Verslag van de vergadering van 2 juli 2019 (2018/2019 nr. 37)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.52 uur
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. In de eerste plaats mijn gelukwensen aan collega Frentrop. Ik constateer met de PVV dat ook 50PLUS steeds minder alleen staat over AOW en pensioen. Voor mij geen maidenspeech vandaag. Het AOW-voorstel maakt deel uit van het zogenaamde brede pensioenakkoord. Ik ga eerst uitvoerig op dit akkoord in.
Mevrouw Van Brenk, mijn collega in de Tweede Kamer, typeerde het akkoord in de Tweede Kamer vorige week als volgt: er is een akkoord bereikt over de problemen, maar er is nog geen akkoord over de oplossingen. Het lijkt, zeg ik, meer op een procedureafspraak met goede bedoelingen en intenties die door de stuurgroep moeten worden uitgewerkt en waarbij volgens Busker en Elzinga in het Financieele Dagblad van 17 juni de doelen vooropstaan. Ik citeer: "... een koopkrachtig en stabiel pensioen waarbij de middelen wat ons betreft minder relevant zijn." Naar aanleiding van Dijsselbloem hebben ze gezegd: "... dat we wat ons betreft nu aan alle knoppen kunnen draaien om die doelen te bereiken." Op de vraag van het Financieele Dagblad dat de knop rekenrente de marktrente is, antwoordt Busker: "Als we die doelen niet halen, dan gaan we weer terug naar de tafel. Wat ons betreft is het heilig dat we die doelen ook halen." Dat is wel heel harde en duidelijke taal. Graag een reactie van de minister. Het kabinet geeft samen met de sociale partners zelf ook aan dat, als de stuurgroep geen akkoord bereikt — ik schat in dat dit heel wel het geval kan zijn — de onderhandelingen dan naar het niveau van de onderhandelaars terug worden getild. Komen die er niet uit, dan is er geen akkoord, want het is immers een totaalpakket. Klopt mijn constatering, zo vraag ik de minister.
Ik heb een aantal vragen aan de minister. Wat gebeurt er als er op decentraal niveau geen overeenstemming wordt bereikt over de pensioenen? Gaat de tragere koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting dan niet door? Wanneer is de samenstelling van de stuurgroep bekend en wanneer wordt het rapport van die stuurgroep verwacht? Ik las ergens iets over negen maanden. Komt er ook een taakopdracht en hoe komt die tot stand? Komt er controle op de samenstelling van de stuurgroep en op de taakopdracht van die groep? Hoe worden wetenschappers, De Nederlandsche Bank en pensioenuitvoerders bij de stuurgroep betrokken? Bij alles of alleen bij de dubbele transitie zoals de minister aangaf? Hoe wordt in de stuurgroep omgegaan met het waarderingskader voor — daar komt ie — het collectief invaren waarbij de keuze van de waarderingsrente beslissend is? Is de stuurgroep niet stuurloos zolang de rekenrente als een zwaard van Damocles boven het akkoord hangt? 50PLUS meent dat de rekenrente en de afschaffing van de doorsneepremie de twee achilleshielen van het akkoord over pensioenen zijn.
Ik begin met de rekenrente. Het is de rekenrente, stupid. Dat is de mantra die ik al jaren gebruik. Die rekenrente ligt nu beneden de 1%. Er wordt gemeten met twee maten. In de politiek is er sprake van consequente manipulatie van de regels voor rente en rendementen. 1% rekenrente voor verplichtingen en 3% voor de pensioenpremies. Hoe is die 1% te verdedigen als voor de inkomstenbelasting in box 3 moet worden gerekend met een fictief rendement van 5,6% voor vermogen boven de 1 miljoen? Waarom dan met 1% rekenen voor het ABP met 400 miljard vermogen? Dat is toch niet uit te leggen? Wij vinden overigens met Forum voor Democratie dat het fictief rendement hard naar beneden moet, het liefst naar de rekenrente. Rutte gebruikte twee weken geleden de term "hysterisch" voor het AOW-akkoord van 2012. Ik gebruik hetzelfde woord "hysterisch" voor de rekenrente. Ik voeg eraan toe: Nederland is rekenrenteziek. Men herinnert zich de uitspraak van Lubbers bij de WAO en die miljoen arbeidsongeschikten: "Nederland is ziek." Wij zijn rekenrenteziek. Ik voorspel dat het r-woord voor de rekenrente politiek zal sneuvelen, net als recent het h-woord voor de hypotheekrente. De rekenrente gaat eraan en zal worden verhoogd. Ik voorspel dat, als dat niet gebeurt, er geen pensioenakkoord komt. Wil de minister hierop reageren?
De rekenrente vernietigt ons prachtige, huidige pensioenstelsel, maar ook het nieuwe stelsel zal eraan gaan. Het jaagt de dekkingsgraad verder naar beneden en onder de 100%, waar we nu zitten, betekent dat nog steeds kortingen, alle sprookjes van het kabinet ten spijt. De rekenrente is in beton gegoten en in Nederland verworden tot een geloofsartikel. Je gelooft er in of niet. Geen discussie alsjeblieft, zegt het kabinet, maar daar nemen wij geen genoegen mee. Dat zal ook nu blijken. De rekenrente is de risicovrije rente, samengesteld uit de renteverwachting tot 20, dadelijk 30 jaar, en de langetermijnrente tussen die 30 jaar en 60 jaar, de zogenaamde Ultimate Forward Rate, UFR. De tienjaarsrente staat nu op een dieptepunt van negatief 0,15%, het laagste ooit. De kortingen gaan er dus ook komen. De rekenrente betekent dat we 60 jaar moeten rekenen met dat fictief rendement van bijna 1% — misschien gaat het wel naar nul — terwijl de rendementen van de laatste 30 jaar gemiddeld 7% waren. De rekenrente-ellende is weer op scherp gezet door de minister en Klaas Knot doordat ze kort voor het mislukken van de onderhandelingen in november een bom onder een eventueel akkoord legden. Tot veler verbazing stelde de minister zich vorig najaar op het standpunt dat ook bij zachtere aanspraken — onthoud dat woord goed — in het nieuwe pensioencontract de risicovrije rente moet blijven gelden. Daarmee nam hij het advies van Knot over. Knot had nota bene in het kader van het debat in de Tweede Kamer vorig jaar bevestigd dat bij zachtere aanspraken de rekenrente kon worden aangepast. Ik dacht: die is binnen. Steeds is door de voorgangers van minister Koolmees en ook door de voorgangers van Knot bij De Nederlandsche Bank gesteld dat de risicovrije rente — lees de Handelingen erop na — noodzakelijk is voor de nominale aanspraken, zoals die in het huidige contract met zekerheden bestaan. Ik heb de minister toen in schriftelijke vragen om een onderbouwing gevraagd, maar zijn reactie heeft mij helemaal niet overtuigd. Ik vraag de minister nog eens uit te leggen waarom de rekenrente bij een zachtere aanspraak niet kan worden aangepast. Ik wijs erop dat pensioenaanspraken een loonafspraak zijn tussen werkgever en werknemer en geen financieel product. Daarbij past volgens mij geen marktwaardering alsof het wel een financieel product is. Er is geen markt voor pensioenen.
50PLUS heeft indertijd een initiatiefwetsvoorstel ingediend om de rekenrente voor vijf jaar te verhogen tot 2% en daarmee het rentedrukkend effect van het ECB-beleid te corrigeren. Dat was volgens De Nederlandsche Bank bijna 1,5% en volgens de ECB 1%. Het CPB heeft toen aangegeven dat mijn voorstel generatieneutraal was vanwege de tijdelijkheid van vijf jaar. Een 1% lagere rente door de ECB betekent een gigantische daling van de dekkingsgraad, namelijk met 15%. Ons voorstel in de Tweede Kamer werd helaas verworpen en komt dus niet hier. Het pensioenakkoord en het advies van Dijsselbloem hebben nog eens het gelijk van 50PLUS over de noodzaak van aanpassing van de rekenrente bewezen. 50PLUS is voor een rekenrendement van 2% tot 2,5%, misschien zelfs 3%. Dat is voorzichtig, realistisch en eerlijk. Graag een reactie van de minister.
De rekenrente heeft recent een dieptepunt bereikt, mede door een nieuwe aankondiging van Draghi. De rente wordt het komende jaar niet verhoogd, en verder houdt de ECB alle opties open voor opnieuw ingrijpen met opkoopprogramma's. Vandaag is de rente in Italië met dank aan Draghi beneden de 2% gekomen. Ook dat is een dieptepunt, maar dan in een andere betekenis dan ons dieptepunt voor de rekenrente. De tienjaarsrente is nu negatief 0,15%, en de rekenrente voor de verplichtingen staat nu onder de 1% bij die veel hogere rendementen. Het is bizar dat de pensioenpremies mogen worden berekend op basis van een verwacht rendement van tegen de 3% en dus niet kostendekkend zijn. Het kabinet heeft besloten tot invoering van de kostendekkende premie op basis van de rekenrente in plaats van op verwacht rendement, zoals 50PLUS steeds heeft geëist, zo lang de rekenrente geldt. Maar het zal leiden tot een enorme stijging van de premies en of een veel lagere opbouw. Kan de minister precies aangeven wat de gevolgen zijn voor de premies en de opbouw van de kostendekkende premie, bijvoorbeeld voor het ABP? Volgens Van Popta van het pensioenfonds voor de metaal, het PMT, zou het voor het PMT 9,2% premiestijging zijn en zou de premie, samen met het effect van de lagere rendementen van Dijsselbloem van 3,7%, stijgen van 22% tot 34,9%. Kan de minister dit bevestigen? Met dank aan de rekenrente, want voor de premies wordt nu voortaan ook die absurde rekenrente gebruikt. Een premieverhoging van bijna 50%! Welke gek verzint dit? Kan de minister deze cijfers van Van Popta bevestigen?
De fondsen zijn schatrijk maar worden straatarm gerekend. Het vermogen is na de crisis van 2008 verdubbeld van 700 tot 1400 miljard. Nederland heeft verreweg de laagste rekenrente in Europa. Wij zijn de risee van Europa. Het pensioenstelsel kan niet leveren wat het moet doen, namelijk indexeren. De Nederlandsche Bank heeft voorspeld dat met de huidige rekenrente voor 5 tot 10 miljoen deelnemers een korting dreigt van 5% tot 10% voor huidige en toekomstige gepensioneerden aan het eind van dit jaar of eind volgend jaar.
Dat was de reden voor GroenLinks en 50PLUS om recentelijk in de Tweede Kamer een initiatiefwetsvoorstel in te dienen om de pensioenfondsen meer tijd te geven om die dreigende kortingen te voorkomen. Het voorstel is om de hersteltermijn van vijf jaar met twee jaar te verlengen. Dat is met het pensioenakkoord des te meer van belang omdat het nieuwe stelsel in wetgeving pas in 2022 of nog later gereed is.
50PLUS had in mei in een afgewezen motie gevraagd kortingen te voorkomen als de dekkingsgraad boven 100% lag. De minister heeft in het debat over het akkoord toegezegd deze 50PLUS-motie alsnog uit te voeren. De minister is bereid om de fondsen extra tijd te geven en voorlopig niet te korten boven de 100% via artikel 142 van de Pensioenwet. Hoe lang, zo vraag ik de minister, is voorlopig en onder welke omstandigheden is de minister bereid dit permanent te maken? Of wordt dat later weer teruggedraaid en waarom dan?
Met het pensioenakkoord moet er gekort worden als de dekkingsgraad beneden de 100% ligt. Dat was overigens 104. Ik vraag de minister of hij bereid is kortingen in de komende twee jaar ook te voorkomen als de dekkingsgraad onder de 100% zou blijven, zoals nu het geval is. Dat kan bijvoorbeeld eind 2019 het geval zijn voor de metaalpensioenfondsen PME en PMT en eind 2020 voor ABP en Zorg en Welzijn.
De heer Van Pareren i (FvD):
Ik hoorde de heer Van Rooijen ergens in zijn fantastisch heldere betoog zeggen: welke gek heeft dit bedacht? Bedoelde u daarmee dat in het kabinet of in de ondersteunende ambtenarij zo iemand rondloopt? Of is dat de invloed van de EU op het Nederlandse beleid?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank voor uw vraag. Het begint bij de regels die wij in Nederland hebben gemaakt. Premier Rutte heeft mij destijds in de Eerste Kamer proberen wijs te maken dat hij niet over de pensioenen gaat, want dat zouden de sociale partners en de pensioenfondsen zijn. Nou, die hebben daar helemaal niets over te vertellen. Rutte is de enige in Nederland die verantwoordelijk is voor de regels die wij nu hebben, ook voor rekenrenteregels en voor de rekenrenteziekte die we in Nederland hebben. Bij die regels heeft Draghi een bom gelegd. Dat is destijds niet voorzien, maar is wel gebeurd. Wij zijn het enige land dat van die calvinistische regels heeft. Het beleid van Draghi leidt ertoe dat de rekenrente van 5% in 2005 geleidelijk naar 4% ging. Toen Draghi die maatregel nam, is de rekenrente in elkaar gedonderd naar bijna nul. De Nederlandse regels van Rutte in combinatie met het wanbeleid van Draghi leiden tot grote kortingen in Nederland.
Wie is er dan gek? Dat zijn er een heleboel. Ik heb wel eens gezegd dat Nederland geregeerd wordt door het ministerie van Financiën, De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau, instellingen hè. Ik noemde dat wel eens de trojka. Deze drie instanties bepalen wat er in Nederland gebeurt. Ik loop al wat langer mee en ik kan dat ook wel onderbouwen. Een kabinet, maar ook een Eerste en Tweede Kamer staan erbij en kijken ernaar. Als Financiën, De Nederlandsche Bank en het Planbureau zeggen: zo moet het, dan gebeurt het gewoon. Kijk nu bijvoorbeeld naar het rapport-Dijsselbloem. De dag na het akkoord stuurt de minister een brief naar de Kamer, zet er een stempel op en klaar. Dat deed hij overigens ook met het standpunt van Knot vorig jaar dat bij zachtere aanspraken toch de risicovrije rente moet gelden. De minister had toen wat meer bedenktijd nodig, want Knot was het eerst met mij eens en daarna niet meer. Hoe leg je dat uit? Twee weken later kwam er een brief. Knot en Koolmees waren het samen weer eens. Ook bij zachtere aanspraken blijft de rekenrente gewoon de risicovrije rente.
Ik probeer hiermee aan te geven hoe het systeem werkt. Het zijn regels van Rutte, het beleid van Draghi en drie instanties in Nederland die dit met elkaar bekokstoven. Zij willen daar niet over nadenken en ook niet over praten. Zij willen dit in beton gegoten geloofsartikel houden en er geen discussie over hebben. Toen ik met mijn initiatiefvoorstel in de Tweede Kamer kwam, vond de coalitie dat ik eigenlijk mijn mond moest houden, want de rekenrente is in beton gegoten. Daar mag niet over gepraat worden. Alleen de SP, de PVV, wij en ook Forum hebben gezegd dat wij dit wel gaan doen. Dat blijf ik hier ook doen.
De tijdelijke voorzitter:
Mag ik de heer Van Pareren, ik zie ook de heer Schalk, vragen om zich bij de AOW-vraagstukken te houden. Dit is uiteraard een vraag die ermee verbonden is, maar als we het onderwerp rekenrente heel breed gaan uitdiepen, vrees ik dat we in tijdnood gaan komen. Als u uw interruptie wilt afronden, graag.
De heer Van Pareren (FvD):
Ik rond deze hierbij af. Dank u voor de uitleg.
De heer Schalk i (SGP):
Ik wilde niet doorgaan op de rekenrente. Ik weet zeker dat de heer Van Rooijen meer kennis van de rekenrente in zijn pink heeft dan ik in mijn hele lijf. Die discussie wil ik niet aangaan. Ik wil wel heel graag vragen wat de bedoeling van zijn betoog is ten aanzien van de wet die we vandaag bespreken, namelijk de temporisering van de verhoging van de AOW.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, daar kom ik uiteraard aan het slot van mijn betoog op terug. Als u daar nog even op wilt wachten ...
De tijdelijke voorzitter:
Mag ik u dan uitnodigen om daarnaartoe te werken?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter, maar ik ga over mijn eigen spreektijd.
Kritische dekkingsgraden gaan als gevolg van het akkoord stijgen met gemiddeld 6,5% tot 96,5%. Dat betekent dat er definitief gekort moet worden voor als de kritische dekkingsgraad onder de 96,5% komt. Dat was 90%. Als de dekkingsgraad vijf jaar onder de 100% is, moet er onvoorwaardelijk worden gekort. Die kortingen blijven gewoon op tafel. De dekkingsgraad is onder de 100%. Onder de 100% wordt gekort als je daar vijf jaar onder zit. Als de kritische dekkingsgraad onder de 96,5% komt, wordt er ook gekort. Daar zitten we dit moment op.
Bij het pensioenakkoord zijn ronkende teksten uitgesproken door Rutte en de minister dat indexatie weer mogelijk wordt. Maar dan moeten de dekkingsgraden wel boven de 100% liggen en daar ziet het nu nog niet naar uit door de lage rente. Hoop is dan een schrale troost, ook voor de vakbonden. Wil de minister erkennen dat indien de dekkingsgraad eind 2019 beneden de 100% blijft er toch gekort moet worden? Eind mei waren voor die twee metaalfondsen de dekkingsgraden gedaald tot 93,5% en ook voor ABP en Zorg en Welzijn. Volgens berekeningen van vandaag in Pensioen Pro is de dekkingsgraad in juni gelijk gebleven, ondanks de geweldige aandelenrendementen, want de rekenrente is weer verder gedaald. Het is vechten tegen de bierkaai. En kan de minister bevestigen dat als deze rekenrente zo laag blijft, de dekkingsgraad onder de 100% kan blijven en er dus niets terechtkomt van de indexatieambitie? Wel korten en niet indexeren.
Ik kom dan nu op het advies van de commissie-Dijsselbloem, hier eerder genoemd. Het advies van de commissie kwam de dag na het sluiten van het pensioenakkoord en sloeg in als een bom. De langetermijnrente, de UFR, wordt tegen de verwachting in verlaagd met als gevolg dat de dekkingsgraad met 2,5% extra daalt met ingang van 2021. Dat advies geldt formeel onder het huidige contract, maar de commissie heeft aangegeven dat deze UFR niet anders zal zijn onder het nieuwe stelsel. En daarmede is dat een nieuw slot op de deur van de beloofde indexatie.
Kan de minister nog eens uitleggen of het advies van de commissie-Dijsselbloem ook geldt onder het nieuwe contract? Dat bleef in de Tweede Kamer vorige week onduidelijk. De minister sprak over een andere impact van het Dijsselbloemadvies. Er werd steeds verwezen naar het bereiken van de doelen en openstaande middelen. Ik kon het niet echt volgen. Klopt het dat de minister een opening lijkt te bieden? Kan in dat kader van doelen ook de risicovrije rente heroverwogen worden? Wat vindt de minister van het pleidooi van 50PLUS in de Tweede Kamer voor een nieuw advies van de parametercommissie voor het nieuwe contract? En is de minister bereid een onafhankelijke rekenrentecommissie in te stellen die moet onderzoeken of de zachtere aanspraken een risicovrije rente noodzakelijk maken? Dijsselbloem heeft ook nieuwe en lagere parameters vastgesteld voor de rendementsverwachtingen, die gelden vanaf 2020. Kan de minister aangeven wat de gevolgen daarvan zijn voor bijvoorbeeld het ABP?
Er is in ons land iets vreemds aan de hand met deze langetermijnrente. Die is verschillend voor verzekeraars en pensioenfondsen. Dat is vreemd omdat er uiteraard maar één langetermijnrente bestaat. Die kan dus per definitie alleen maar gelijk zijn voor iedereen, voor de fondsen én de verzekeraars. Destijds is de UFR ingevoerd. Die was toen voor verzekeraars en pensioenfondsen uiteraard gelijk en stond vast op 4,2%. Een op verzoek van D66 aan de overkant schielijk ingestelde UFR-commissie heeft kort daarna voor de fondsen een afwijkende UFR vastgesteld, variabel en in tien jaar dalend naar de risicovrije rente. De UFR gaat dus richting nul en bestaat over een paar jaar helemaal niet meer. Dijsselbloem heeft dan ook niks meer te doen.
Volgens de regels van de Europese toezichthouder EIOPA mag elk land voor de pensioenfondsen de hoogte van de UFR zelf bepalen, maar daar gaan we weer: wij kiezen de laagste UFR in heel Europa. De Europese toezichthouder EIOPA heeft vorig jaar aangegeven de Nederlandse UFR niet stabiel te vinden. Voor de verzekeraars geldt nog steeds Solvency II en is de langetermijnrente steeds vastgesteld op een vast percentage, eerst op vast 4,2% en inmiddels ietsjes verlaagd naar vast 3,6%.
Voorzitter, het SER-advies. Ik citeer: "De SER adviseert om pensioenaanspraken in alle pensioencontracten te blijven waarderen op basis van de risicovrije marktrente. Het kabinet hecht veel waarde aan deze objectieve en generatieneutrale waarderingsmaatstaf." De minister geeft een grammofoonplaatantwoord op de schriftelijke vragen van het CDA van vorige week, waarbij mijn fractie zich aansloot, over de risicovrije rente. Ik heb het nu in vier jaar tientallen keren gehoord en die grammofoonplaat is altijd hetzelfde: de rekenrente blijft altijd zoals die is, wat er ook gebeurt en verandert. Daarom stel ik dat weer aan de orde.
Voorzitter. Een heikel probleem was, is en blijft het zogenaamde collectief invaren: het omzetten van de bestaande aanspraken en rechten in een nieuw contract. Het kabinet is bereid om collectief invaren te faciliteren en de regels daarvoor indien nodig wettelijk vast te leggen. Daartoe zal een waarderingskader worden ontwikkeld voor de omzetting naar het nieuwe contract. De beslissing om bestaande aanspraken om te zetten is aan de sociale partners. Maar de regels bepaalt de politiek. Ik wijs op het individueel bezwaarrecht tegen deze omzetting op grond van artikel 83 van de huidige Pensioenwet.
Ik heb hierover de volgende vragen. Kan de minister toelichten hoe hij denkt het probleem van invaren op te lossen? Wordt artikel 83 afgeschaft, zoals dat ook het geval was bij het reële contract? Kan de minister uitleggen hoe dit waarderingskader wordt ontwikkeld? Ook hier gaat het om de rekenrente waartegen de omzetting plaatsvindt. Het zal duidelijk zijn dat de keuze van de waarderingsrente een grote invloed heeft op de waarde waartegen rechten worden omgezet. Wordt dan de risicovrije rente of een hogere rente gebruikt? Dat is voor de gepensioneerden van heel groot belang. Ik vrees een groot gevecht over de verdeling van die pot van 1.400 miljard tussen de werkenden en niet meer werkenden. Ik vrees ook dat deze waarderingsrekenrente gemanipuleerd kan worden en zal leiden tot een nieuw generatieconflict. Kan de minister deze vrees wegnemen?
Voorzitter, vanwege de tijd sla ik de doorsneepremie even over en ga ik nu over tot het wetsvoorstel.
Voorzitter. De bevriezing van de AOW-leeftijd voor twee jaar is een verlichting voor de burgers. Daar zijn beide Kamers als regel in beginsel positief over. Maar budgettair gaat het over aanzienlijke bedragen: incidenteel voor de AOW 5,3 miljard en extra nog bijna 3 miljard, in totaal 8 miljard. De komende vijftien jaar moet worden bezuinigd op de uitgaven en moeten lasten worden verhoogd tot in totaal 8 miljard. Zolang het budgettair incidenteel is kun je blijkbaar grote budgettaire bokkesprongen maken, dure besluiten nemen en de rekening neerleggen bij vier volgende kabinetten in de toekomst. Regeren is achteruit zien.
Voorzitter, ik kan kort zijn over het voorstel. Het is niets meer dan een sigaar uit eigen doos van Rutte II en ook uit eigen PvdA-doos. Immers, dit voorstel draait alleen de versnelling van de verhoging naar 67 jaar terug. Het is meelijwekkend dat Asscher in de Tweede Kamer zijn excuses heeft aangeboden voor dit foute besluit dat hij als minister steeds heeft verdedigd. Vergeleken met het basisbesluit van 2012 zijn we weer terug bij het hysterische besluit van Rutte I dat mede tot stand kwam via de bevriende oppositie van D66, GroenLinks en de ChristenUnie. Dat werd verdedigd als een crisismaatregel. Welnu, die crisis is voorbij. De hoogte van de AOW-leeftijd is een puur politieke beslissing.
Voorzitter, tot slot. Voor 50PLUS geldt dat deze bevriezing een stapje in de goede richting is. Dat steunen wij, evenals de tijdelijke regeling van vijf jaar om eerder te stoppen. Maar wij willen een permanente regeling. Graag een reactie van de minister. Ook de zachtere koppeling aan de levensverwachting is een stap in de goede richting. Collega Kox verwees al naar de situatie in Duitsland. Merkel heeft in de campagne besloten dat de pensioenleeftijd op 67 blijft. Wij gaan na 2025 hard richting 70 jaar. Ik zou de minister nog eens het advies mee willen geven om over dat Duitse voorbeeld na te denken.
Voorzitter. 66 is goed maar 65 is nog beter. Dank u wel.
De tijdelijke voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. U keert terug na een verblijf in de Tweede Kamer. Het is dus geen maidenspeech. U moet het dus doen met een welkom van de voorzitter aan een oud-collega.
Het woord is aan mevrouw Oomen.