Verslag van de vergadering van 2 december 2019 (2019/2020 nr. 9)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.39 uur
De heer Koole i (PvdA):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Wij buigen ons vandaag over de vraag of de Eerste Kamer kan instemmen met de rijkscoördinatieregeling, die — het is al eerder gezegd — met het oog op een nationaal belang, de veiligheid van Nederland, in feite de lokale democratie opzijzet. De gemeente West Betuwe is immers tegen plaatsing van de militaire radar in Herwijnen.
Als PvdA-fractie zijn we vanzelfsprekend voor een zo groot mogelijke veiligheid voor Nederland en betwisten we de noodzaak van goede radardetectie niet. Over de technische aspecten van de noodzakelijke radardetectie oordelen wij als Kamer niet. Wij oordelen wel over de vraag of het nationale veiligheidsbelang het opzijzetten van de lokale democratie in dit geval rechtvaardigt. Voordat je dat doet, moeten er wat onze fractie betreft zwaarwegende redenen zijn en moet grote zorgvuldigheid zijn betracht, alles in het werk zijn gesteld om de lokale bevolking te informeren en geluisterd zijn naar hun argumenten. Niet voor niets is er een zware borging vereist voor de inzet van de rijkscoördinatieregeling, namelijk de instemming van beide Kamers der Staten-Generaal.
Helaas moeten we met de staatssecretaris constateren dat de communicatie met de inwoners van de gemeente West Betuwe, met name die van Herwijnen, geen schoonheidsprijs verdient, om het met een understatement te zeggen. Inmiddels is het ministerie twee onderzoeken begonnen: een naar de cumulatieve effecten van straling door verschillende radars, en een ander naar mogelijke alternatieve locaties. Deze zijn volgens de brief van de staatssecretaris van 22 november jongstleden "in volle gang". Het onderzoek naar alternatieve locaties wordt volgens dezelfde brief naar alle waarschijnlijkheid medio december, dus over anderhalve week, afgerond.
De fractie van de Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat beide onderzoeken aan de hoogste eisen van zorgvuldigheid voldoen. Is de staatssecretaris het daarmee eens en, zo ja, waaruit blijkt die zorgvuldigheid dan? Wanneer dat namelijk niet het geval zou zijn, zou de bewoners een fopspeen worden voorgehouden, en ik kan me niet voorstellen dat de regering dat zou willen.
Neemt de regering ook de zorgen van de inwoners van Herwijnen mee in deze onderzoeken, zoals daar zijn: de twijfel of de militaire radar wel een lager vermogen heeft dan 100 kW, of de milieucategorie van 3.2, waarin de radar wordt geplaatst, wel de juiste is en of in het onderzoek naar cumulatie van straling wel rekening wordt gehouden met een gelijktijdige piekbelasting van de KNMI-radar en de Defensieradar, in combinatie met nog andere straling van onder meer de scheepvaartradar op de Waal? Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze en andere zorgen van de bewoners serieus aan de orde komen in deze onderzoeken?
Wanneer de staatssecretaris het met mij eens is dat beide inmiddels gestarte onderzoeken aan de hoogste eisen van zorgvuldigheid dienen te voldoen, kan de staatssecretaris dan ook bevestigen dat deze onderzoeken dus ook mogelijk zijn zonder daarvoor eerst uitvoering te geven aan de rijkscoördinatieregeling, en dat inroeping van de rijkscoördinatieregeling dus niet nodig is om de zorgvuldigheid van beide onderzoeken te garanderen?
Meneer de voorzitter. Voor het beroep op een nationaal veiligheidsbelang om in dit geval, dat van de mogelijk te plaatsen nieuwe militaire radar in Herwijnen, de rijkscoördinatieregeling in te roepen, is een algemene uitspraak dat Nederland goede radardetectie nodig heeft en dat dus een nationaal veiligheidsbelang aan de orde is, onvoldoende. Nogmaals, de noodzaak van goede radardetectie achten wij ook een groot nationaal veiligheidsbelang, maar daarmee is nog niet gezegd dat die radar alleen in Herwijnen geplaatst kan worden. Pas als uit een serieus en zorgvuldig onderzoek naar verschillende alternatieve locaties dwingend zou blijken dat Herwijnen de enige of veruit de beste locatie is voor de nieuwe radar, en de gemeente zich ook in dat geval zou verzetten tegen plaatsing, komt inroeping van de rijkscoördinatieregeling aan de orde. En dan nog geldt dat tevens aan alle vereisten voor een gezonde leefomgeving moet worden voldaan. Een dergelijk serieus en zorgvuldig onderzoek naar de verschillende locaties heeft in de periode 2012-2014 niet plaatsgevonden. Is de staatssecretaris het daarmee eens? In de brief van 22 november wordt de locatie Gilze-Rijen onder meer afgewezen, omdat het noordwestelijk deel van de Randstad niet goed zou worden afgedekt. Begrijpt mijn fractie hieruit goed dat het gehele Nederlandse grondgebied zo compleet mogelijk door militaire radardetectie moet zijn afgedekt, vraag ik de staatssecretaris. Indien dat het geval is, zou zij dan de Kamer de kaarten willen zenden waaruit dat blijkt? Want in de brief van 22 november, waarin kaartjes staan die meegezonden zijn, is alleen de detectiecapaciteit op lage hoogte opgenomen in drie plaatsen: Nieuw-Milligen, Herwijnen en Gilze-Rijen. Het detectiegebied van de radar in Wier, in Friesland, is niet opgenomen. Ik neem aan dat die radar geheel Noord-Nederland afdekt. Is dat juist? Maar in alle geleverde kaartjes in de brief van 22 november valt een belangrijk deel van de provincie Zeeland buiten het detectiegebied. Valt dat deel niet onder de detectiecapaciteit op lage hoogte van militaire radars, zo vraag ik de staatssecretaris. Als dat zo is, is dat minder erg dan het noordwestelijk deel van de Randstad dat er buiten valt? Want dat laatste wordt namelijk gezien als een belangrijke reden waarom de radar in Herwijnen zou moeten worden geplaatst.
Meneer de voorzitter. In de brief van 22 november wordt tevens gesproken over de windmolenparken in de provincie Flevoland, waarvan de bouw niet door kan gaan als de radar in Nieuw-Milligen zou blijven staan. Betekent dit dat nergens in de op de bijgeleverde kaartjes geprojecteerde gebieden kan worden gebouwd, vraagt mijn fractie aan de staatssecretaris, ook niet in het detectiegebied dat door de radar in Wier wordt bestreken? Wanneer het Nederlandse grondgebied, inclusief de Nederlandse territoriale wateren, vanwege het nationale veiligheidsbelang onder militaire radardetectie op lage hoogte zou moeten vallen, hoe zit het dan met de bouw van windenergieparken in dat gebied? Werken die dan niet verstorend op de radardetectie?
Tot slot. Wanneer de staatssecretaris aangeeft dat het onderzoek naar de alternatieve locaties zeer waarschijnlijk medio december gereedkomt, ligt het dan niet voor de hand om de resultaten daarvan af te wachten, alvorens uitvoering te willen geven aan de rijkscoördinatieregeling? Dat is voor een zorgvuldig afwegingsproces in deze Kamer van belang, en het is zeker voor het herstel van vertrouwen bij de mensen in Herwijnen belangrijk. Tijdverlies levert het niet op, want ook binnen de rijkscoördinatieregeling zal op de uitkomsten hiervan moeten worden gewacht. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het, wanneer de Kamer wacht tot de onderzoeksresultaten gereed zijn alvorens de Kamer besluit over instemming met de rijkscoördinatieregeling, geen noemenswaardig tijdverlies oplevert?
De nationale veiligheid is van groot belang, maar dat geldt evenzeer voor de mensen in Herwijnen en de lokale democratie in West Betuwe. Mijn fractie ziet dan ook uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koole. Dan geef ik graag het woord aan de heer Ganzevoort.