Verslag van de vergadering van 21 mei 2019 (2018/2019 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.30 uur
De heer Flierman i (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor haar beantwoording en voor haar twee toezeggingen die ik met vreugde heb genoteerd. Ik begin met haar toezegging dat zij in de vorm van een beleidsregel bij de toetsing van projecten of gebieden die toegevoegd worden aan een al bestaand experiment, ook altijd de vraag zal stellen of de gemeenteraad of de vergadering van Provinciale Staten daar in voldoende mate bij betrokken is en ermee heeft ingestemd. Dat vinden we belangrijk. Ik neem aan dat dat geregeld is. Ik plaats een iets ander accent dan collega Verheijen door er verder wel van uit te gaan dat de gemeenteraad vervolgens via de normale procedures kenbaar maakt dat zo'n voorstel op de agenda staat en dat die raad dan ook zijn verantwoordelijkheid als fatsoenlijk gekozen orgaan waarmaakt door de bevolking en de andere betrokkenen in de gemeente daar op een nette manier bij te betrekken en over te informeren.
De tweede toezegging waar ik blij mee ben, is de opmerking van de minister dat er hard gewerkt wordt om met corporaties te kijken naar de ruimte die er is om overbodige of te strenge regels te schrappen. We moeten natuurlijk wegblijven bij megalomane of te riskante projecten — daar zijn we het allemaal over eens — maar in reactie op die misstanden zijn we misschien in de sfeer van de corporaties ook wel een beetje doorgeslagen in het niet langer mogelijk maken van op zichzelf zinvolle en goede projecten. Dat is wel een beetje typisch Nederlands, denk ik. Als die balans hersteld wordt door corporaties bijvoorbeeld de mogelijkheid te geven om ook in het middensegment huurwoningen of een enkele winkel in een dorp te realiseren, als de leefbaarheid daarmee gediend is, dan lijken mij dat hele goede voorbeelden. Dan zou het mooi zijn als we op dat pad verder kunnen gaan. Ik wil de minister dus van harte aanmoedigen om dat te doen.
Tot slot snap ik heel goed wat de minister in algemene zin zegt over de lessen die moeten worden geleerd. Er wordt geoefend met bepaalde planfiguren, en daar leren gemeenten natuurlijk van. Een vraag die mij ook nog wel intrigeert is of er ook situaties zijn waarin in dat soort projecten of in dat soort processen geconstateerd is "hé, hier hebben we een planfiguur of werkwijze die toch niet goed werkt; misschien moeten we die in de Omgevingswet op een andere manier inrichten" of "we lopen nog tegen een aantal dingen aan die we in de Omgevingswet weer net iets anders zouden moeten regelen." Dat er kennis vergaard wordt waarmee gemeenten en provincies aan de slag kunnen, staat voor mij buiten kijf, maar hoe men bepaalde ervaring verwerkt en dan eventueel dingen in de Omgevingswet anders regelt, is mij nog niet helemaal duidelijk. Misschien hoor ik daar zo nog wat over.
Voorzitter. Maar dat alles gezegd zijnde zal ik mijn fractie en ook de fractie van de ChristenUnie graag adviseren om voor deze wet te stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Flierman. Ik geef het woord aan de heer Binnema.