Plenair De Bruijn-Wezeman bij voortzetting behandeling Inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren



Verslag van de vergadering van 9 juli 2019 (2018/2019 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.03 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben de brief vanmiddag ontvangen. Dank u wel daarvoor, staatssecretaris. Daarin wordt meer expliciet aangegeven dat het vandaag niet behandelen van of niet stemmen over het wetsvoorstel mogelijk risico's inhoudt voor het ophogen van het kindgebonden budget voor paren. Dat mogelijke risico vinden wij te groot om vanavond niet over het wetsvoorstel te stemmen, want wij willen er gewoon niet aan bijdragen dat deze verhoging van het kindgebonden budget niet per 1 januari kan plaatsvinden. Mijn fractie adviseert dus toch om het vanavond in stemming te brengen.

De voorzitter:

Mevrouw De Bruijn-Wezeman, wilt u nog even blijven staan? Er is een interruptie voor u van mevrouw Sent.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik zou mevrouw De Bruijn graag willen vragen hoe zij de onderbouwing in de brief beoordeelt.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik heb vanmorgen aan de staatssecretaris gevraagd wat er procedureel nodig is om ervoor te zorgen dat in ieder geval datgene wat het wetsvoorstel regelt, namelijk een ophoging van het kindgebonden budget voor paren, ook daadwerkelijk doorgang gaat vinden per 1 januari aanstaande. Ik begrijp uit de brief — nogmaals, ik lees dat ook echt in de onderbouwing van de brief — dat daar voor de Belastingdienst de nodige voorbereidende werkzaamheden zijn, dat er een voorschot moet komen dat al in december uitbetaald moet worden, dat de mensen daarvóór nog benaderd moeten worden per brief en dat daar gewoon tijd voor nodig is. Bovendien begrijp ik uit de brief dat als wij het wetsvoorstel niet vóór 1 september aanvaarden we het budget dat daarmee gemoeid gaat, namelijk de €500.000 die onderdeel is van het wetsvoorstel, in feite gewoon niet hebben verankerd in de besluitvorming over de wetgeving. Dat risico wil ik gewoon niet lopen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb nog één vraag. Ik wijs mevrouw De Bruijn er graag op dat we regelmatig voorbereidende werkzaamheden bij de Belastingdienst doorvoeren, nog voordat een wetsvoorstel is aanvaard. Het Belastingplan is daar een mooi voorbeeld van. In december stemmen we erover en voorafgaand daaraan vinden er al voorbereidende handelingen plaats bij de Belastingdienst. De vraag die ik nog heb aan mevrouw De Bruijn is of zij op de hoogte is van de berichtgeving van het kabinet bij de behandeling van dit wetsvoorstel, waarin de Kamer werd aangespoord om het wetsvoorstel voor het reces af te handelen. Want dat is mij namelijk niet bekend.

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

Ik ben niet op de hoogte van de reactie van het kabinet daarover. Ik heb daar zojuist wel bij de staatssecretaris naar geïnformeerd, maar misschien kan zij zelf antwoord geven op de vraag waarom dit wetsvoorstel dan niet eerder geagendeerd is voor deze Kamer omdat het vóór 1 september afgehandeld moest worden.

Mevrouw Sent (PvdA):

Als laatste. Vindt mevrouw De Bruijn het dan met mij bijzonder dat het nu aan de orde komt en dat het niet eerder aan de orde is geweest in de commissie?

Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):

In die zin is het wellicht bijzonder als er in een procedure iets fout loopt. Ik kan me voorstellen dat u daar vraagtekens bij hebt. Aan de andere kant hebben we het hier vanmorgen ook over kafkaiaanse toestanden gehad, namelijk dat mensen bijvoorbeeld niet krijgen waar ze recht op hebben als wij zo strak vasthouden aan bepaalde regelgeving. Ik wil daar niet aan meedoen door in deze Kamer te zeggen: wij houden er strikt aan vast; dit is niet van tevoren aangevraagd; dit is de regel en wij gaan pas stemmen over dit wetsvoorstel wanneer de novelle of de wetswijziging voorligt. Daar wil ik dan niet aan meedoen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Van Gurp van GroenLinks of hij behoefte heeft aan een derde termijn. Nee. Dan de heer Ester. Die heeft geen behoefte aan een derde termijn. Dan is het woord aan de heer Kox.