Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 16.49 uur
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik constateer dat bij de vraag wat zijn belangrijkste overweging is om Noord-Macedonië te laten toetreden tot de NAVO zijn belangrijkste argument is: we hebben staand beleid, het opendeurbeleid, beloofd is beloofd en we zouden onbetrouwbaar zijn als we de belofte niet nakomen. Als ik dan vraag wat de essentiële bijdrage is die Noord-Macedonië zou leveren voor onze veiligheid en de veiligheid van het huidige bondgenootschap, krijg ik daar geen duidelijk antwoord op, anders dan dat hij opnieuw verwijst naar de missie in Afghanistan. Daar denkt mijn fractie fundamenteel anders over, maar ook die missie is uiteindelijk een geringe missie. Het lijkt me dat die geen doorslaggevend argument kan zijn.
Ik schrok eerlijk gezegd van het antwoord van de minister op mijn vraag of het opendeurbeleid ook onverkort geldt voor Georgië en Oekraïne. Ik constateer dat deze minister van mening is dat het opendeurbeleid ook voor die landen moet gelden en dat dat kennelijk niet opweegt tegen mogelijke geopolitieke gevolgen. Ik vraag de minister of hij iets kan zeggen over wat volgens hem de geopolitieke gevolgen zouden kunnen zijn van het toetreden van deze twee landen, Oekraïne en Georgië. Is hij bijvoorbeeld op de hoogte van de kritiek die er later is gekomen op de belofte die in 2008 door de NAVO is gedaan? Ook voormalig secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer — ik haalde hem al eerder aan — heeft achteraf gezegd dat die belofte een fout is geweest. Dan kan de minister wel zeggen dat we betrouwbaar moeten zijn et cetera, maar — en ik chargeer nu — als die betrouwbaarheid bij wijze van spreken leidt tot een Derde Wereldoorlog of een groot internationaal conflict, moet je je afvragen of je dat moet willen.
Betrouwbaarheid of gedane beloftes zijn belangrijk, maar je kunt ook zeggen: in 2008 hebben we die belofte gedaan, misschien onder druk van de Amerikanen destijds, maar dat had niet moeten gebeuren en we komen erop terug. Kennelijk geldt voor de minister — en dat geldt voor Noord-Macedonië en in het algemeen — dat we de risico's op de koop toe nemen of verder niet wegen. Het gaat erom dat we vasthouden aan het recht van die landen om toe te treden tot de NAVO.
Ten slotte de discussie over de sanctiemogelijkheden die niet geboden worden door het huidige verdrag. Het huidige verdrag voorziet er niet in dat een land geschorst kan worden of uit de NAVO gezet kan worden. De minister zegt daarover dat die discussie nu gaande is naar aanleiding van de casus Turkije en dat we die discussie verder moeten afwachten. Hij zegt dat erover gesproken wordt. Het is misschien goed dat daarover gesproken wordt, maar ik zou de minister willen vragen of hij een tipje van de sluier kan oplichten. Waar denkt hij zelf aan qua mogelijkheden? Biedt artikel 60 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht niet nu ook al een mogelijkheid? Hoe kijkt hij daartegen aan?
De voorzitter:
Dank u wel. Minister, bent u in staat om direct te reageren op de vragen?