Verslag van de vergadering van 16 april 2019 (2018/2019 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.14 uur
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Op 9 mei, over drie weken, begint in Sibiu, Roemenië, een lang aangekondigde informele top van Europese regeringsleiders. Deze is gepland op de Dag van Europa, en die symbolische keuze versterkt het belang van de top. In Sibiu moest het gebeuren. De verwachtingen zijn in het afgelopen jaar opgevoerd door burgerconsultaties over de toekomst van Europa, die op voorstel van president Macron in tal van landen door heel Europa hebben plaatsgevonden. In Nederland kreeg die consultatie vorm door enkele onderzoeken en kleinschalige gesprekken, uitgevoerd door het SCP en het Verwey-Jonker Instituut — niet te verwarren met het Verwey-Juncker Instituut. Donald Tusk, de president van de Raad, presenteerde in september 2017, mede naar aanleiding van de toen reeds aanstaande brexit, zijn Leaders Agenda. Die agenda moest een aantal onderwerpen vlot trekken, waaronder migratie, en betekende een intensivering van Europees overleg. Een "context of new ideas" werd het genoemd. In Sibiu moest het gebeuren. Maar inmiddels zijn de ambities aanzienlijk verlaagd, zo tonen de voortekenen. Het gaat in Roemenië nog slechts om de prioriteiten voor de komende jaren. Waarschijnlijk zal de slepende brexit opnieuw een grote schaduw werpen over de agenda.
Europa is meer dan een geografisch begrip, maar vaak "minder dan een antwoord", zo citeer ik de Brits-Amerikaanse historicus Tony Judt. Hij schrijft: "Het aanroepen van de belofte van een verenigd Europa betekent nog niet het oplossen en erkennen van hardnekkige problemen, alsof er een sterk collectief Europees politiek besef bestaat." Ik denk dat daar ook ergens een antwoord zit op de discussie die we zo-even hadden. Er is geen Europees demos. Dat betekent ook dat het collectieve politieke besef in Europa zwak is. De Europese Unie wordt bij elkaar gehouden. Het goede nieuws is wellicht dat het de crises van de afgelopen decennia heeft doorstaan, maar grote agenda's en grote woorden helpen niet om dit te maskeren. De realiteit van Sibiu zal heel wat modderiger en pragmatischer zijn dan de vooraankondigingen hebben doen vermoeden.
Europa is vaak minder dan een antwoord. Dit haal ik niet aan uit cynisme, dat zou mij niet passen. Ik geloof in een Europese rechts- en waardengemeenschap. De Romeins-christelijke gedachte van een universeel geldend recht is een unieke Europese uitvinding. Nederland moet onderdeel zijn van het samenwerkingsverband van de Europese Unie en daar ook voor gaan, zeg ik ook tegen allen die het woord "nexit" in de mond nemen. Wel is het meer dan ooit tijd voor een realistische benadering, juist nu, juist wanneer burgers hun scepsis over een overal doordringende Europese Unie en hun wantrouwen tegenover Europese besluitvorming onverbloemd en soms heel scherp uiten.
Dat hebben we in de afgelopen maanden natuurlijk gezien. Het SCP-onderzoek dat ik noemde, onze burgerconsultatie, laat dat zien: burgers zien het nut en het belang van Europa en van een lidmaatschap van de Europese Unie, maar ze hebben een veel beperkter vertrouwen in Europese instituties en Europese besluitvorming. De interne markt heeft zeggenschap weggenomen en vacante verantwoordelijkheden doen ontstaan en dat voelen burgers. In 2013 sprak de Raad van State van "democratische vervreemding" met betrekking tot Europa. De Raad van State meende dat dit verschijnsel zich "zeer markant" voordeed. En ja, wat is er sindsdien veranderd? De toon van Europese leiders met hun "leaders agenda" en "context of new ideas", die veel suggereren maar weinig opleveren, wakkert het vuur van het onbehagen alleen maar aan. Europa is vaak minder dan een antwoord.
Voorzitter. Realisme begint met de onderkenning dat meer Europa niet de oplossing van alle grote problemen zal brengen. Meer Europa brengt voor burgers vaak meer onzekerheid en minder zeggenschap over zaken die dicht bij huis gebeuren. Realisme betekent de onderkenning dat alles niet ineens kan en dat er verschillende snelheden en samenwerkingsmogelijkheden zijn, uit respect voor het feit dat de Europese Unie tenslotte een samenwerkingsverband is. Onze eigen WRR bepleit deze "realiteitszin" in zijn studie over Europese variaties. De vanzelfsprekendheid van almaar voortgaande integratie is verdwenen, zo stelt de WRR. 25 jaar na het Verdrag van Maastricht is het nodig te kijken naar de werking van de interne markt en lessen te trekken. De WRR meent dat variatie tussen lidstaten mogelijk is en werkt dat bijvoorbeeld uit voor het mededingingsrecht om nationale publieke belangen te kunnen afwegen tegen marktbelangen. Lidstaten mogen voorrang geven aan eigen regels en praktijken. Dat lijkt mijn fractie een cruciaal inzicht en eigenlijk ook een welkom nieuw uitgangspunt voor de toetsing van Europees beleid. Het kabinet heeft dit punt overgenomen, heb ik gezien in de kabinetsreactie van 21 december jongstleden. Dezelfde gedachte omtrent variatie leeft bij het Europees Parlement, die er een ander woord voor heeft gemunt, namelijk "gedifferentieerde integratie". Dat lijkt me Europese newspeak, maar er is dus gedifferentieerde integratie die bij ons "Europese variatie" wordt genoemd.
Voorzitter. Mijn fractie juicht deze beweging en deze realiteitszin toe. De manier waarop de Europese dienstenrichtlijn heeft uitgewerkt in een aantal sectoren illustreert de perverse werking van een rigide toegepast kader van marktregels waaraan lidstaten moeten voldoen. Op dit moment woedt in de Amsterdamse gemeenteraad het debat over het vergunningstelsel voor de rondvaartboten, waarbij gevestigde bedrijven die grote investeringen hebben gedaan en vertrouwd en bekend zijn met de lokale situatie, hun vergunningen kwijtraken, omdat er een Europees level playing field moet ontstaan en er ruimte moet komen voor concurrentie van buitenaf. Het resultaat is wanhoop en onrust alom in de sector, aangesticht door Europees mededingingsrecht, met als vooruitzicht een vernietigende race the bottom. En dat op het water. Dan wordt het echt gevaarlijk!
Eerder in het debat vandaag kwamen vergelijkbare voorbeelden voorbij. Ik ben dan ook blij dat dit thema door meerdere collega's is opgebracht. Hier is ruimte nodig om eigen afwegingen te maken. Er is ruimte nodig voor variatie. Graag ontvang ik op dit punt een reactie van de minister. Hoe ziet hij die nationale variatie concreet voor zich? Het kabinet geeft op meerdere plaatsen aan ...
De voorzitter:
Meneer Backer.
De heer Backer i (D66):
Ik was nog even aan het nadenken over het interessante betoog van collega Kuiper. Mag ik nog heel even teruggaan naar de Burgerperspectieven? We hebben daar ook een interruptiedebat over gehad. Mijn stelling is dat het percentage dat tegen of kritisch is groter gemaakt wordt dan het in werkelijkheid is. In de Burgerperspectieven staat de stelling: "Mensen zoals ik ondervinden vooral nadelen van het verdwijnen van de grenzen en het meer open worden van de economie." Daar is 46% het mee oneens. Dat percentage is eigenlijk toegenomen sinds 2010. 18% is het daarmee eens. 18%. Dan kunt u zeggen: goh, ik ben dan nog een flink percentage kwijt. Dat is het middendeel, van "weet niet". Dat is het percentage dat toch ook zeer beïnvloedbaar is. De stelling dat dé opvattingen van dé mensen in Nederland zo evident aan de kritische kant liggen, zoals u ook nu weer betoogt, lijkt mij dus toch betwistbaar. Dat zou ik u toch willen voorhouden.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik heb volgens mij een genuanceerde positie betrokken. Ik ben niet ingegaan op die of die grafiek uit het onderzoek, maar ik heb gezegd dat het lidmaatschap van de Europese Unie wordt gewaardeerd. Dat is de grote lijn. U noemt ook die voorbeelden. Ik denk dat we allemaal blij zijn met de mogelijkheden om te reizen of om overal in Europa met dezelfde munt te betalen. Dat is het gemak voor de burger. Tegelijkertijd is er scepsis over en weerstand tegen Europese instituties en wat ze in bepaalde sectoren in de nationale context doen. Ik noemde daar net een voorbeeld van. Er zijn er natuurlijke meerdere. Collega Van Apeldoorn heeft ook een aantal voorbeelden genoemd waarin het heel evident is dat het echt beslist anders ligt, ook in de beleving van burgers.
Voorzitter. Mijn vraag aan het kabinet was om aan te geven wat het nou gaat doen met die constatering dat nationale variatie mogelijk is. In een kabinetsreactie op het WRR-rapport dat ik al noemde wordt daarop ingegaan, maar dat gebeurt ook in de Staat van de Unie. Daar zegt het kabinet dat de verdere inrichting van de interne markt en met name de dienstenmarkt beter en sneller kan verlopen via — en dan citeer ik de Staat van de Unie — "regionale en sectorspecifieke afspraken". Daar heb ik graag wat nadere duiding bij. Wat betekent dat voor het beleid van het kabinet op het punt van de weging van publieke belangen tegenover marktbelangen, bijvoorbeeld bij Europese mededinging of op het vlak van bescherming van sociale rechten in Nederland? Zijn er maatregelen van het kabinet in voorbereiding?
Voorzitter. Ook voor ons kabinet staat die informele top in Sibiu al geruime tijd in de agenda. Kan de minister aangeven met welke verwachting de Nederlandse regering naar Roemenië afreist? Graag ontvang ik een beschouwing en taxatie van de bredere politieke situatie waarin we ons op dit moment bevinden, vooral in het licht van de brexit. Wat betekent volgens het kabinet het brexituitstel voor de Europese Unie zelf? Er lijkt nu, sinds een paar weken, sinds de laatste uitstelbeslissingen, een onbeslistheid aan beide kanten te ontstaan, niet alleen aan de Britse kant, maar ook aan de Europese kant, waarbij de uiteindelijke status van Groot-Brittannië niet veel meer uitmaakt, als het maar niet "uit" is en ook niet "in". Dat schept een grote onduidelijkheid en ik hoor graag het standpunt van de regering hierover.
Voorzitter. Wat de inzet op specifieke thema's die op de agenda staan betreft, zijn we geïnformeerd door de Staat van de Unie. Migratie, duurzame economie, veiligheid en klimaat zijn allemaal belangrijke onderwerpen waar een realistische benadering bij nodig zal zijn. Wat migratie en asiel betreft kunnen we de benadering van het kabinet goed volgen, maar dat zal de opstelling van de landen in Oost-Europa niet veranderen. Er dreigt een patstelling te ontstaan. In welke richting ziet de minister een uitweg? Of zullen we inderdaad moeten accepteren dat een gemeenschappelijke oplossing er niet kan komen? We hadden vanochtend al een interessante suggestie van collega Schaap op dit punt. Ik hoor heel graag de reactie van de minister daarop.
Voorzitter. Nederland zet in op een ambitieus Europees klimaatbeleid. Minister Wiebes heeft de Kamers geïnformeerd over zijn streven andere Europese landen te brengen tot 55% C02-reductie in 2030. In dat licht is het van belang dat het kabinet ook binnenslands laat zien dat het erin slaagt een ambitieus klimaatbeleid te voeren en met maatregelen te komen. Anders trekken we in Europa een grote broek aan, terwijl we zelf de concrete prestaties nog moeten leveren. Mijn fractie betreurt het wanneer de nationale discussie erover vooral een verhaal over de rekening wordt. De rekening is belangrijk, maar het is niet het hele verhaal. Als de inzet voor de schepping, onze aarde, de leefbaarheid van delen van onze wereld, het behoud van biodiversiteit en de redding van de ijskappen ons eigenlijk niets mag kosten, als dat een soort bottomline wordt, wat drijft ons dan om dit te doen? Er is een positief verhaal nodig over onze inzet voor onze eigen leefwereld en onze planeet. We weten al lang dat onze ecologische footprint te groot is, dat de aarde de westerse leefstijl niet aankan, dat de wereld aan consumentisme kapotgaat, maar nu het besef breed doordringt dat er echte maatregelen nodig zijn, komt ook de weerstand op gang. Kunnen we op het kabinet rekenen als het gaat om het vertellen van het verhaal hierbij?
Tot slot wil mijn fractie waardering uitspreken voor de inzet van de regering voor een democratischer Europa. Dat betreft bijvoorbeeld transparantie van Europese besluitvormingsprocessen en een nadrukkelijke rol van nationale parlementen. Die rol kan zich verder ontwikkelen. Daarover heb ik mij regelmatig uitgelaten bij deze Algemene Europese Beschouwingen. Daar hoort ook een intensief verkeer bij tussen die parlementen en de eigen regering. De Staat van de Unie doet hier goede suggesties voor. Over de status en uitwisseling van informatie tussen regering en Kamers is inmiddels het nodige afgesproken. Een wettelijke verankering van deze informatievoorziening en de te volgen werkwijze wordt bepleit door de commissie-Remkes. Mijn fractie is voorstander van een door deze commissie aangeduide "Europawet" en heeft dat ook al eens eerder kenbaar gemaakt. In het verleden waren daar reserves bij, maar intussen is het stelsel van afspraken wel zo ontwikkeld dat het goed is deze te consolideren en wettelijk te verankeren. Dat zal bijdragen aan de transparantie, een herkenbare inbreng vanuit het parlement op Europese wetgeving en de ontwikkeling van vaste werkpatronen tussen Kamer en regering. Graag hoor ik op dit punt een reactie van de minister.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik vind het een heel mooi betoog van de heer Kuiper. Ik kan in heel grote lijnen hem volgen en ben het op heel veel punten met hem eens. Over het punt van de transparantie had ik een vraag. Is de heer Kuiper bekend met het rapport van Transparency International over het functioneren van de Eurogroep? Daarin wordt gesteld dat de Eurogroep feitelijk in veel opzichten een economische regering vormt, maar tegelijkertijd misschien wel het meest ondoorzichtige gremium vormt van de EU, waar eigenlijk helemaal geen controle op is en geen accountability voor geldt. Zou de heer Kuiper misschien met ons de regering willen bevragen of er ook dat punt meer transparantie bereikt zou kunnen worden?
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Uiteraard. Ik denk dat dit een breder probleem illustreert binnen de Europese Unie. Hoe kunnen nationale parlementen, nationale parlementariërs, die sinds Lissabon natuurlijk in positie zijn gebracht om ook hun eigen rol te spelen, via hun nationale regeringen Europa democratischer en transparanter maken? En ja, dat betreft dan natuurlijk ook die instituties waar die regeringen in acteren of die een bepaald mandaat hebben gekregen van die regering. Dus ja, dat moet. U kent mij. U weet dat ik mij de afgelopen jaren ook juist hiervoor heb ingezet. Ik vind daarom het idee van zo'n Europawet, zoals door de commissie-Remkes wordt bepleit en ook al eens eerder bepleit is, heel wezenlijk voor het verkeer tussen Kamer en regering om alle afspraken, ook bijvoorbeeld de casus die u aanvoert, helder te beschrijven. Dank voor uw instemming met mijn betoog. Dat doet altijd goed.
Voorzitter. Er zijn al meer zwanenzangen geweest vandaag. Ook voor mij waren dit mijn laatste Europese Beschouwingen, die ik sinds de invoering ervan — dat was in 2011, dacht ik — bijna ieder jaar namens mijn fractie heb mogen houden. Dat heb ik met veel plezier gedaan. Ik heb nog eens teruggekeken naar alles wat er gewisseld is. Ik denk dat we heel mooie debatten in dit huis hebben mogen hebben met opeenvolgende minister van Buitenlandse Zaken. Ook vandaag zie ik met onverminderde belangstelling uit naar de antwoorden van regering op de vragen die ik heb gesteld. Europa mag dan soms minder dan een antwoord zijn, van de regering verwacht ik meer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan mevrouw Teunissen.