Verslag van de vergadering van 19 november 2019 (2019/2020 nr. 7)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 22.56 uur
De heer Frentrop i (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Dertien uur na het begin van de eerste termijn nu de tweede termijn. Het goede nieuws dat ik heb opgepikt van de minister, is dat ik een heel voorzichtige bereidheid bij hem heb aangetroffen om in het beleid ook te kijken naar de gewenste en beste bevolkingsomvang in Nederland. Een heel voorzichtige bereidheid, want hij gaat een studie die daar toch al over wordt gemaakt ook naar de Eerste Kamer sturen. Ik hoop dat ik daarmee het zaadje heb geplant, zodat ook dit begrip, de dichtheid van de bevolking in Nederland, wordt opgenomen in het brede welvaartprincipe dat we gebruiken bij het langetermijnbeleid en dat het misschien wel een doorslaggevende factor kan worden.
Een minder positief punt vind ik dat de minister zegt dat het met de collectieve lasten — daar maak ik mij enigszins zorgen over, omdat die de 40% naderen — volgend jaar wel meevalt, dus dat het allemaal net zo erg is. Even later hoorde ik dat er bij de argumentatie om Invest-NL op te zetten, werd gezegd dat in 2030 — dat is ietsje verder — de collectieve lasten in Nederland mede door de vergrijzing zo hoog zijn dat we een investeringsfonds nodig hebben om daar wat aan te doen. Ik maak me dus grote zorgen over de collectievelastendruk in Nederland. Mijn collega's in de Kamer, vooral de mensen die veel aan de interruptiemicrofoon waren, hebben de neiging om te denken dat veel overheidsuitgaven en overheidsinvesteringen ons zouden kunnen redden van verschillende rampspoeden. Ik wil ze erop wijzen dat op het moment dat de collectieve lasten in een land de grens van 40% bereiken — dat is niet zomaar een grens — meer overheidsgeld uitgeven niet meer werkt. Dat stimuleert de economie niet meer. Er zijn vandaag verschillende economen geciteerd. Dit zijn economen van het IMF die dat hebben uitgezocht en de Raad van State heeft die aangehaald in zijn adviezen. Ik maak mij dus zorgen over de collectieve lasten en dat blijf ik doen.
Ik heb bepleit om het verdienvermogen onder de Nederlandse bevolking te laten groeien door de lasten te verlichten. Ik heb geprobeerd de staatssecretaris ten aanzien van de zelfstandigenaftrek op andere gedachten te brengen — meer kan ik niet doen in deze Kamer — en ik heb niet gemerkt dat dat gelukt is. De zelfstandigen blijven dus structureel 450 miljoen gekort worden de komende jaren. Die moeten dus harder werken voor hetzelfde geld. Het is een bedrag van 450 miljoen. Mij kwam in gedachten dat dat precies hetzelfde is als de 460 miljoen die de leraren hebben afgewezen als onvoldoende, maar daarmee worden kleine ondernemers in Nederland extra belast, structureel, voor altijd, tot in de eeuwigheid.
Dan de reactie van de staatssecretaris op de vermogensrendementsheffing. Die kwam wat later op de avond en misschien werd ik daardoor nog wat somberder, of teleurgesteld moet ik zeggen. De staatssecretaris betoogde dat het forfaitaire rendement best eerlijk was omdat hij dat bij aandelen bekijkt op een lange termijn van vijftien jaar terug. Ik denk dat hij daarmee vooral de heer Van Rooijen heel blij zal maken. Als zijn collega dat ook zou doen bij de pensioenfondsen en zou kijken naar het rendement van de afgelopen vijftien jaar, hebben we geen enkel probleem. Ik vind het een beetje flauw dat de minister private Nederlanders op deze manier met een kluitje in het riet blijft sturen.
Ik heb nog wat tijd over, maar ik zal die niet benutten. Die gun ik aan de gehele Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Frentrop. Dan geef ik het woord aan de heer Wever voor zijn tweede termijn.