rapport.

Het rapport noemt het beroep van rechtswege een voor het bestuursrecht ongebruikelijke constructie. Daarnaast schrijft het rapport klip-en-klaar dat er in juridisch opzicht geen doorslaggevende bezwaren zijn om het betreffende beroep van rechtswege te schrappen. Ik citeer uit het rapport: "Het EVRM noch het EU-grondrechtenhandvest vereisen voor intrekkingsbesluiten op grond van artikel 14 lid 4 RWN een procedure die met meer waarborgen is omkleed dan de reguliere beroepsprocedure van de Algemene Wet Bestuursrecht."

Oftewel: de AWB biedt ook jihadisten al voldoende rechtsbescherming op dit punt. Dit is een belangrijk punt, want in de Tweede Kamer waren juist die vermeende Europese vereisten voor de minister — en dat was toen minister Van der Steur — een belangrijke reden om de voorgestelde constructie te verdedigen.

Ik citeer minister Van der Steur: "We hebben hier te maken met een ingrijpende maatregel die onomkeerbaar is en die verstrekkende gevolgen heeft. Niet alleen vanuit die gedachtegang, maar ook vanuit de gedachtegang dat we aan de Europese waarborgen moeten voldoen, is er op dit punt een aantal maatregelen opgenomen in de wet, die ervoor moeten zorgen dat we aan die Europese waarborgen voldoen. Daarmee willen we de kans dat dit houdbaar is en standhoudt zo groot mogelijk maken."

Het ging dus voor een belangrijk deel ook om die Europese waarborgen, waarvan het rapport zegt dat die helemaal niet van ons worden gevraagd door Europa. Let wel — misschien komt daar ook de vraag van mevrouw Strik vandaan en ik wil volstrekt transparant zijn — de auteurs van het rapport schrijven dat het schrappen van het beroep van rechtswege in hun ogen niet wenselijk is vanwege het ingrijpende karakter van het intrekkingsbesluit. Dat heb ik ook gelezen, maar het is heel goed om te constateren dat dit een politieke opvatting is en geen juridische verplichting, noch nationaal, noch vanuit Europa. Die politieke afweging moet gemaakt worden door kabinet en door parlement.

Echter, de bewindspersoon doet het hele rapport van de Rijksuniversiteit Groningen af met letterlijk welgeteld één zin: "Het onderzoeksrapport geeft geen aanleiding tot aanpassing van artikel 22a van de Rijkswet op het Nederlanderschap." Verder geen motivering of toelichting.

Ik vind dat dit wel heel erg weinig recht doet aan het doorwrochte rapport uit Groningen, maar wat mij betreft is dit ook geen serieuze reactie op de motie van deze Kamer. Daarom wil ik heel graag de volgende motie indienen.

De voorzitter:

Door de leden Diederik van Dijk, Baay-Timmerman en Schalk wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de minister verplicht — indien hij besluit tot het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid — tot het ambtshalve verrichten van een handeling die leidt tot rechterlijke toetsing van zijn eigen intrekkingsbesluit, ook wanneer de betrokkene evident geen gebruik wil maken van zijn beroepsrecht of zelfs bezwaren zou hebben tegen het instellen van beroep;

voorts constaterende dat de Eerste Kamer via motie 34356-(R2064), H de regering heeft verzocht een onderzoek te laten doen naar alternatieven voor deze in het bestuursrecht ongebruikelijke constructie van het verplichte ambtshalve beroep;

constaterende dat dit onderzoek, verricht door de Rijksuniversiteit Groningen, heeft uitgewezen dat er in juridisch opzicht geen doorslaggevende bezwaren zijn om het betreffende beroep van rechtswege te schrappen en dat de reguliere beroepsprocedure van de Awb reeds voldoende rechtsbescherming biedt;

overwegende dat het niet in de rede ligt om diegene van wie het Nederlanderschap is afgenomen op grond van artikel 14 RWN een extra vorm van rechtsbescherming te geven;

verzoekt de regering de voornoemde verplichting van de minister — namelijk het ambtshalve verrichten van een handeling die leidt tot rechterlijke toetsing van zijn eigen intrekkingsbesluit — te heroverwegen en de Kamers hiervan voor 1 september 2019 nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter AQ (34775-VI).

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan mevrouw Baay-Timmerman.