Verslag van de vergadering van 2 juli 2019 (2018/2019 nr. 37)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.24 uur
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik zeg met de heer Knapen dank aan de vier collega's die, ik zou bijna zeggen, de moed hebben gehad om zich kandidaat te stellen en onderdeel te zijn van een openbaar debat om vervolgens te kunnen concluderen dat er uiteindelijk waarschijnlijk maar één winnaar zal zijn in de loop van deze middag. Betekent dat dan dat er drie verliezers zijn? Dat weet ik niet, want anders hadden we dit helemaal niet hoeven doen. Dank daarvoor.
Een aantal van de collega's kennen wij pas sinds kort. Dat geldt in ieder geval voor mijzelf. De heren Backer en Beukering ken ik ongeveer een maand. Tegen de heer Beukering zeg ik als voorzitter maar ook als collega dat wij in de afgelopen week in zijn hoedanigheid als lid van de commissie Koninkrijksrelaties goed hebben samengewerkt. De heren Ganzevoort en Bruijn kennen we al wat langer en het is eigenlijk een bevestiging van het beeld dat door meerdere van de kandidaten gesteld is, namelijk dat je een sterke basis hebt om in collegialiteit te kunnen werken. Die bevestiging is ontstaan en alleen maar gegroeid de afgelopen weken. Dat is een belangrijke basis.
We leggen de kandidaten natuurlijk uiteindelijk langs de lat van de profielschets, maar zeker als zij allen geschikt zijn, kijken we ook een beetje met een schuin oog naar wie de overige boegbeelden van de Hoge Colleges van Staat zijn, zoals daar zijn de Tweede Kamer, De Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman. Als we allemaal constateren dat verkiezingsuitslagen nogal versnipperd zijn, zou haaks daarop staan te veel partijpolitieke "macht" bij boegbeelden van Hoge Colleges van Staat.
Ik heb een enkele vraag, ook aansluitend op datgene wat de kandidaten gezegd hebben, waarbij ik het heb gewaardeerd dat zij een inzicht in hun persoonlijk leven hebben gegeven. De vraag die ik aan allen zou willen stellen, is: wanneer en waarom zijn zij lid geworden van de partij die zij hier in hun fractie vertegenwoordigen? Dan kunnen we dat afzetten tegen de veelal neutrale en objectieve rol die je als Voorzitter zou moeten hebben.
Een tweede vraag zou ik willen stellen aan de heren Backer en Bruijn en die sluit een klein beetje aan bij datgene wat mevrouw Rookmaker zegt. Onpartijdigheid en neutraliteit zijn belangrijk bij de Voorzitter van de Eerste Kamer. Vervolgens moet je af en toe misschien wel partijdig zijn, maar dan partijdig voor de Kamer, zeker als er druk gaat ontstaan vanuit het kabinet. Omdat het hier leden van coalitiefracties betreft, waarbij dat misschien toch iets ingewikkelder is, wil ik vragen hoe zij met die eventuele druk omgaan en hoe ze ermee omgaan als die druk wordt opgevoerd en eventueel verder wordt opgevoerd. Hoe zijn zij dan als Voorzitter partijdig als het gaat om de rol van onze Kamer? Vaak is dat de meerderheid van de Kamer, maar het zou ook wel eens een meerderheid kunnen zijn van de oppositie versus de coalitie. Hoe ga je daarmee om?
De tijdelijke voorzitter:
Wilt u afronden?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ten slotte een vraag aan de heer Beukering. Ik was getroffen door zijn motivatie. Een goed verhaal. Mijn vraag is: als hij Voorzitter wordt van deze Kamer, is dan het partijkartel doorbroken?
De tijdelijke voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Vanuit de fractie van D66, mevrouw Bredenoord.