Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.46 uur
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Voorzitter. Afgelopen maandag is in Madrid de 25ste klimaattop gestart in Madrid, dankzij een stoer besluit van de Spaanse demissionaire regering, in het bijzonder van de ambtsgenoot van de minister, de Spaanse minister van ecologische transitie, die de Chilenen uit de brand wilde helpen, omdat kennelijk de Spaanse regering vond — en geheel terecht — dat deze top moest doorgaan.
Gisteren, bij de opening van deze top — ik vraag de minister van Economische Zaken en Klimaat daar een korte reflectie, een korte reactie op te geven — heeft de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Guterres, vrij zware woorden gesproken. Daar was reden toe, want het vorige week verschenen Emissions Gap Report 2019, dat de stand weergeeft van het mondiale klimaat, is buitengewoon verontrustend. Kort gezegd, we zijn als wereldgemeenschap nog helemaal nergens. Het gaat glad de verkeerde kant op. De emissies stijgen, ook in 2018. Wij moeten nu echt aan de bak. Alle woorden moeten nu omgezet worden in daden. Ik vraag de minister om een korte beoordeling van dit Emissions Gap Report 2019, want als wij zo doorgaan, zoals ik ook al heb gezegd tijdens de algemene financiële beschouwingen, dan draagt het maximum van 1,5°C wereldwijde temperatuurstijging in het komende decennium te worden bereikt. En wij weten van hetzelfde IPCC wat de gevaren zijn van elke temperatuurstijging boven deze 1,5°C. Graag een reactie.
Het is voor de fractie van GroenLinks volstrekt duidelijk dat niet alleen regeringen, maar ook alle maatschappelijke partijen een grote opgave hebben te vervullen om de klimaattransitie met spoed te gaan realiseren. Dat geldt ook voor de financiële sector. Mijn fractie vindt het daarom ook prachtig nieuws dat bij het in de zomer gereedgekomen Klimaatakkoord de Nederlandse financiële sector zich zo zwaar heeft willen committeren aan de transitie die belegd is met dit Klimaatakkoord.
Het is interessant — ik vraag de minister ook daarop te reageren — wat de laatste berichten uit diezelfde financiële sector zijn. Ik verwijs naar twee berichten. Ten eerste het rapport van Carbon Tracker, Apocalypse Now, dat een overview geeft van de huidige situatie in de markt van kolencentrales. Dat is interessant, omdat dit ook weer een bron van goed nieuws is. Carbon Tracker vertelt ons in dit rapport, dat in oktober is uitgekomen, dat in Europa, maar ook daarbuiten, de kolensector overwegend rode cijfers schrijft. Dit komt doordat de energietransitie hortend en stotend eindelijk op gang komt. En dat komt omdat daarin zon en wind dankzij een spectaculaire kostendaling een grote rol nemen, veel harder dan voorzien. En gelukkig maar. Dit zijn de transities zoals wij ze graag zien bij GroenLinks.
Het laatste is echter ook een aanwijzing — ik vraag de minister daarom om daarop te reageren — dat de kolensector in Europa, misschien veel sneller dan met het onderhavige wetsvoorstel wordt beoogd, out of business raakt. Hoe beoordeelt de minister dit bericht?
Vanochtend stond in The Guardian een verwant bericht. 35 grote internationale verzekeraars hebben besloten om niet langer als verzekeraar te willen optreden voor kolen producerende kolenbedrijven en de elektriciteitsproductie daarvan. Dat is interessant. Marktpartijen die het dus moeten gaan doen zonder dekking van een verzekeraar. Dat zijn krachtige signalen van de financiële sector, die in de gaten heeft waar deze transitie over gaat. Dit is, denk ik, ook bemoedigend voor de transitie die deze minister wil. Maar voor dit moment vraag ik de minister om een beoordeling van deze berichten, want misschien gaat de transitie in de elektriciteitssector wel veel harder dan met dit wetsvoorstel wordt beoogd. Ik zou daar graag meer over horen van de minister.
Voorzitter. Verband houdend met dat grote klimaatvraagstuk zijn het rapport dat vorige week is verschenen en de zware woorden van de secretaris-generaal, evenals mijn pleidooi bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik heb de minister er in het verslag ook een vraag over gesteld. Mijn fractie vond en vindt het wonderlijk dat we eigenlijk zo weinig weten van de wereld waarin we terechtkomen, economisch en financieel gesproken — daar gaat het mij hier even om — wanneer klimaatverandering niet voldoende en niet voldoende tijdig wordt beheerst. Daar is door velen internationaal al veel werk in gedaan. Mijn stelling, mijn vermoeden, is dat het grote economische schade oplevert. Ik heb de minister in het verslag uitgenodigd en ik heb ook zijn ambtsgenoot twee, drie weken geleden bij de Algemene Financiële Beschouwingen uitgenodigd om daar een goede studie, geschikt voor de Nederlandse context, naar te doen. Het kabinet reageert hierop afwijzend. Ik snap dat niet. Het kan gaan om majeure economische en budgettaire impact. Ik heb verwezen naar het rapport van Lord Stern, de OESO heeft daar werk in gedaan, evenals het IPCC. Alle signalen staan, economisch, financieel en budgettair gesproken, op rood. Waarom willen we daar niet meer van weten?
Ik vraag de minister daar toch nog eens over na te denken. Want ik zou denken dat de bedragen die soms rondgaan over de klimaattransitie spookbedragen zijn. Sommige fracties hier in de Kamer hebben het over 1.000 miljard. Ik denk dat deze bedragen voor de transitie die we met het Klimaatakkoord beogen, volstrekt uit de lucht gegrepen zijn. De minister heeft niet nagelaten dat uitvoerig te betogen, en daar heeft hij volstrekt gelijk in. Maar die bedragen zijn wel reëel op het moment dat wij niet tijdig ingrijpen. Dan gaat het over substantieel geld en een aanzienlijke daling van en bedreiging voor de welvaart die we nalaten aan onze kinderen. Dan heb je het inderdaad snel over 1.000 miljard. Niks doen is peperduur. Ik hecht aan deze sommen en vraag de minister om iets losser in zijn jas te gaan zitten om het goede perspectief op onbeheersbare klimaatverandering te duiden. Dat is informatie waar burgers recht op hebben. Het levert naar de opvatting van mijn fractie ook internationaal extra draagvlak op.
De heer Van der Linden i (FvD):
Ik heb een vraag aan de heer Vendrik van GroenLinks. Hij zegt dat die 1.000 miljard nergens op slaat. Nou, het is gefactcheckt en onderbouwd met rapporten. Maar mijn vraag is de volgende. Als u dat niet onderbouwd vindt en de minister om onderzoek vraagt, hoe kunt u dan wel stellen dat het peperduur is om niks te doen? Dat is dan toch tegenstrijdig met uw verwijt dat die 1.000 miljard niks waard is?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Die 1.000 miljard heeft niets te maken met de kosten van de klimaattransitie. Dat heeft het PBL keurig voor ons doorgerekend. De nationale kosten — en dat is de zuivere maat — bedragen 1,5 miljard euro per jaar. Laten we dat voor de komende elf jaar doen. Dat is 11 x 1,5 miljard. Dat is volgens mij geen 1.000 miljard. Dat is een.
Dan het tweede. Ik heb al verwezen naar verschillende rapporten. Laat ik nogmaals Lord Stern noemen; ik denk dat dat de meest gezaghebbende autoriteit is. Hij heeft het, dertien jaar geleden, al uitgerekend op verzoek van de Engelse regering. 20% van het bbp, mondiaal, gaat het ons kosten. Later zei Lord Stern: het wordt waarschijnlijk 40% van het bbp. Laten we even de som maken voor Nederland. 40% van ons bbp is ongeveer 4 x 70 miljard. Dat is 280 miljard. Dat rond ik af op 300 miljard. Dat doe je maal 10. Dan kom je op 3.000 miljard euro. Dat zijn de kosten in een periode van tien jaar; dat is welvaartsverlies voor Nederland. Of deze som klopt, weet ik niet. Daarom vraag ik de minister even om een duiding. Ik wil graag dat die som gereedkomt voor Nederland, maar het mondiale beeld van Lord Stern, van het IPCC, van de OESO, is volstrekt duidelijk.
De heer Van der Linden (FvD):
De heer Vendrik schudt zo een paar sommetjes uit zijn mouw, maar mijn vraag was een andere. Enerzijds verwijt u andere partijen in dit huis — wij voelen ons aangesproken — dat die 1.000 miljard nergens op slaat; anderzijds vraagt u aan de minister hoeveel het kost, maar daar verbindt u zelf al de conclusie aan dat het peperduur is. Dat is toch een beetje bijzonder.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik vraag de minister om onderzoek te doen naar de consequenties voor de Nederlandse economie en de Nederlandse begroting. Die som is nog niet gereed. Ik heb u net een voorbeeld gegeven van hoe het zou kunnen uitpakken, maar ik weet het niet zeker. Ik weet wel wat er inmiddels beschikbaar is: economische analyses van een wereld van onbeheerste klimaatverandering. Die analyses zijn, zeg ik nogmaals, gemaakt door Lord Stern, het IPCC, de OESO en anderen. Dat gaat over vele tientallen procenten van het bbp aan welvaartsverlies. Dat is de toekomst van de 21ste eeuw. Dat is de echte som. Die moeten we beter kennen en snappen voor Nederland, voor de burgers van Nederland, voor de bedrijven van Nederland, voor de begroting van Nederland. Dat is mijn verzoek: laat die som maken en herhaal die ook, zodat we een goed beeld hebben van de wereld waarin wij en onze kinderen straks terechtkomen en van de economie die wij wellicht voor hen achterlaten. Dat is mijn concrete verzoek.
Voorzitter. Zou deze som bestaan, dan denk ik dat de minister en straks zijn opvolger daarmee geholpen zouden zijn in de communicatie naar burgers en bedrijven om de kosten van niks doen en de kosten van ingrijpen goed tegen elkaar af te wegen en daar een balans in te zoeken, want dat is uiteindelijk, economisch en politiek gesproken, de keuze die gemaakt moet worden. Ik zou denken dat het wenselijk is, niet alleen voor dit kabinet, maar zeker ook voor volgende kabinetten, om te weten wat de impact is op de overheidsfinanciën, zoals we dat ook willen weten van de vergrijzing. Uiteindelijk — dat blijkt maar weer bij dit wetsvoorstel, dat hier op tafel ligt — is ook inzicht in de kosten van afwenteling nodig. CO2 heeft gigantische externe effecten. Deze som, waar ik de minister om vraag, is daar een taxatie van. Het verwondert mij, ook in dit wetsvoorstel, dat de gang naar de redenering dat bedrijven schadeloos gesteld moeten worden en dat hiermee onrecht gedaan wordt aan exploitanten, snel gemaakt is. Dat is slechts een kant van de zaak. De andere kant van de zaak is dat heel veel meer bedrijven dan alleen kolencentrales bijdragen aan CO2-uitstoot en de kosten afwentelen, ver boven de prijs die zij betalen voor de uitstoot via het ETS; deze kosten zijn dus voor de samenleving. Ik denk dat het verstandig is voor het goede perspectief op de transitie dat we deze kosten kennen en daar ook over kunnen communiceren en praten. Nogmaals: minister, waarom bent u hierin afhoudend?
Voorzitter. Op de korte termijn speelt het Urgendavonnis. Ook dit wetsvoorstel is daarvoor relevant, en niet alleen vanwege de voorgenomen sluiting van de Hemwegcentrale. Dat is een van de maatregelen die de minister heeft genomen om de uitstoot in 2020 voldoende terug te brengen. Als ik het debat in de Tweede Kamer terugspoel, hoor ik de minister zeggen dat meer op dit moment niet nodig is: het sluiten van één kolencentrale is voldoende. Het is interessant om even na te gaan wat het PBL, via KEF, heeft opgeleverd aan inzicht in de doelrealisatie in 2020. Het PBL zegt dat de reductie van de uitstoot ergens tussen de 19% en 26% zal liggen, met een middenwaarde van 23%. Als wij de toelichting goed begrijpen, is de kans op tegenvallers groter dan de kans op meevallers. Als we de cijfers induiken — ik vraag de minister daar specifiek commentaar op — lijkt het zo dat de meevallende uitkomst voor 2019 en 2020 in substantiële mate te maken heeft met de ontwikkeling op de elektriciteitsmarkt, meer in het bijzonder met het voorzien van heel veel import van elektriciteit uit het buitenland, wat, omgekeerd, leidt tot export van uitstoot en dus minder uitstoot in Nederland. Zo komt deze minister dus dichter bij het doel. Voor 2020 moeten we nog zien hoe dat uitpakt, maar voor 2019 — dat jaar is al bijna voorbij — weten we ongeveer of die veronderstelde import en de bijbehorende emissiereductie in de elektriciteitssector worden gehaald. Volgens mij vindt die reductie niet plaats. De uitstootreductie in 2019 is, volgens de schatting van het PBL en op basis van wat we nu om ons heen zien, aanzienlijk minder dan wat het PBL in KEF schrijft, op basis van de prijsaannames in dit voorjaar. Dat gaat om substantiële aantallen, over 10, 12, 13 megaton verschil. Dat maakt ook het verschil of de minister volgend jaar kan zeggen dat hij het Urgendavonnis heeft geëerbiedigd, of dat hij daar heel ver vandaan is gebleven.
Voorzitter. Ik hecht aan helderheid op dit punt — ik vraag de minister om een reactie — ook omdat de rechter het kabinet, de Staat, nadrukkelijk heeft aanbevolen, ook in hoger beroep, om de ondergrens aan te nemen als richtsnoer voor het beleid. Die ondergrens is dus 19%. Daar zit het kabinet nog ver vandaan. Het zou dus logisch zijn om met dit wetsvoorstel niet alleen de Hemwegcentrale te sluiten, maar alle kolencentrales. De amendementen die mijn collega Van der Lee in de Tweede Kamer ter zake heeft ingediend zijn door het kabinet afgewezen. In het licht van de situatie van dit moment vraag ik nogmaals aan het kabinet om hier opnieuw een beoordeling van te geven.
Voorzitter. Het sluiten van kolencentrales, niet in 2030 maar veel eerder, zou ook een andere nijpende kwestie meteen oplossen. Dat is namelijk de grote discussie over bij- en meestook van houtige biomassa. Daar maken we dan ook meteen een einde aan. We weten dat er in Nederland een grote overcapaciteit aan elektriciteitsproducerende vermogens is, dus voor de leveringszekerheid hoeft dit geen issue te zijn. Dat is allerwegen bekend. Ook in het rapport van CE Delft van dit voorjaar is dat nog eens een keer omstandig toegelicht.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag aan de heer Vendrik over de leveringszekerheid. Bij het sluiten van kolencentrales komt die in ieder geval in gevaar. In de antwoorden van de minister hebben we gezien dat er dan gesproken wordt over "weglekken naar het buitenland". Volgens mij verwoordde de heer Vendrik dat zelf zojuist goed toen hij zei: dan wordt er uiteindelijk in het buitenland voor ons gestookt om ervoor te zorgen dat wij in ieder geval elektriciteit hebben. Wat is de appreciatie van de heer Vendrik van het feit dat wij hier misschien keurig netjes aan reductie doen, terwijl we de productie in het buitenland laten verhogen om ons te helpen?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Volgens mij gaat het niet helemaal goed bij de aanname dat per definitie meer productie uit het buitenland moet worden betrokken als wij kolencentrales sluiten. Dat punt heb ik net gemaakt. Een grotere stilstaande capaciteit op het gebied van gasgestookte centrales heeft per eenheid energie een aanzienlijk lagere uitstoot. Dat betekent dat we daarmee wel degelijk nationaal winst boeken.
Over import en export heb ik net aangegeven dat we uit de KEV weten dat kleine prijsverschillen al een groot verschil kunnen maken voor het feit dat we netto importeur of exporteur zijn. Ik heb net het voorbeeld van 2019 genoemd. Dat geeft denk ik aan dat we niet precies weten hoe zo'n operatie per saldo uitvalt. Dat weet ik ook niet. De kans is heel groot dat we per saldo wel degelijk extra uitstootreductie realiseren. Dat is precies wat Urgenda van ons vraagt.
De heer Schalk (SGP):
Ik kan die redenering volgen. Als ik de cijfers even uit mijn hoofd opnoem, gaat het bij het sluiten van de kolencentrales om een reductie van 18 megaton. In hetzelfde rapport wordt echter gesproken over een daadwerkelijk rendement van 8 megaton. Met andere woorden: meer dan de helft lekt weg naar het buitenland. Dat is een heel mooie manier om te zeggen dat men in het buitenland meer moet stoken om ons te helpen. Dat is eigenlijk de vraag die gericht is op de kolencentrales. Ik heb het dan even niet over de andere mogelijkheden die we nog hebben, rondom gas en dergelijke. Bij de kolencentrales laten we eigenlijk aan het buitenland merken: wij doen het goed, maar u moet ons wel even helpen. Dan is er daar dus meer CO2-uitstoot.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zo werkt het niet. Wanneer wij hier besluiten om vijf kolencentrales dicht te doen en het wetsvoorstel op die manier aan te passen — dat is in de Tweede Kamer gepoogd — is het niet zo dat we vervolgens met de Duitse regering zouden moeten bellen om te zeggen: jullie moeten nu de kolencentrales aanzetten. Het is een markt.
Ik heb net betoogd dat we dachten dat Duitse stroom in 2019 goedkoper zou zijn. Per saldo zou dat resulteren in veel import, maar die blijkt er niet te zijn. Integendeel, we exporteren juist. De Nederlandse elektriciteitssector en juist ook de gasgestookte sector is buitengewoon concurrerend. Dat heeft ook iets te maken met de stijging van de CO2-prijs. Het idee dat extra inzet in Nederland op het sluiten van kolencentrales navenant leidt tot extra productie in het buitenland, klopt dus niet. Zo werkt de elektriciteitsmarkt niet. Ik zou willen dat ik het precieze antwoord voor u had, maar volgens mij heeft op dit moment niemand dat antwoord. Dat geldt voor dit jaar, dat geldt voor volgend jaar en dat geldt voor 2030. Het beste wat wij kunnen doen, is een maximale inzet plegen om hier in ieder geval het gerechtelijke vonnis uit te voeren. Dat is waar mijn betoog op ziet.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zei al: het levert ook een substantieel tweede voordeel op. Dat is namelijk dat we een einde maken aan de betwiste bij- en meestook van biomassa en de groei daarvan in de jaren tot 2030.
Ik vermoed dat de minister straks niet onmiddellijk gillend van enthousiasme terugkomt in de zaal om deze vragen te beantwoorden. Daarom vraag ik nog eventjes voor de zekerheid wat het tijdpad is voor de beschikkingen voor bij- en meestook van biomassa voor de vier overblijvende centrales na sluiting van de Hemwegcentrale. Hebben we zijn eerdere uitleg naar aanleiding van de motie van de heer Koffeman goed begrepen? Klopt het dat er geen enkele nieuwe subsidiebeschikking voor bij- en meestook wordt gegeven totdat het duurzaamheidskader van het PBL beschikbaar is, totdat het SER-advies beschikbaar is en totdat er een appreciatie van deze minister van beide documenten ligt en deze goed besproken is in het parlement? Als dit inderdaad de goede duiding is van het beleid van deze minister, zou het dan niet logisch zijn om dit over de volle breedte te doen, gelet op het maatschappelijke debat over biomassa? Dat zou betekenen dat nieuwe beschikkingen uit hoofde van de SDE voor n'importe welke toepassing van biomassa, bio-energie en voor welk einddoel dan ook ophouden, totdat we zeker weten wat nu het duurzaamheidskader voor benutting en inzet van biomassa wordt. Ik overweeg op dit punt een motie. Ik zou in ieder geval een reactie van de minister willen.
Voorzitter. Tot slot nog een paar vragen. Dominant in de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel was de gedachte voor sommige fracties dat er gerede verwachtingen van de exploitanten konden zijn dat zij in Nederland voor een langere periode zonder last of hinder van de overheid elektriciteit zouden kunnen produceren met inzet van kolen. Ik denk dat het goed is als de minister dit debat gebruikt om nog eens even goed op een rij te zetten of dat klopt.
Ook in de stukken van de minister is al eerder verwezen naar de motie van de heer Vos uit 2007. Tot mijn grote schrik kwam ik ook een motie van mijzelf tegen van exact tien jaar geleden. Die is aangenomen door de Tweede Kamer en daaruit hadden ook de exploitanten van kolencentrales kunnen afleiden dat dit niet tot het einde der levensdagen zou kunnen duren. Ik denk dat het verstandig is als de minister dit nog eens even goed op een rij zet.
Het is inderdaad waar dat het van vorige kabinetten onverstandig is geweest om überhaupt vergunningen voor kolencentrales te verstrekken, terwijl het klimaatbeleid — zeg ik tegen de heer Pijlman — aan alle kanten werd besproken en aan alle kanten levendig was. We hadden het Kyotoprotocol, het ETS was in opbouw, et cetera. Desondanks besloten de kabinetten-Balkenende I, II en III om die vergunningen toe te staan, af te leveren en de bouw te starten. Ik herinner me het debat waar mevrouw Gerkens destijds volgens mij ook aan heeft deelgenomen. De afspraak was dat de kolencentrales niet alleen CCS-ready zouden zijn, maar dat ze dit ook voor eigen rekening zouden toepassen. Volgens mij is die cruciale voorwaarde destijds door de toenmalige minister van Economische Zaken van de vergunningen afgehaald. Dat levert dan misschien minder een verwijt op aan de kolencentrale-exploitanten die uiteindelijk uit het Rotterdam-project zijn gestapt.
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Vendrik?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, tot slot. Omdat de energietransitie de hoogst mogelijke snelheid moet krijgen, moeten kolencentrales versneld worden gesloten. Kijk ook naar wat er tijdens de COP in Madrid gebeurt. Het is verstandig als de minister extra gas geeft op de alternatieven, om die fossiele metafoor nog maar een keer te gebruiken. Daarom vraag ik hem naar de stand van zaken met betrekking tot het akkoord over de Noordzee. Dat is door de heer Wallage uitonderhandeld met ter zake doende partijen als opvolger of nabrander van het klimaatakkoord, en van wat er aan de elektriciteitstafel is gebeurd. Snap ik het goed dat dit akkoord door het kabinet wordt omarmd, inclusief het daarvoor noodzakelijke transitiefonds?
Voorzitter. Dan het punt van de waterstof. De heer Pijlman heeft dat in zijn bijdrage genoemd.
De voorzitter:
Meneer Vendrik, u gaat nu wel erg ver over de tijd heen waarvoor u zelf heeft ingeschreven. Kunt u afronden?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zeker. Ook op dat punt vragen wij een stevige inzet van het kabinet. Ik vraag de minister dat hier toe te lichten.
Tot slot nog één vraag die onvoldoende scherp is beantwoord in de schriftelijke behandeling: het benutten van de marktstabilisatiereserve.
De voorzitter:
De heer Pijlman.
De heer Pijlman i (D66):
Dank, voorzitter. Meneer Vendrik, ik weet niet of u al klaar was. U maakte grimassen die u anders niet maakt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik slikte een zin in. Dat ziet er raar uit.
De heer Pijlman (D66):
Dat ziet er heel raar uit, moet ik zeggen.
Ik ga even terug naar CCS. U hebt een punt: in de vergunningverlening werd CCS niet genoemd. Maar het gereedmaken van centrales met apparatuur waardoor CCS aangesloten kon worden, dat is wel gebeurd. Bovendien zijn er ook beloftes gedaan door de energieproducenten dat ze aan het CCS-proces gingen deelnemen. Dat maakt dat het niet zo kan zijn — wat sommigen hier ook betogen — dat de producenten toen ze de investeringsbeslissing namen, niet wisten waar ze aan begonnen. Ik geloof dat we het daarover eens zijn.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Daar zijn we het zeer over eens. Er zijn voor, tijdens en na de vergunningverlening meer dan voldoende signalen afgegeven vanuit de politiek in de richting van de exploitanten. Ze hadden daaruit kunnen opmaken dat ze met een tamelijk riskante business waren begonnen. En de financiële markten hebben dat inmiddels ook ontdekt. Hoe goed is dat!
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank meneer Vendrik. Dan is het woord aan de heer Van Kesteren.