Verslag van de vergadering van 12 maart 2019 (2018/2019 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.38 uur
De heer Dercksen i (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Gelukkig is de Kamer iets minder links dan gisteravond!
Voorzitter. Dank aan de initiatiefnemer voor dit wetsvoorstel. Er komen hier intussen meer initiatiefwetsvoorstellen voorbij dan wetgeving van het kabinet. Ik tel mijn zegeningen.
De belediging van de Koning, majesteitsschennis, wordt strafrechtelijk verhuisd binnen het Wetboek van Strafrecht en wordt daarmee gelijkgeschakeld aan beledigingen van ambtenaren en andere overheidsdienaren, waarbij een strafverhoging geldt van een derde. Met het amendement-Koopmans/Kuiken komt die strafverhoging voor leden van vertegenwoordigende organen dan weer te vervallen. Dat is in een paar zinnen het hart van dit voorstel.
Voorzitter. De PVV wil eigenlijk naar een Amerikaans model, waarbij de grens van de vrijheid van meningsuiting slechts wordt beperkt tot het oproepen tot geweld. Dat creëert uiteindelijk een weerbare, volwassen samenleving die tegen een stootje kan en waar groepen met lange tenen niet om de haverklap naar de rechter lopen; waarmee juridisch huilie-huilie tot het verleden behoort, zeg maar.
In dat licht bezien is dit wetsvoorstel wel een heel minieme verruiming van die vrijheid van meningsuiting. Aangezien voor vervolging geen klacht vereist is, zijn en blijven wij veroordeeld tot de willekeur van het OM, dat bewezen heeft met grote regelmaat aan de verkeerde kant van het touw te trekken. Ze seponeren zaken die ertoe doen, maar men voert ook showprocessen en politieke processen zodra men dat goeddunkt.
Het OM vervolgde bijvoorbeeld iemand die zich — wellicht niet erg vleiend, maar toch — kritisch uitliet over Erdogan. Nou zal men dat gedaan hebben onder het mom van het beledigen van een bevriend staatshoofd, maar — en dat is misschien meer een vraag aan de minister die er niet is dan aan de initiatiefnemer — Erdogan heeft ons land, ons kabinet maar vooral ons volk heeft uitgemaakt voor nazi's, nazioverblijfselen, apen, honden en nog een heleboel van dat soort fraaie uitspraken. Hoe kan zo iemand als bevriend staatshoofd worden gezien? Misschien kunnen we die vraag straks doorgeleiden naar de minister. En hoe kan die als bevriend staatshoofd worden gezien op basis van artikel 166b Wetboek van Strafvordering? Waarom vervolgt het OM dan deze man? Anders geformuleerd, wat moet een staatshoofd nog meer doen om geen bevriend staatshoofd meer te zijn en zich niet meer te kunnen beroepen op onze wetten, zodat het OM zich met nuttiger zaken kan bezighouden? Wij vinden het een gemiste kans om dat artikel 166b niet meteen in dit initiatiefvoorstel mee te nemen en te schrappen.
Tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dercksen. Ik geef het woord aan mevrouw Andriessen.