Verslag van de vergadering van 21 mei 2019 (2018/2019 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.11 uur
Mevrouw Teunissen i (PvdD):
Voorzitter. Het lijkt een logische combinatie: de polder en een klimaatwet. Dat is het geenszins. En de Eerste Kamer is niet in het leven geroepen om te polderen, maar om wetten te beoordelen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Niets is zo gevaarlijk als polderen over het klimaat in een land dat onder de zeespiegel ligt en in tijden waarin die zeespiegel drastisch stijgt, mede door ons toedoen. De polderwet die voorligt, is gebouwd op brede partijpolitieke steun en niet op het serieuze voornemen om hier en elders droge voeten te houden. De Eerste Kamer is er niet om het goede te stichten, maar om het kwade te voorkomen. In die zin wil ik alle collega's vragen een zelfstandige afweging te maken bij het voorkomen van het kwade dat onze planeet bedreigt. Wij zijn namelijk de eerste generatie die de gevolgen van klimaatverandering ondervindt en de laatste generatie die hier iets tegen kan doen. De temperatuur op aarde is inmiddels gemiddeld met 1°C gestegen ten opzichte van de temperatuur tijdens de industriële revolutie. Het akkoord van Parijs waar ook Nederland zich aan heeft gecommitteerd, heeft als doelstelling de opwarming van de aarde tot ruim onder de 2°C te houden en het liefst tot 1,5°C te beperken. Opwarming tot 2°C kan namelijk leiden tot een tipping point, een abrupte en onomkeerbare verandering in het klimaat.
Klimaatwetenschappers wisten in de jaren zeventig al dat dit risico op de loer lag. Als de politiek toen naar de wetenschap had geluisterd, had de weg van geleidelijkheid bewandeld kunnen worden. Nu zijn drastischer maatregelen nodig, maar deze Klimaatwet ademt de sfeer van "na ons de zondvloed". Coalitie en oppositie willen geen verandering, ze willen business as usual. Ze kijken naar wat haalbaar is, niet naar wat nodig is.
Nederland is momenteel de hekkensluiter van Europa. Geen enkel Europees land is zo ver verwijderd van de doelstellingen voor het opwekken van duurzame energie als Nederland, zo concludeert het Centraal Bureau voor de Statistiek. En een deel van wat in Nederland duurzame energie wordt genoemd, is het tegenovergestelde. Gesubsidieerde biomassacentrales leiden tot schade aan de Nederlandse bossen, bos dat van grote waarde is, ook voor de soortenrijkdom, en bos dat we nu juist zo hard nodig hebben om CO2 op te vangen. En wat bovenal werkelijk absurd is, is dat in deze crisistijd de regeringspartijen uit alle macht proberen om de uitbreiding van Lelystad Airport door te drukken, terwijl de luchtvaart tot de meest klimaatonvriendelijke industrieën ter wereld behoort.
Vlak voordat in 2015 het Parijsakkoord werd getekend en kort nadat Urgenda voor het eerst een klimaatzaak won en er door de rechter klare taal over het Nederlandse klimaatbeleid werd gesproken, riep de motie-Thieme/Klaver de regering op om te komen met een effectieve klimaatwet. De motie haalde het niet, maar drie maanden later kondigden GroenLinks en de Partij van de Arbeid alsnog een gezamenlijke initiatiefwet aan. Inmiddels doen vijf andere partijen mee, too little too late. Wat wel aan het initiatief te prijzen is, is dat de oorspronkelijke intentie goed is: een poging om afrekenbare doelstellingen te formuleren, waarbij Nederland zich houdt aan de internationale afspraken. Het resultaat is ondanks goede intenties zwaar onvoldoende: een Klimaatwet die kapot gepolderd is, een Klimaatwet als excuus om door te kunnen gaan met business as usual, ten koste van komende generaties. Met deze te vrijblijvende en weinig ambitieuze wet zullen we niet op koers blijven om de opwarming van de aarde tot maximaal 1,5°C te beperken. Met deze wet koersen we eerder af op 2°C, dat tipping point.
De Partij voor de Dieren heeft grote verschillen zien ontstaan tussen het oorspronkelijke voorstel van GroenLinks en de PvdA en het uiteindelijke resultaat. Deze partijen kozen voor een "après nous le déluge-akkoord" — dat mag ik wel zeggen in deze chambre de réflexion — dat zelfs gesteund werd door partijen als de VVD en het CD. Zij beoordelen de uitgeklede wet op het overeind houden van onze luchtvaart - en landbouwsector, die allemaal volgens die partijen niets te vrezen hebben. Nou, dat zegt genoeg, want transitie is hard nodig.
Ik ga door naar het emissiebudget. Het in het oorspronkelijke voorstel opgenomen emissiebudget is verdwenen. Dat vindt mijn fractie onacceptabel. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schreef hierover: "Een budgetbenadering dwingt tot het ontwikkelen van een temporele verdelingsstrategie. Wat nu wordt verstookt, is later niet meer beschikbaar. Een budgetbenadering benadrukt bovendien dat klimaatverandering op lange termijn niet afhankelijk is van emissies op een specifiek moment, maar van cumulatieve emissies over een langere periode. Dat betekent dat het zinvol is om maatregelen eerder in plaats van later te nemen, vooral als er sprake is van een lange doorlooptijd in de effectiviteit van de maatregelen. Een budgetbenadering combineert aldus een scherpe ambitie voor de lange termijn met bestuurlijke flexibiliteit." De keuze om het emissiebudget te schrappen is naar de opvatting van mijn fractie tegenstrijdig aan het leveren van een maximale inspanning zoals in het Parijsakkoord staat en zoals is opgedragen aan alle landen die dat hebben ondertekend. Ik hoor graag van de initiatiefnemers waarom zij ervoor hebben gekozen het emissiebudget bij nader inzien toch niet op te nemen in dit wetsvoorstel.
Dat emissiebudget kan alsnog worden opgenomen in het vijfjaarlijkse klimaatplan. In het klimaatplan is er vervolgens ook ruimte om per sector een indicatief emissiebudget te formuleren, inclusief maatregelen die nodig zijn om binnen het beschikbare budget te blijven. Het is verstandig om te voorkomen dat verschillende sectoren, bijvoorbeeld die van de landbouw en de luchtvaart, een te groot deel van het Nederlandse budget kunnen opsouperen door onterechte vrijstellingen. Mijn vraag aan de minister is daarom hoe hij aankijkt tegen het werken met een emissiebudget en of hij bereid is om dit krachtige instrument alsnog op te nemen in het klimaatplan.
Voorzitter. Een ander bezwaar dat wij hebben tegen de Klimaatwet in haar huidige vorm is dat er onder de definitie van CO2-neutrale elektriciteitsproductie melding wordt gemaakt van het gebruik van biomassa als brandstof. Biomassa, waarvan de productie concurreert met voedselgewassen of ten koste gaat van kwetsbare ecosystemen, kan geen duurzame energie leveren. Zij leidt bovendien tot een toename van CO2 in de lucht en is dus niet CO2-neutraal, wat wel wordt gesuggereerd in de Klimaatwet.
Dan de planning. Het Parijsakkoord roept landen op om elke vijf jaar de klimaatambities maximaal te verhogen. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is: klopt het dat het voorliggende voorstel alleen een doel voor 2050 vastlegt zonder mechanisme om eens in de vijf jaar te kijken of die ambitie ook verhoogd kan worden? Dat zou betekenen dat het mogelijk is om tot 2050 niets te doen. In deze wet mist de Partij voor de Dieren tevens een krachtige verwijzing naar waar het allemaal om gaat: de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder de 2°C met een duidelijk zicht op 1,5°C, vertaald in afrekenbare doelstellingen. Het reductiedoel van broeikasgassen, zoals in het wetsvoorstel staat genoteerd, is dat de broeikasgasuitstoot in 2050 95% lager ligt dan in 2090. Dit is achterhaald. Het is niet wat nodig is voor het 1,5°C-scenario. Zo pleit de Europese Commissie, niet een van de meest vooruitstrevende organen, voor 100% reductie in 2050. Het is ook veel meer in lijn met het IPCC-rapport als we verder gaan en 100% reductie in 2050 als doel stellen.
Dat het rechtvaardigheidsprincipe zoals internationaal overeengekomen in artikel 4 van het Parijsakkoord dat rijke, geïndustrialiseerde landen het voortouw zullen nemen in het zo snel mogelijk en zo veel mogelijk realiseren van CO2-reductie niet is opgenomen in het voorstel, vindt mijn fractie ook teleurstellend. Kunnen de initiatiefnemers daarop ingaan? Kunnen zij laten zien of dat klopt? Hebben zij inderdaad geen rekening gehouden met artikel 4 van het Parijsakkoord? Dit lijkt een omissie in het wetsvoorstel.
Voorzitter. In de klimaatzaak van Urgenda stelde het hof dat naarmate er later wordt ingezet op CO2-reductie, het carbon budget sneller afneemt. Op een later tijdstip moeten er dan aanzienlijk verdergaande maatregelen worden genomen om het gewenste niveau te bereiken. Wachten met reductie is dus allerminst (kosten)effectief. Tegelijkertijd nemen de klimaatrisico's daardoor onnodig toe. Denk aan het risico op overstromingen, op een stijging van het aantal infectieziekten, op verlies van biodiversiteit en op de verstoring van de drinkwatervoorziening. Daarom zijn afrekenbare tussendoelen van belang. Het vrijblijvende karakter van het streven van 2030 past niet in een serieuze klimaatwet. Ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Partij van de Arbeid en GroenLinks werd het woordje "doel" vervangen door "streven" in 2030. Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat een doel van 55% emissiereductie in 2030 passend is bij het 1,5°C-scenario. Het Europees Parlement stemde voor 55% reductie in 2030. Mijn vraag aan de initiatiefnemers is: waarom kiezen zij voor een zwak streven in 2030 en sluiten zij niet gewoon aan bij die 55%-doelstelling in 2030?
Voorzitter. In het oorspronkelijke voorstel werd een belangrijke rol toegedicht aan een nog op te richten onafhankelijke klimaatcommissie. In het huidige wetsvoorstel wordt daarvan afgestapt en wordt dat toezicht bij de Raad van State neergelegd. Mijn vraag is: is die daarvoor geëquipeerd? Kunnen de initiatiefnemers daarop ingaan? Een regie- en coördinatiefunctie door een externe autoriteit is noodzakelijk om de doelstellingen van de wet te behalen, over diverse kabinetten heen. De oprichting van een dergelijke onafhankelijke klimaatcommissie is conform de adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en van de Raad van State om een aanvullend beoordelingsmechanisme op te nemen, zoals in de toelichting van het oorspronkelijke wetsvoorstel ook werd genoteerd. In de nota van wijziging wordt deze functie in aangepaste vorm neergelegd bij de Afdeling van de Raad van State.
De Partij voor de Dieren staat in principe niet negatief tegenover een belangrijke rol van de Raad van State, maar zij constateert ook dat de Raad van State en de WRR zelf op een onafhankelijke klimaatcommissie hebben aangestuurd. Ik krijg hierop graag een reactie van de initiatiefnemers. Waarom is er niet ingezet op een onafhankelijke klimaatcommissie?
Voorzitter, tot slot. Wij concluderen dat de Klimaatwet in zijn huidige vorm te vrijblijvend en niet ambitieus genoeg is. Met deze Klimaatwet redden we het niet. Hansje Brinker wachtte niet met het in de dijk steken van zijn vinger tot er zes andere voorbijgangers bereid waren dat in afgezwakte vorm en met veel mitsen en maren ook te doen. Dat zouden wij ook niet moeten doen. We moeten stoppen met het herrangschikken van de stoelen op het dek van de Titanic. We moeten deze wet afwijzen, in afwachting van een Klimaatwet 1.5.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Teunissen. Ik geef het woord aan de heer Atsma.