Plenair Frentrop bij behandeling Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd



Verslag van de vergadering van 2 juli 2019 (2018/2019 nr. 37)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.34 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Frentrop i (FvD):

Dank u wel, voorzitter. De ene cultuur is beter dan de andere, al is het niet gemakkelijk te bepalen waarom. Vandaag is een maatstaf aan de orde die we kunnen gebruiken. Want de stelling valt te verdedigen dat de kwaliteit van een beschaving te meten is aan de wijze waarop deze voor haar ouderen zorgt. Zorgen voor ouderen behoort immers tot de kern van het mens zijn. Ook dieren zorgen voor hun jongen, maar alleen de mens zorgt voor zijn ouders. Dit menselijke instinct is in Nederland het fundament van de verzorgingsstaat geworden, van de via de overheid geregelde solidariteit tussen sterken en zwakken.

In Nederland is de financiële zorg voor de oudere burger gebouwd op drie pijlers. Ik zal deze alle drie vandaag aan de orde stellen, al bespreken we vandaag — de regering heeft ons om spoed gevraagd — slechts een voorstel om voor de derde keer in een paar jaar iets te veranderen aan de eerste pijler, te weten de datum waarop Nederlanders een beroep kunnen doen op de eerste pijler: de Algemene Ouderdomswet.

Deze AOW, ingevoerd in 1956, was de eerste, op verplichte premiebetaling rustende verzekering voor alle Nederlanders en daarmee de eerste echte volksverzekering. En terecht de eerste, want een mens loopt vele risico's. Kenmerk van een beschaafde samenleving is dat we mensen bijstaan die door kwade kansen slachtoffer zijn van tegenspoed. Het kan dan gaan om schade aan eigendom of om schade aan het lichaam door ongeval of ziekte, of om het niet meer in staat zijn om voor jezelf te zorgen. Sommige mensen hebben in hun leven pech en als samenleving helpen we die mensen.

Nou bestaan er twee tegenslagen die ons allen zullen treffen, te weten de ouderdom en de dood. Die laatste valt buiten ons bereik, maar sinds de vroegste tijden in de wereldgeschiedenis zorgen samenlevingen voor hun ouderen. Voor de twintigste eeuw geschiedde dat vooral binnen families, maar na 1900 was dit niet goed meer mogelijk. Door de roeringen van de twintigste eeuw, met name door de Tweede Wereldoorlog, konden mensen nog maar nauwelijks voor hun eigen bejaarde ouders zorgen. Daar was een taak voor de overheid weggelegd en de overheid heeft die taak goed opgepakt. De totstandkoming van de AOW was een maatschappelijke gebeurtenis van de eerste orde. Zoals de toenmalige voorzitter van de Tweede Kamer in 1956 als commentaar op het aannemen van de wet zei: "De ongelukkige combinatie van oud en arm zal erdoor verdwijnen." En zo is geschied.

De fractie van Forum voor Democratie denkt te kunnen zeggen dat de AOW een van de mooiste wetten is die ooit in Nederland zijn ingevoerd. De premieheffing belichaamde de solidariteit tussen arm en rijk doordat hogere inkomens meer premie betaalden, terwijl de uitkering voor iedereen gelijk is. De AOW is een bodempensioen voor alle ouderen. De AOW is daarmee dé hoeksteen van ons sociale stelsel, de eerste steen van een gebouw dat inmiddels is uitgedijd en is overwoekerd met zo veel regelingen, uitkeringen en subsidies dat het op instorten staat. Dat maakt dat uitkeringsinstanties steeds weer negatief in het nieuws komen doordat zij ten onrechte betalingen doen aan Polen, Bulgaren, Roemenen, mensen met onroerend goed in Turkije of Marokko, of aan misdadigers die in de gevangenis zitten.

Die wildgroei vergt ingrijpen, niet de AOW. De regering maakt sinds 2012 echter de fout te tornen aan het fundament van ons sociale stelsel in plaats van die wildgroei te voorkomen. De opeenvolgende kabinetten-Rutte zaagden aan de wortels in plaats van de uitlopers te knippen.

Voorzitter. Deze Kamer houdt naar haar aard meer zicht op de lange termijn en vanuit die benadering zegt de fractie van Forum voor Democratie tegen de regering: we moeten zuinig zijn op ons sociale erfgoed, waarvan de AOW het belangrijkste is. Daar moeten wij niet aankomen. Om deze visie in grove trekken te schetsen, geef ik enkele voorbeelden.

De regering heeft haar prioriteiten niet op orde als zij miljarden uitgeeft aan subsidies voor klimaatbeleid, die geen enkele invloed hebben op het klimaat, en tegelijkertijd zegt dat wij moeten bezuinigen op de financiële basis voor de voorziening voor burgers op hun oude dag, want burgers worden steeds ouder, dus laat ze maar langer doorwerken. De technocraat ziet misschien twee aparte dossiers, maar dat zijn het niet.

De burger ziet het beleid van de overheid als een geheel en ziet dat wie een stekkerauto aanschaft, gemiddeld €5.600 per jaar minder hoeft bij te rekenen bij zijn fiscaal inkomen, en dat ouderen tegelijkertijd langer moeten werken omdat de AOW onbetaalbaar zou zijn. In een land waar de overheid zich richt op dossiers in plaats van op de werkelijkheid, komt iedere Tesla die je op straat ziet rijden, ten laste van tenminste één bejaarde. Hoeveel ouderen moeten hoeveel langer doorwerken voor de bouw van één windmolen?

De burger begrijpt ook niet dat immigranten een zwaar beroep op de bijstand kunnen doen terwijl Nederlandse ouderen langer moeten doorwerken omdat, ik citeer de memorie van toelichting: "ouderen niet gemist kunnen worden op de arbeidsmarkt".

Vandaag ligt alweer een wetsvoorstel op tafel tot aanpassing van de AOW, het derde in korte tijd. Het vorige kabinet-Rutte/Asscher besloot in 2012 tot het loslaten van 65 jaar als pensioengerechtigde leeftijd en die leeftijd in stapjes te verhogen om te bezuinigen, omdat de ouderen te duur werden. Drie jaar later, in 2015, besloten VVD en PvdA in het tweede kabinet-Rutte om die verhoging van de AOW-leeftijd te versnellen. Waarom? Men vond dat de AOW ondanks de eerdere ingreep nog te duur werd. En vandaag is het voorstel van het kabinet-Rutte III, waar de PvdA niet aan meedoet, om die stapsgewijze verhoging weer wat te verlagen.

Voorzitter. Steeds maar weer aan de hoeksteen van ons sociale stelsel morrelen, is niet de manier om het vertrouwen van de burger in de politiek te herwinnen. Een AOW-leeftijd hoort vast te staan. Forum voor Democratie heeft daarom in de Tweede Kamer een motie ingediend om de AOW-leeftijd te fixeren op 66 jaar. Daarvoor is echter geen meerderheid gevonden.

De aanleiding dat wij vandaag spreken over minder snelle stappen bij de verhoging van de AOW-leeftijd is niet dat de regering plotseling tot nieuwe inzichten is gekomen over hoe duur een oudedagsvoorziening mag zijn, maar vloeit voort uit gesprekken tussen regering en sociale partners over het zogeheten principeakkoord betreffende het pensioenstelsel. De AOW, de eerste pijler van de oude dag, de eerste en mooiste volksverzekering, is, als ik het goed begrijp, door de regering ingezet als wisselgeld, wisselgeld om sociale partners ervan te overtuigen iets te gaan doen aan de tekortkomingen in de door sociale partners beheerde verplichte collectieve pensioenen, de zogenaamde tweede pijler. Daarom kan die tweede pijler vandaag niet buiten beschouwing blijven.

Die tweede pijler van de collectieve pensioenen is gebaseerd op veel minder fraaie wetgeving dan de AOW. In de tweede pijler is de in loondienst werkende burger ook verplicht om mee te doen, maar wordt de uitvoering van de regeling overgelaten aan werkgevers- en werknemersorganisaties die niet noodzakelijk het algemeen belang als leidraad hebben. Die pensioenen zijn dan ook al herhaaldelijk gekort. Dat is stiekem. Eerst door het basisloon terug te brengen van eindloon naar middelloon, een hele grote stap. Vervolgens heeft de sector naast het vertrouwde begrip "pensioengerechtigde leeftijd" ook het lelijke woord "pensioenrichtleeftijd" ingevoerd. In plaats van met 65 jaar ontvangen veel mensen daarom pas bij 68 jaar pensioen. Daarbovenop compenseren de pensioenfondsen al een jaar of tien de geldontwaarding niet meer, en dat scheelt — al is het niet direct zichtbaar — onze bejaarden nu al meer dan 10% koopkracht en alle werkenden straks ook.

Voorzitter. Al die kortingen waren voor de meeste mensen niet goed zichtbaar, maar binnenkort zijn al die jaren van wanbeleid niet langer te verdoezelen. De Nederlandsche Bank geeft aan dat de grootste pensioenfondsen volgend jaar waarschijnlijk hun contante uitkering zullen moeten verlagen. Dat zal om minder grote bedragen gaan dan bij eerdere aanpassingen, maar deze laatste korting wordt algemeen zichtbaar. Iedereen zal volgend jaar weten dat de sociale partners hun belofte niet waarmaken.

Toch horen we vaak, al te vaak, dat het Nederlandse pensioenstelsel het beste ter wereld is. En misschien is dat zo, maar dan van een andere wereld, niet van deze. De op kapitaalvorming rustende tweede pijler van onze oudedagsvoorziening is als een heel gespecialiseerd dier, dat slechts kan overleven in een in heel specifieke habitat. Het Nederlandse pensioenstelsel kan slechts voortbestaan in een wereld waar iedereen ten minste 40 jaar bij dezelfde baas blijft werken en waarin de kapitaalmarktrente altijd boven de 4% ligt. Dat is niet de wereld waarin wij leven. In onze échte wereld wordt aan die twee voorwaarden niet voldaan. Wat betreft 40 jaar werken voor dezelfde baas al heel lang niet meer, maar de sociale partners sloten hiervoor jarenlang de ogen en hielden de doorsneepremie in stand. Die maakt dat jongeren en mensen die van werk veranderen ouderen subsidiëren die langer bij één baas blijven.

En een kapitaalmarktrente van 4% of hoger bestaat niet meer sinds 2012, toen de heer Draghi van de Europese Centrale Bank omdat na Griekenland ook andere landen onderuit dreigden te gaan heeft besloten álles te doen om de euro te redden. Dat betekende dat de rente tot nul moest worden teruggebracht om te zorgen dat landen als Italië en Frankrijk hun staatsschuld kunnen blijven betalen. De Europese Centrale Bank is niet op aarde om Nederlands pensioenspaarders te helpen, integendeel, de ECB is er om potverterende regeringen — dat is geen scheldwoord, het zijn gewoon potverterende regeringen — in landen zónder pensioenstelsel te helpen.

Dat brengt ons op de euro. De euro in stand houden maakt de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel kapot. We horen regelmatig over de voordelen van de euro, zoals dat we niet langer geld hoeven wisselen als we op vakantie gaan, alsof mensen alleen nog maar met contant geld betalen. We zouden meer moeten horen over de nádelen van de euro, waaronder een lager pensioen. De euro zorgt ervoor dat de oudere Nederlander minder geld heeft om op vakantie te gaan. Met instemming citeer ik dan ook voormalig minister van Financiën Hans Hoogervorst, die vorige maand zei: "Het is opmerkelijk hoe lijdzaam deze problematiek door de Nederlandse politiek wordt geaccepteerd." Inderdaad, heel opmerkelijk. In het principeakkoord over de tweede pijler van het pensioensysteem wordt met geen woord gerept over een aanpak van deze grondoorzaak: de euro.

Als we het dan toch hebben over onderwerpen die ten onrechte niet worden geadresseerd in het principeakkoord, dan is daar ook de governance van pensioenfondsen, de manier waarop pensioenfondsen worden bestuurd. Ik citeer uit het bulletin van De Nederlandsche Bank van 3 juni, getiteld Tekorten bij pensioenfondsen houden aan. Daar staat te lezen: "Hoe komt het dat deelnemers van het ene fonds een volledige indexatie van hun pensioenen krijgen, terwijl deelnemers van het andere fonds moeten vrezen voor kortingen? Dat zit voor een belangrijk deel in de keuzes die pensioenfondsen maken in hun beleggingen en premiestelling."

Anders gezegd: Nederlands burger, uw pensioen hangt af van hoe goed het bestuur van uw pensioenfonds is. Of die mensen voldoende premie heffen en of ze uw geld veilig en verstandig beleggen. Maar wie let erop of ze dat ook echt goed doen? De deelnemer zelf heeft niks te vertellen. Vakbonden en werkgevers bepalen wat er gebeurt met pensioenfondsen. Een burger heeft in Nederland wel de vrijheid om zijn eigen arts te kiezen, maar hij mag niet zelf kiezen bij welk pensioenfonds hij zijn oudedagsvoorziening onderbrengt. Dat is net zo geregeld als in het kastensysteem in India. Werkt u bij de bakker, dan moet u meedoen aan het pensioenfonds voor de bakkers. Werkt u als slager, dan moet u meedoen aan het Pensioenfonds voor het Slagersbedrijf. Dat is niet van deze tijd. Het bevreemdt mij met name dat een minister van D66-huize hier niets aan wil veranderen, aangezien die partij toch wars is van corporatisme.

Er wordt bij de herziening van het pensioenstelsel wel gesproken over de noodzaak tot het vermijden van gelukgeneraties en pechgeneraties. Maar wat een werkende op zijn oude dag heeft te besteden, hangt af van de kwaliteit van de bestuurders van zijn bedrijfstakpensioenfonds. Daar wordt niet over gesproken. Maar zit u bij een pensioenfonds waarvan het bestuur wel tijdig de premies heeft verhoogd en de risico's van rentedaling heeft afgedekt, dan zit u bij een goed bestuurd fonds en dan heeft u geluk. Zit u bij een fonds dat slecht bestuurd is, dan ligt de dekkingsgraad onder de 100%, en dat is pech voor u. U moet blijven betalen. Alleen in gevallen van extreem falen vervalt de verplichting tot deelname. Als ik het goed heb, werden de pensioenen van de slagers de afgelopen jaren wel geïndexeerd, maar die van de bakkers niet. Tegen wie dit "het beste pensioensysteem ter wereld" noemt, blijf ik zeggen: niet van deze wereld, maar van een andere wereld.

De fractie van Forum voor Democratie beschouwt het als een ernstige omissie in het principeakkoord over de pensioenen dat de kwaliteit van het bestuur van de pensioenfondsen uitdrukkelijk buiten beschouwing wordt gelaten, en verzoekt de minister om de governance van pensioenfondsen alsnog te betrekken in de gesprekken over een akkoord dat immers is gericht op het bestendig maken van het pensioenstelsel op de lange termijn. Dat lukt niet zonder betere governance. De vraag moet worden gesteld of sociale partners bedrijfstakgewijs verantwoordelijk kunnen blijven voor de tweede pijler van het Nederlandse stelsel voor de oudedagsvoorziening.

Daarmee hebben we de eerste twee pijlers van de oudedagsvoorziening besproken. Dan komen we bij de derde pijler. Dat is een individuele pijler. Mensen kunnen ook zelf sparen voor hun oude dag. In mijn jeugd, in de tijd dat de AOW-leeftijd was ingevoerd, werd spaarzin als deugd van overheidswege aangemoedigd, zelfs bij kinderen. De Rijkspostspaarbank bood met een product als de Zilvervlootspaarrekening al de mogelijkheid om het zakgeld opzij te zetten voor later. Het huidige beleid is daaraan tegenovergesteld: wie zo verstandig is om zelf te sparen, wordt daar sinds het jaar 2000 door de regering voor gestraft. Toen hebben minister van Financiën Zalm en zijn staatssecretaris Vermeend, VVD en PvdA, de zogeheten vermogensrendementsheffing ingevoerd. Dezelfde twee partijen die twaalf jaar later de pensioenleeftijd zouden verhogen, besloten in 2000 dat mensen die zelf spaarden voor hun oude dag, te veel geld hadden en dat zij maar eens moesten worden aangepakt. Zij moesten 30% inleveren van het rendement dat ze haalden op het geld dat ze opzij hadden gelegd, nadat ze over die inkomsten overigens al het hoogste tarief van inkomstenbelasting hadden betaald. Hoeveel rendement een belegger precies zou behalen, was te lastig om na te gaan, dus werd uitgegaan van een forfaitair rendement van 4%. Destijds zei de minister over de 4% dat die beoogde het reële rendement te zijn dat iemand op de lange termijn met beleggen risicovrij moest kunnen halen. In 2000 kon dat ook makkelijk. Daarom morden slechts weinigen over die extra last.

Maar toen kwam de euro, en die bleek een ramp te zijn. Toch wilde de heer Draghi hem redden. Daarom kregen de spaarders geen rente meer. Het tweede kabinet-Rutte wilde de 3 miljard opbrengst van de belasting op sparen echter niet opgeven. Toenmalig staatssecretaris Wiebes haalde in 2017 de angel uit de zaak door kleine spaarders lager te belasten en grote spaarders hoger te belasten. De rente was lager en hij verdiende evenveel. Die grotere spaarders konden volgens hem risicovrij makkelijk 5,6% rendement halen, hoewel pensioenfondsen dat allang niet meer kunnen.

Voorzitter. Deze aanpak van de derde pijler is symptomatisch voor de technocratische wijze waarop opeenvolgende kabinetten omgaan met de oudedagsvoorziening. Mensen worden gestraft als ze zelf hun oude dag willen veiligstellen en ze worden verplicht om dat te laten doen door de sociale partners, terwijl — ik herhaal — het hier gaat om een kernwaarde in onze beschaving.

Ik keer terug naar de AOW, de eerste pijler, die van de solidariteit tussen arm en rijk, tussen jong en oud. Voorzitter. Je kunt niet tegen mensen zeggen: het is je eigen schuld dat je ouder wordt, los het maar op, want het wordt ons te duur. Zo werd in 1956 ook niet gedacht toen de AOW werd ingevoerd. In die tijd was Nederland arm, heel arm, en kon nauwelijks in zijn eigen bestaan voorzien na de verwoesting door de Tweede Wereldoorlog. Indië was verloren gegaan. De regering was van mening dat ons land niet al zijn inwoners kon voeden en bevorderde daarom nadrukkelijk emigratie. Een groot deel van de bevolking gaf aan die oproep gehoor en vertrok naar verre landen. Maar zelfs in die moeilijke tijd maakte Nederland de AOW tot de eerste algemene volksverzekering, want voor de oude generatie moest worden gezorgd. Toen waren er geen argumenten te horen over financierbaarheid. Nee, eerst werd voor de ouderen gezorgd en met het geld dat overbleef, werd het land weer opgebouwd. Toen stelde men nog de juiste prioriteiten.

Wij kunnen leren van de geschiedenis, mits die maar wordt onderwezen. Dat is ook het punt waar Forum voor Democratie mankementen in het beleid signaleert, maar die zullen we op een ander moment aan de orde stellen. Voor nu slechts een slotopmerking over de meest recente parlementaire geschiedenis, die van vorige maand. Forum voor Democratie was in de Tweede Kamer een van de twee partijen die tegen dit wetsvoorstel hebben gestemd, om principiële redenen; en terecht. Dit wetsvoorstel maakt namelijk onderdeel uit van een slechte reeks. Eerst is de pensioenleeftijd van 65 jaar losgelaten. Later sloeg de paniek toe en is de verhoging van de AOW-leeftijd versneld. Vier jaar later wordt die versnelling weer gedeeltelijk teruggedraaid. Verwacht de regering dat de mensen daarvoor "dank u wel" zullen zeggen? Ik denk niet dat ze dat zullen doen, want dit is niet duurzaam besturen. Dit wekt geen vertrouwen in de overheid. Forum voor Democratie heeft bij het debat in de Tweede Kamer een motie ingediend om de AOW-leeftijd te handhaven op 66 jaar, omdat de pensioenleeftijd hoort vast te staan in een beschaafde samenleving en niet moet worden verschoven als de AOW te duur wordt. Die motie kreeg echter onvoldoende steun.

In dit huis rest mij dan ook niet meer dan een smeekbede, een oproep aan de regering tot reflectie op het beleid ten aanzien van de oudedagsvoorzieningen als geheel, als kern van onze beschaafde samenleving. Met het oogmerk van reflectie wil ik graag afsluiten met enkele vragen op hoofdlijnen aan de minister. Wat de eerste pijler betreft: is de minister het met mij eens dat we de AOW moeten beschouwen als sociaal erfgoed waar we even zorgvuldig mee om moeten gaan als met cultureel erfgoed? Wil de minister in dat kader de AOW maken tot hoeksteen van het financiële beleid van de regering, dus er niet op bezuinigen in slechte tijden en verruimen in goede tijden, maar net zo behandelen als de staatsschuld? Daarvan zegt de regering ook niet: we lossen later af als we wat krap bij kas zitten. Nee, eerst worden de rente en de aflossing op de staatsschuld gebudgetteerd en vervolgens wordt gekeken wat de ruimte is voor ander beleid. Zou de regering de oudste volksverzekering ook zo willen behandelen? Eerst kijken wat er jaarlijks nodig is om de verplichting aan onze ouderen te voldoen en dan kijken hoeveel geld er nog over is voor zaken als subsidies ten behoeve van duurzaamheid, of de kosten van een ruimhartig immigratiebeleid. Met name ten aanzien van het laatste punt zou mijn partij de regering graag horen verklaren dat de AOW-uitkering aan Nederlandse bejaarden voorrang dient te hebben boven de kosten, gemoeid met immigratie. Het kan immers niet zo zijn dat de AOW wordt gekort omdat immigratie steeds duurder wordt.

Dan de tweede pijler. Zou de regering willen erkennen dat het Nederlandse pensioenstelsel, gebaseerd op kapitaaldekking, zich niet verhoudt met het monetaire beleid van de ECB? Realiseert de regering zich dat de heer Draghi met zijn bewust streven naar inflatie en lage rente de tweede pijler van het Nederlandse systeem van oudedagzorg uitholt? Zou de regering een eind willen maken aan de door de heer Hoogervorst aan de orde gestelde onbegrijpelijke politieke lijdzaamheid ten opzichte van de ECB? En zou de regering de heer Draghi willen aanspreken op de schade die hij toebrengt aan Nederlandse werkenden en gepensioneerden en duidelijk willen stellen dat deze kosten, verbonden aan de euro, geen onderdeel waren van de afspraken op basis waarvan wij toetraden tot de muntunie? Dan nog iets over de tweede pijler. Is de minister bereid om de kwaliteit van het bestuur van de Nederlandse pensioenfondsen alsnog te betrekken in het overleg over een nieuw pensioenakkoord?

Ten slotte een vraag over de derde pijler. Zou de minister van Sociale Zaken zijn collega van Financiën willen vragen om op te houden met te doen alsof spaarders meer rendement halen dan pensioenfondsen? Hij kan daarbij verwijzen naar het recente onderzoek van de Algemene Rekenkamer over forfaitaire heffingen. Is de regering bereid om deze financiële mishandeling van spaarders en beleggers op de meest eenvoudige manier te beëindigen, namelijk door het fictief rendement dat wordt gebruikt bij de vaststelling van de vermogensrendementsheffing gelijk te stellen aan de rekenrente die De Nederlandsche Bank voorschrijft aan pensioenfondsen?

Alles samenvattend, voorzitter. De fractie van Forum voor Democratie roept de regering op tot een diametraal andere benadering van het thema vergrijzing. Dat mensen ouder worden, dat is geen probleem, dat is de bedoeling. Dank u wel.

De tijdelijke voorzitter:

Meneer Frentrop, blijft u nog even staan. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. U bent de eerste van de nieuwe Kamerleden die zijn maidenspeech houdt, drie weken na uw beëdiging. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.

U studeerde enige tijd psychologie in Leiden voor u de overstap maakte naar bedrijfskunde in Delft. Na het behalen van uw doctoraal werd u financieel redacteur bij Het Financieele Dagblad en redacteur bij NRC Handelsblad.

Begin jaren negentig van de vorige eeuw maakt u de overstap van de journalistiek naar de financiële sector. Zo was u onder andere directeur/oprichter van Corporate Governance Services — het woord "governance" kwam ook een paar keer terug vandaag — en directeur van het aandeelhoudersadviesbureau Deminor Nederland. Uw affiniteit met het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen is terug te zien in uw ervaring als hoofd Corporate Governance van het pensioenfonds ABP.

In 2002 promoveerde u in de Economische wetenschappen aan de Universiteit van Tilburg op het onderwerp "Ondernemingen en hun aandeelhouders sinds de VOC". Het bestuderen van het bestuur van ondernemingen vormde ook de kern van uw hoogleraarschap Corporate governance & Capital markets aan Nyenrode Business Universiteit. Sinds 2014 bent u zelfstandig adviseur governancevraagstukken. Daarnaast bent u onder meer bestuurslid van het Nederlands Governance Genootschap, de Stichting Administratiekantoor Unilever en lid van de raad van toezicht Pensioenfonds Architectenbureaus. Ook heeft u verschillende publicaties op uw naam staan. Recent verscheen "Voor rede vatbaar, een filosofisch woordenboek", dat hier natuurlijk gelezen wordt.

Politiek actief werd u in 2016 toen u lid werd van de raad van advies van Forum voor Democratie. In 2017 was u zes maanden interim-partijvoorzitter toen uw politiek leider gekozen werd als lid van de Tweede Kamer. Sinds 11 juni bent u zelf Eerste Kamerlid.

Ik schors de vergadering voor een kort moment om de collega's de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech. Ik heb het voorrecht dat als eerste te doen.