Verslag van de vergadering van 21 mei 2019 (2018/2019 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.42 uur
De heer Binnema i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Wat GroenLinks betreft mogen we vandaag met recht van een historisch moment spreken. De Klimaatwet legt als doel voor het klimaatbeleid van Nederland vast dat in 2050 de emissie van broeikasgassen in Nederland is teruggebracht naar een niveau dat 95% onder dat van 1990 ligt. Vergeleken met coalitieakkoorden, verkiezingsprogramma's, convenanten en maatschappelijke afspraken en dergelijke biedt deze Klimaatwet een veel solidere basis en een perspectief voorbij verkiezingen en regeerperiodes. GroenLinks is blij dat deze wet er is — de eerste versie daarvan dateert al van de herfst van 2016 — en dat we deze, na een goede voorbereiding, nog in de huidige zittingstermijn kunnen behandelen. Complimenten aan de initiatiefnemers voor het indienen van deze wet en voor de vlotte en adequate schriftelijke beantwoording. Dat laatste geldt uiteraard ook voor de regering.
De Klimaatwet heet voluit Voorstel van wet — en dan komt er een hele lange rij namen, van wie het grootste gedeelte hier aan tafel zit — houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken. Ik noem deze uitgebreide titel met opzet, omdat deze goed aangeeft wat de wet wel is en wat hij niet is, wat de wet wel beoogt en niet beoogt, wat de wet wel voorschrijft en wat de wet niet voorschrijft. Dat is in het huidige politieke klimaat, waarin bewust of onbewust "Klimaatwet" en "klimaatakkoord" door elkaar worden gehaald, waarin spookbedragen de ronde doen over hoeveel de Klimaatwet wel niet zou kosten en welke maatregelen allemaal onvermijdelijk zouden zijn, wat ons betreft geen overbodige luxe. Ik wil dan ook mijn bijdrage van vandaag verbinden aan de kernwoorden van deze wet en daarin de opvattingen van mijn fractie over de wet verwerken, alsook vragen aan zowel de initiatiefnemers als de regering.
Een kader. Dit is de charmante helderheid en eenvoud van het wetsvoorstel dat voorligt. Het gaat om een nader in te vullen kader waarin wordt vastgesteld dat er klimaatbeleid wordt gevoerd, niet welk klimaatbeleid dat is. Als het maar bijdraagt aan CO2-neutrale elektriciteitsproductie en min 95% broeikasgassen in 2050, met een streven naar 49% in 2030. Voor het beperken van klimaatverandering en de opwarming van de aarde zijn geen concrete cijfers opgenomen. Tegelijkertijd maken de helderheid en eenvoud het wetsvoorstel mogelijk ook kwetsbaar: het roept namelijk bij alle tussenstappen en maatregelen die worden genomen telkens de vraag op of we nog op koers zijn voor het doel van 2050. En op die vraag is maar ten dele een feitelijk, wetenschappelijk antwoord te geven. Zoals de initiatiefnemers terecht stellen in relatie tot het Planbureau voor de Leefomgeving en de Raad van State en hun beider rol: "De meerwaarde van wettelijke doelen is mede afhankelijk van een tijdige, gezaghebbende en openbare signalering dat de realisatie van de doelstellingen in gevaar komt." Maar zelfs waar die signalering er is, blijft er telkens een politieke weging en een politiek oordeel van de politieke meerderheid van dat moment.
Om die reden is het klimaatplan in onze ogen de cruciale schakel in dit wetsvoorstel. Immers, het klimaatplan geeft aan hoe het kabinet de beoogde doelstellingen uit artikel 2 wil gaan behalen. Of, nog preciezer, wat er nodig is om aan het einde van de looptijd van dat betreffende klimaatplan vast te stellen dat er zodanige vooruitgang is geboekt dat in de dan nog resterende jaren het doel van 2050 haalbaar blijft. Om op actuele ontwikkelingen en nieuwe inzichten in te kunnen spelen, wordt het klimaatplan ten minste eens per vijf jaar door het kabinet vastgesteld. Iedere twee jaar wordt in lijn met EU-afspraken over het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan over de voortgang gerapporteerd. Artikel 4, lid 2 zegt dan ook niet voor niets: als deze rapportage daartoe aanleiding geeft in het licht van de doelstellingen van deze wet, worden maatregelen genomen.
Onomkeerbaar. Het klimaatplan bevat een aantal beschouwingen, zoals over de stand van de klimaatwetenschap, technologische ontwikkelingen en de Europese en internationale context. Maar daarnaast bevat het klimaatplan concrete maatregelen voor de doelstellingen van de wet en om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten. Er staat "stimuleren" maar ik lees het toch maar als "vergroten". Met andere woorden: het klimaatplan is een visiedocument en uitvoeringsprogramma ineen. Met name dat tweede deel, het uitvoeringsprogramma pleit voor een grotere rol van de Kamers en de mogelijkheid om maatregelen te amenderen om het kabinet tot meer en snelle actie aan te sporen. Bij het "er worden maatregelen genomen" blijft in het midden wie dat precies doet en wie daartoe gaat aansporen. Oftewel, de redenering van de initiatiefnemers dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een kabinet een klimaatplan zou vaststellen tegen de wens van de meerderheid van de Kamer en dat de Kamer moties kan indien om bij te sturen, lijkt ons aan de magere kant. Vaststelling van het klimaatplan door de beide Kamers, als cruciale schakel tussen ambities en uitvoering, lijkt ons dan ook verstandig. Graag een reactie hierop van de initiatiefnemers.
Onze vragen over de onomkeerbaarheid hebben ook betrekking op het mogelijke politieke vaarwater waarin de klimaat- en energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving terecht zou kunnen komen. Immers, deze verkenning brengt niet alleen in beeld wat er feitelijk is gebeurd aan emissies van broeikasgassen, maar er wordt ook aangegeven welke ontwikkelingen en maatregelen op die emissies invloed hebben gehad. De klimaatnota geeft vervolgens aan hoe de uitkomsten van de verkenning worden vertaald in aanpassingen van het klimaatplan. Maar wat gebeurt er nu als de verkenning laat zien dat de emissies zijn toegenomen of stabiel gebleven en dit aan maatregelen van het kabinet is te wijten of het ontbreken van zulke maatregelen? Dit geldt te meer omdat er voor de periode tot 2030 een inspannings- en geen resultaatsverplichting is geformuleerd. Zoals de initiatiefnemers aangeven: vanwege de onzekerheden op de korte termijn voorziet het wetsvoorstel in meer afwegingsruimte voor het kabinet om onder omstandigheden af te wijken van het doelbereik in 2030. Zoals gesteld kan hiervan sprake zijn als, ondanks een reële inspanning, het doel niet haalbaar blijkt. Maar wie stelt vast of het doel niet haalbaar blijkt en of er een reële inspanning is gedaan?
Stapsgewijs. De urgentie van klimaatbeleid is groot. We zien dat het nadrukkelijk aanwezige draagvlak voor klimaatbeleid kwetsbaar is, niet het minst door de weinig overtuigende manier waarop de Nederlandse overheid in de afgelopen jaren met het klimaatvraagstuk is omgegaan en de weigering om de urgentie van de aanpak van klimaatverandering onder ogen te zien. Hoe langer getalmd en getreuzeld, des te ingrijpender worden de maatregelen die alsnog genomen moeten worden in grote haast en onder grote druk. Dat laat de ervaring met Urgenda wel zien. GroenLinks staat achter een stapsgewijze aanpak, maar dringt wel aan op snelheid en doorpakken. Daarbij vinden wij het buitengewoon verstandig dat de gevolgen van het klimaatbeleid voor de financiële positie van huishoudens, bedrijven en overheden en ook het tot stand komen van wat genoemd wordt een eerlijke transitie vast onderdeel zijn van het klimaatplan. Van doorslaggevend belang bij de beoordeling van het klimaatbeleid in de komende jaren vinden wij, naast het behalen van de gestelde doelen, met name een eerlijke verdeling van de lasten, tussen burgers onderling en tussen burgers en bedrijfsleven. Een punt dat wij bij de Financiële Beschouwingen, de Algemene Politieke Beschouwingen, het Belastingplan en de opslag van duurzame energie meer dan genoeg hebben gemaakt, denk ik. Zo is het ook goed dat de klimaatnota aandacht geeft aan de financiële gevolgen voor huishoudens, ondernemingen en overheden van significante ontwikkelingen in het klimaatbeleid die afwijken van hetgeen in het klimaatplan oorspronkelijk werd verwacht. Wel vinden we — en dat heeft vooral te maken met de timing van de klimaatnota die in oktober verschijnt — het onduidelijk hoe nu precies de verbinding wordt gelegd met de meer algemene discussie die wij jaarlijks voeren over koopkracht en inkomensontwikkeling voor verschillende groepen in de samenleving. Graag een reactie hierop van de initiatiefnemers.
Om het draagvlak voor klimaatbeleid te behouden en te versterken, is betrokkenheid van de samenleving essentieel. De Partij van de Arbeid wees daar ook al op. Bij alle stappen die tussen nu en 2050 gezet moeten worden, kunnen we niet zonder al die initiatieven van lokale energiecoöperaties, scholen, bedrijven, instellingen en uiteraard ook bevlogen individuen die elk op hun eigen manier, op hun eigen plek, een bijdrage leveren. GroenLinks vindt in dat opzicht hoofdstuk 4 van de wet over participatie een gemiste kans. Er wordt verwezen naar overleg over de uitvoering van de wet en het behalen van de doelstelling met vooral de andere overheden en de al genoemde overige relevante partijen. Dit klinkt toch als participatie in de klassieke, formele zin en is weinig uitnodigend en wervend. Ik zou de initiatiefnemers dan ook willen uitdagen iets meer te zeggen over hoe zij de participatie van anderen dan de bestuurlijke usual suspects voor zich zien en hoe de energie en dynamiek die wij rondom klimaatverandering in de samenleving zien, beter kan worden benut.
Nederlandse emissies terugdringen. Bewust is gekozen voor klimaatbeleid dat zich beperkt tot Nederland. Terecht wijzen de initiatiefnemers er wel op dat in het klimaatplan uiteraard ook aandacht wordt besteed aan Europese en internationale ontwikkelingen, omdat klimaatverandering zich nu eenmaal weinig van landsgrenzen aantrekt. Tegelijkertijd maakt het ons nieuwsgierig of de manier waarop deze klimaatwet is ingericht, op een vergelijkbare manier ook elders wordt gedaan. Andere landen met een nationale klimaatwet zijn: het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Finland, Frankrijk, Noorwegen, Zweden en Mexico. Mijn vraag aan de initiatiefnemers en de regering is wat deze landen van onze Klimaatwet kunnen leren en uiteraard andersom. Wat kunnen wij van die andere landen leren, afhankelijk van hoe ver zij zijn in het ontwikkelen van hun nationale wetgeving?
Overigens is het niet meer dan terecht dat we de lat in Nederland hoog leggen. We bevinden ons om in voetbaltermen te spreken laag in het rechterrijtje als het gaat om het percentage hernieuwbare energie. Het is maar zeer de vraag of we het toch al bescheiden doel van 14% in 2023 gaan halen. Kijken we naar het doel van deze wet aangaande broeikasgassen: in 2018 bedroeg de uitstoot 189,5 miljard CO2-equivalenten, 14% minder dan in 1990. Dat is een kleine stap beter dan in 2017. Toen was het min 13%. De daling van de uitstoot van de afgelopen jaren is met name aan vermindering van uitstoot van CO2 uit steenkoolcentrales en de veeteelt te danken. 14% is nog erg ver weg van de beoogde 25% lagere uitstoot in 2020. Om nog maar te zwijgen over de doelen voor 2030. Wat zijn naar het oordeel van zowel de initiatiefnemers als de regering de belangrijkste maatregelen om het tempo van de overgang naar hernieuwbare energie en de reductie van broeikasuitstoot te verhogen en hoe gaat de Klimaatwet hierin naar hun oordeel een impuls geven?
Verandering van het klimaat en wereldwijde opwarming van de aarde beperken. De Klimaatwet is ambitieus, maar tegelijkertijd is duidelijk dat de inspanningen die Nederland op basis van de doelstellingen van deze wet gaat leveren, er vooral voor zorgen dat het wat minder uit de hand gaat lopen dan wanneer we helemaal niets zouden doen. Klimaatverandering wordt niet gestopt of gekeerd, maar beperkt. Idem voor de opwarming van de aarde: de temperatuur gaat stijgen, maar we stellen alles in het werk om zo dicht mogelijk bij de 1,5°C te blijven, en hopelijk zelfs iets daaronder.
Dat doet wat GroenLinks betreft echter niets af aan het grote belang van deze wet en het besef van een historisch moment waarmee ik deze bijdrage begon. Het is mooi om te zien dat dit initiatief vanuit het parlement, aanvankelijk van twee partijen, in de loop van de tijd een buitengewoon breed gedragen wetsvoorstel is geworden. Wat ons betreft is het als het om klimaatverandering gaat tijd voor actie. Maar eerst zijn we uiteraard zeer benieuwd naar de beantwoording door zowel de initiatiefnemers als de regering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Binnema. Ik geef het woord aan de heer Reuten.