Plenair Vendrik bij behandeling Pakket Belastingplan 2020



Verslag van de vergadering van 9 december 2019 (2019/2020 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Laat ik mevrouw Geerdink van harte feliciteren met haar maidenspeech. Dat klonk als een vrij helder VVD-verhaal. Haar eloquentie verraste mij, vooral de verwijzing naar mevrouw Thatcher. Zij staat immers breed bekend als een icoon van het neoliberalisme, dat door de heer Dijkhoff bij de laatste Algemene Beschouwingen toch niet meer als de grote inspiratiebron voor de VVD werd gezien. Het zou fijn zijn als we een volgende keer — anders had ik mevrouw Geerdink daar graag over geïnterrumpeerd — van de VVD iets mogen horen over wat er de afgelopen 30 jaar sinds de komst van Thatcher is gebeurd, het proces van mondiale belastingontduiking.

Overal zien we tarieven op kapitaal dalen. Overal zien we dat staten steeds minder kunnen ophalen bij kapitaal en vermogen, met als consequentie dat arbeid steeds zwaarder belast wordt en dat we hier vandaag de dag voor de honderdste keer praten over de marginale druk. Hoe gek is dat? Dat project is totaal uit de hand gelopen. Het wordt tijd voor een andere koers en in die zin zijn we blij met deze staatssecretaris en enkele van de wetsvoorstellen die vandaag voorliggen om iets aan de ergste uitwassen van dat neoliberale project te doen en Nederland in een andere hoedanigheid mondiaal te presenteren, namelijk als een land dat, ook fiscaal, staat voor fair share, ook richting grote bedrijven, die zo weinig of zelfs niets bijdragen.

Voorzitter, dat gezegd hebbende: het fiscale stelsel behoeft grootschalige vernieuwing. Ik heb namens de GroenLinksfractie tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen een lans gebroken voor het centraal stellen van het bevorderen van brede welvaart. Alle instituties — en dat geldt ook voor het fiscale stelsel — behoren daaraan bij te dragen. Dat betekent kort gezegd in essentie twee dingen: het fiscale stelsel behoort via een stevige, omvangrijke en vergaande vergroening bij te dragen aan de transitie naar een circulaire, CO2-vrije, groene economie. Met de klimaattop in Madrid deze week wordt de urgentie hiervan nogmaals zwaar onderstreept. En brede welvaart vraagt om een fiscale politiek die ongelijkheid bestrijdt. De econoom Joseph Stiglitz — zie zijn laatste boek dat onlangs is uitgekomen, getiteld Winst voor Iedereen, progressief kapitalisme in een tijd van onvrede — wijst hier een interessante weg. Ongelijkheid is namelijk slecht voor de economische prestaties van een land. Ik vraag de staatssecretaris of het kabinet deze analyse van Joseph Stiglitz onderschrijft.

Het CBS heeft in dit verband onlangs met een onderzoek laten zien hoe de factor kapitaal, ook in Nederland, steeds minder afdraagt. Erkent de staatssecretaris dat hier sprake is van een bevestiging van een structurele onevenwichtigheid in de fiscale druk op arbeid versus kapitaal?

De fiscale vernieuwingsagenda is zo bezien fors: stevige vergroening, meer evenwicht in fiscale druk tussen kapitaal en arbeid, het werk van de heer Ter Haar en zijn commissie, een agenda voor een inclusieve arbeidsmarkt (Borstlap), meer evenwicht in druk op hoge en lage inkomens, de aanpak van vermogensongelijkheid, terugdringen van marginale druk, een oud probleem, het oplossen van de verzilveringsproblematiek — die gaat ook al jaren mee — voor werkende mensen rond het minimum, het oplossen van het toeslagendrama en een aanzienlijke reductie van complexiteit. Dat zijn zo ongeveer de grote verlangens die wij hebben voor een nieuw fiscaal stelsel. Dat moet vooral de begrijpelijkheid en de uitvoering daarvan zodanig bevorderen dat het stelsel weer een voldoende publiek gezicht heeft. De bouwstenenexercitie die nu loopt, zo begrijpen wij, moet daar handvatten voor bieden. En dan? Gaat de staatssecretaris zich dan wagen aan een eerste fiscale agenda voor de toekomst? Laat hij dat over aan een volgend kabinet? Daarbij is ook heel relevant om te bezien wat de Belastingdienst de komende vijf jaar of misschien wel de komende tien jaar feitelijk aankan. Mooie plannen, maar kunnen ze uitgevoerd worden in de praktijk? Ik heb die vraag eerder gesteld aan de staatssecretaris. Nu doe ik het nog maar een keer met dezelfde indringendheid: hoe kan hij het politieke proces de komende twee, drie jaar faciliteren met betrekking tot deze uiterst relevante vraag?

Hierbij zijn ook de toeslagen relevant. Dat is door collega's al genoemd. Wij zien opnieuw reikhalzend uit naar ibo-2 en gaan ervan uit dat daarin ook fundamentele en vergaande opties worden bekeken: het opheffen van toeslagen. Kinderopvang kan gratis, de zorgtoeslag kan via een inkomensafhankelijke zorgpremie en aanverwante voorstellen. Ik neem aan dat dit onderdeel is van de exercitie en vraag de staatssecretaris voor de zekerheid om een bevestiging. Zeker nadat ik de heer Essers zojuist heb gehoord, wordt het politieke belang daarvan alleen maar groter.

Ziet de staatssecretaris ook dat hier een belangrijke route ligt in het aanpakken van de hoge marginale druk?

De heer Schalk i (SGP):

Dat zijn allemaal heel belangrijke onderwerpen, ook die marginale druk. Maar hoe wordt die gratis kinderopvang betaald? Wordt het niet betaald of door iemand anders?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het wordt uiteraard betaald, uit de publieke kas, zoals de kinderopvangtoeslag ook wordt betaald uit de publieke kas. Die middelen breng je naar een publieke voorziening voor kinderopvang. Dat sluit aan bij de beroemde motie-Van Aartsen/Bos om het onderwijsbestel ook voor twee- tot vierjarigen open te zetten en het onderwijs eigenlijk groter te maken. Dan gaan onderwijs en kinderopvang hand in hand. Dat is een oud verlangen van veel fracties in de politiek. Het wordt tijd dat we een keer een stap vooruit zetten.

De heer Schalk (SGP):

En daarna nul tot twee nog?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die groep hoort er zeker bij. Zeker.

Voorzitter. Dan over box 3. Ik ben er zelf een beetje terughoudend over. Laat ik het maar gewoon zo zeggen. De bank waarvoor ik werk, heeft precies over het voorstel van de staatssecretaris een brief aan hem gestuurd. Daar zitten natuurlijk een paar zorgen in. Ik blijf er dus buiten. Ik herhaal wel het pleidooi van de fractie van GroenLinks uit de Tweede Kamer, net nog gewisseld met de heer Essers, dat een verhoging van de vrije voet met een progressief tarief op korte termijn onze voorkeur heeft. Dat zou budgetneutraal en fair kunnen. Waarom doet de staatssecretaris dat niet? Er ligt toch ruimte bij sommige coalitiefracties, zo heb ik de indruk.

Wij hopen dat de bouwstenenexercitie een goede voorzet geeft voor de overstap naar reële rendementen. Dat is beloofd in het regeerakkoord, maar ligt nog steeds niet op tafel. Het wordt tijd om die stap echt een keer te zetten. Dat gaat niet alleen om reële rendementen, maar wat mijn fractie betreft ook om reële vermogenswinsten. Dat was ook onderdeel van het voorstel dat we twintig jaar geleden bij IB 2001 en het fiscale debat daarover hebben gedaan. Een meerderheid besloot echter anders.

Daarnaast vraag ik de staatssecretaris of de nieuwe taxonomie voor financiële producten die vorige week in Brussel is overeengekomen in de triloog tussen Europese Commissie, Europees Parlement en de lidstaten een aangrijpingspunt kan zijn voor box 3. Hiermee ontstaat namelijk een officiële classificatie voor beleggingsproducten, en later waarschijnlijk ook voor spaarproducten, waarover financiële instellingen zullen moeten rapporteren. Dat wordt verplicht. Zoals ik het compromis begrijp dat deze drie partijen op tafel hebben gelegd, zijn er drie — de facto vier — groepen van economische activiteiten, gemeten naar de mate van duurzaamheid. Dat is het hart van de taxonomie en het is in vele opzichten een belangrijke stap vooruit. Hier ontstaat dus ook een nieuwe ordening in de markt voor beleggingsproducten. Even doordenkend zou je hier dus ook kunnen rekenen met verschillende forfaitaire rendementen. Vergroening via box 3 dus; hoe interessant is dat! Is dit een gedachtegang waar de staatssecretaris zich iets bij kan voorstellen? Zou hij die ten minste actief willen voorleggen aan de bouwstenenclub?

Voorzitter. Het kabinet heeft een omvangrijk belastingpakket neergelegd. Ik stel met genoegen vast dat het kabinet verschillende onderdelen van de fiscale voornemens in zes aparte wetsvoorstellen heeft ondergebracht. Dat is een faire werkwijze. Zo hoort dat. Dank daarvoor.

Collega's zeiden het al: iets minder gelukkig zijn wij met de omvang van dit pakket. In het bijzonder geldt dit voor de drie implementatiewetten die meteen meegezonden zijn met het hele pakket voor 2020. Ik begrijp dat ook de staatssecretaris dit inziet, getuige de memorie van antwoord. Ik onderstreep nog maar eens het belang hiervan. Deze oploop van wetgeving aan het einde van het jaar is niet echt goed voor de kwaliteit. Ik nodig de staatssecretaris uit om morgenochtend nogmaals te bevestigen dat hij werkelijk alles doet om herhaling te voorkomen.

Voorzitter. Met het Belastingplan 2020 slaat het kabinet een andere koers in dan vorig jaar. Burgers en huishoudens profiteren in 2020 van de lastenverlichting in plaats van het bedrijfsleven. Dat beschouwt mijn fractie als een stap vooruit in een tijd waarin ongelijkheid tussen kapitaal en arbeid zo hoog op de agenda staat. Het belastingpakket van vorig jaar wordt hiermee merendeels in de goede richting aangepast.

De minister-president heeft eerder dit jaar aangegeven dat het nu de hoogste tijd is dat werknemers komend jaar een substantiële loonstijging tegemoet kunnen zien. Wij zijn dat met de minister-president eens. We nemen aan dat het kabinet dit ook zo ziet. Het is toch immers de minister-president. We begrijpen de minister-president zo dat deze stijging in 2020 substantieel genoeg moet zijn, wil er in 2021 sprake zijn van voldoende legitimatie van een verlaging van het algemene tarief voor de winstbelasting. Voor wat, hoort wat. Dat snappen wij.

Nu zit dat lagere vpb-tarief voor volgend jaar, 2021, al in dit wetsvoorstel over het belastingpakket 2020. Daarmee is de tariefverlaging voor 2020 die vorig jaar overeen was gekomen van de baan. Dat is een goede zaak. Ook is de voorziene daling volgend jaar minder groot dan nu in de staande wet voor 2020 staat. Dat is winst.

Maar de woorden van de minister-president suggereren meer, namelijk dat het kabinet volgend jaar expliciet beziet of de contractloonstijging in 2020 voldoende substantieel is en in dat licht of de voorgenomen verlaging van het Vpb-tarief in het wetsvoorstel nu gerechtvaardigd is. Ik zou zeggen dat dan ten minste sprake moet zijn van een stijging van 3%. De MEV zegt 2,5%. Het moet substantieel zijn en toch snel 3% of meer. Is dit de route die het kabinet hier gaat bewandelen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Een minder aansprekend voorstel betreft de daling van het toptarief in de inkomstenbelasting naar 49,5%.

De heer Crone i (PvdA):

Ik wil de heer Vendrik een vraag stellen over de ondernemers. Hij en ook zijn fractie in de Tweede Kamer zeggen: bedrijven betalen al steeds minder, gezien de internationale concurrentiepositie en de verlaging van het Vpb-tarief. Dat is toch niet weggedaan met een half procentje extra loonstijging? Daardoor is het niet eens een compensatie voor wat de werknemers nu betalen. U weet dat de werknemers weer 4,5 miljard extra gaan betalen. Het cadeautje van dit jaar is dus kleiner dan wat men moet gaan betalen. De balans tussen arbeid en kapitaalinkomen wordt dan toch niet hersteld?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zoals ik net al zei: als dit wetsvoorstel het niet haalt, prevaleert de staande wet zoals vorig jaar bij gelegenheid van het Belastingplan 2019 ook door deze Kamer geaccordeerd. Onze fracties hebben daartegen gestemd. Dan gaat dit jaar de daling van het Vpb-tarief meteen in. In dat opzicht is op dit punt het staande wetsvoorstel voor het belastingpakket 2020 een stap vooruit. Is dat ideaal? Nee, maar het is beter dan wat de staande wet nu gebiedt.

De heer Crone (PvdA):

U zegt terecht dat we nu beslissen over een verlaging in 2021.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker.

De heer Crone (PvdA):

U zegt in feite: als er in augustus 0,5% loon is bijgekomen ten opzichte van de raming, dan is het goed. Maar we zien de lonen nu al harder stijgen — dat stond in de krant dit weekend — dus dat hebben ze dan binnen. Dan hebben die bedrijven dus niet meebetaald aan de achterstand die ze hebben opgelopen in internationale concurrentie, verlaging van het Vpb-tarief, enzovoorts. Want u zei het ook al: het CBS toont aan dat bedrijven steeds minder betalen. Ik heb dat net ook allemaal genoemd in mijn eigen termijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit punt is natuurlijk ook in de Tweede Kamer gewisseld. Mijn collega's daar, ook de collega's van de heer Crone, hebben geprobeerd om in gezamenlijkheid een meerderheid te krijgen om dit onderdeel voor het jaar 2021 uit het belastingpakket te halen. Dat is mislukt. Nu ligt het hele pakket voor. Mijn vraag is of de voorgenomen verlaging van het winstbelastingtarief in 2021, die minder is dan de staande verlaging voor 2020, coûte que coûte doorgaat, of dat het kabinet nog gaat wegen of het bedrijfsleven in termen van loonstijgingen daar ook voldoende voor doet. Dat is mijn vraag. Ik ga ervan uit — zo heb ik de minister-president begrepen — dat er volgend jaar zo'n moment komt en dat, ook al zit het vandaag de dag in het wetsvoorstel en kunnen wij het er in de Eerste Kamer niet uithalen, het kabinet daar nog opnieuw naar zal kijken. Zo heb ik de woorden van de minister-president bekeken. Ik vraag aan de staatssecretaris of ik dat goed heb begrepen.

De voorzitter:

De heer Crone, graag via de voorzitter.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben blij met dit antwoord, want dan trekken we samen op. De loonstijging moet voldoende zijn. Maar ik betrek daar ook de verschuiving in de belastingmix bij die sterk ten gunste is van kapitaalinkomen versus arbeidsinkomen. We kunnen er samen volgend jaar in augustus op z'n minst voor zorgen dat dit niet doorgaat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker.

De voorzitter:

Wij niet samen, maar u heeft het waarschijnlijk over de heer Vendrik. Het woord is weer aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik denk dat het verstandig is dat de heer Crone ...

De heer Crone (PvdA):

Ik betrek u graag ook persoonlijk in het debat, voorzitter.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker, dit blijft voor mijn fractie een groot punt.

Voorzitter. Een minder aansprekend voorstel betreft de daling van het toptarief in de inkomstenbelasting naar 49,5%. Vorig jaar is deze daling al vastgelegd voor komend jaar. Met dit wetsvoorstel wordt de daling een jaar naar voren gehaald. Dat is de materiële betekenis van dat onderdeel van het belastingpakket. In de visie van het kabinet is deze daling gerechtvaardigd vanwege de daling van het marginaal tarief waartegen aftrekposten kunnen worden vergolden. Dit marginale tarief daalt conform het regeerakkoord met 3 procentpunt per jaar. Dat is bijvoorbeeld relevant voor de aftrek van het eigen huis, wat vroeger, maar gelukkig steeds minder, vooral iets betekende voor de portemonnee van de hoogste inkomens. Dat is een mooi besluit van het kabinet. Dat marginale tarief wordt in 2020 46%. Nu de daling van het toptarief naar 49,5% een jaar wordt vervroegd, ontstaat hier komend jaar een extra plus voor de hogere inkomensgroepen. Dat is niet fraai. De vraag is wat dit betekent voor het jaar 2021. Dan zal het marginaal tarief opnieuw met 3 procentpunt dalen, naar 43%. Dat zal het kabinet volgend jaar zomer terugzien in de koopkrachtcijfers. Mag ik ervan uitgaan dat het kabinet dit effect van de verlaging van het marginaal tarief in 2021 niet gaat compenseren, aangezien die compensatie nu reeds wordt geboden? Graag een reactie. Ook dat vraagt helderheid van het kabinet.

In de schriftelijke behandeling heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor het verzilveringsprobleem. Een oud probleem, dat groter wordt voor mensen met een relatief laag inkomen — met name maar niet alleen voor bijvoorbeeld alleenstaande ouders — die de staande heffingskortingen niet of niet volledig kunnen verzilveren. Dit probleem neemt toe ter waarde van 300 miljoen door de verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Dat is nogal wat. Het gaat om mensen met een laag inkomen uit werk of een uitkering, zoals de Wajong, voor wie lastenverlichting het meest geboden is, maar wat als instrument het minst effectief is. De staatssecretaris meldt dat in de schriftelijke antwoorden, maar hij verbindt er geen conclusie of beoordeling aan. Ik vraag hem dit alsnog te doen. Zijn er geen andere routes denkbaar om juist de mensen voor wie de lastenverlichting het meest gewenst is hier toch vooruit te helpen?

Voorzitter. Dan de woningbouwcorporaties. Het verbaast mijn fractie al jaren dat woningbouwcorporaties worden gezien als winstbeogende instellingen die Vpb-plichtig zijn en derhalve onder ATAD 1 en de earningsstrippingsmaatregel vallen. Europa heeft zo'n tien jaar geleden met instemming van de lidstaten een wat ons betreft betwistbare keuze gemaakt rondom de positionering van woningbouwcorporaties en daar lijken we voorlopig niet van af te komen. Dit alles klemt nu meer dan ooit met de tekorten op de woningmarkt. En dat wordt nog eens een keer versterkt door de verduurzamingsopgave die volgt uit het Klimaatakkoord.

Wij begrijpen dat het kabinet nu, op last van de Tweede Kamermotie-Ronnes, de klimaatopgave voor woningbouwcorporaties inventariseert. Over een aantal maanden, zo tegen de zomer, horen we daar meer over. De GroenLinks-fractie gaat ervan uit dat deze exercitie zal leren dat woningbouwcorporaties de komende jaren veel meer ruimte nodig zullen hebben om hun maatschappelijke taak te vervullen en om voorop te lopen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Gaat het kabinet dan opnieuw het gesprek aan met de Europese Commissie, die nu in nieuwe samenstelling is aangetreden en klimaat als speerpunt heeft gekozen?

Voorzitter. Dit raakt ook de toekomst van de verhuurderheffing. Het kabinet biedt nu een heffingsvermindering voor nieuwbouw van 100 miljoen euro, voor tien jaar een miljard, via regio's toe te delen, en een vrijstelling voor tijdelijke woningen. Als de verduurzamingsopgave van de woningbouwcorporaties straks goed in beeld komt, zien wij graag veel fundamentelere stappen: het bieden van veel substantiëlere kortingen op de heffing in ruil voor een maximale bijdrage aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Staat dat nu ook op de agenda van het kabinet?

Voorzitter. Ik kom bij de andere onderdelen van het hele pakket. Het openbaar maken van vergrijpboetes is naar het oordeel van mijn fractie een zware, maar goede stap om belastingadvieskantoren maat te laten houden. Mijn vraag is — ik sprak er net al over in de interruptie in de richting van de heer Essers — welke mogelijkheden de staatssecretaris ziet om met de sector in gesprek te gaan over het thema "maatschappelijk verantwoord adviseren". Mondiaal is belastingontwijking flink uit de hand gelopen en een belangrijke bron van verdere ongelijkheid en gebrek aan fair share in vele landen. Wat je er ook van vindt: de branche heeft hier feitelijk een belangrijke faciliterende rol in gespeeld. Het is bekend dat sommige adviseurs gelukkig niet of niet langer proberen de uiterste grenzen van de fiscale wetgeving op te zoeken. Dat vind ik hoopgevend en dat mag gezien en gestimuleerd worden. Ik begrijp dat de staatssecretaris hier op 30 januari een mooi seminar over organiseert, maar er is meer nodig. Zou hij bijvoorbeeld de sector willen uitnodigen tot een "code verantwoord adviseren"? Maar andere suggesties zijn ook denkbaar.

Voorzitter. Schriftelijk stelden wij de vraag wat er zou gebeuren bij de overstap naar de nieuwe WLTP-testmethode, onder handhaving van de huidige bpm per eenheid CO2. De staatssecretaris zegt dan dat dit 2 miljard zou opleveren. Dat is interessant, maar dat wil het kabinet dan niet. Dat is wonderlijk, want dan moet de conclusie zijn dat met deze nieuwe testmethode, die een beter zicht geeft op de feitelijke CO2-prestatie van de verschillende modellen, in het verleden eigenlijk te weinig is geheven. De uitstoot was hoger dan oorspronkelijk in beeld was. Als je dat budgettaire neutraliteitsbeginsel vooropstelt, dan zal per saldo een lagere CO2-heffing tot uitdrukking komen in de bpm. Maar dat kan juist van deze groene staatssecretaris toch niet de bedoeling zijn? Ik vraag hem om uitleg.

Voorzitter. Ik kom bij het Klimaatakkoordpakket. Mijn fractie beschouwt dit pakket als een stap vooruit. Er is een geleidelijke omvorming van de energiebelasting, de verhoging van de teruggave — wat hebben we daar sinds het aantreden van dit kabinet lang voor gepleit —en een hervorming van de ODE met een grotere bijdrage van het bedrijfsleven. Het is terecht als datzelfde bedrijfsleven ook aanspraak mag maken op de verbrede SDE++, zoals nu geregeld is bij het Klimaatakkoord.

Het kabinet kiest voor een afbouw van de stimulering van aanschaf en gebruik van elektrische auto's en er komen maatregelen voor de tweedehandsmarkt. Mag ik ervan uitgaan dat bij deze maatregelen — we weten nog niet precies welke dat worden — ook de ombouw van fossiele auto's naar elektrische auto's wordt betrokken? Dat is een Nederlandse markt. Nederlandse ondernemingen zijn daarbij betrokken. Dat is mooie nieuwe circulaire werkgelegenheid. Ik begrijp in ieder geval uit de beantwoording van de staatssecretaris dat deze omgebouwde auto's — dat worden er steeds meer — mits volledig CO2-vrij, volledig meelopen in de staande EV-regelingen voor de motorrijtuigenbelasting en de bijtelling. Dat vind ik goed nieuws. Nu is er deze volgende stap. Gaarne reactie.

Uiteindelijk is het onvermijdelijk om, ook gegeven de voorziene toename van het aandeel elektrische auto's in het wagenpark, over te stappen op rekeningrijden. Wat fijn om dat woord weer eens een keer te mogen uitspreken. Dat wordt nu ook door het kabinet erkend. In 2010 lag er nog een briljant goed wetsvoorstel van toenmalig CDA-minister Eurlings op tafel. Anders Betalen voor Mobiliteit heette dat. Door de kabinetscrisis is dat in een diepe la verdwenen. Is dat nu een nieuwe inspiratiebron voor deze staatssecretaris? Pakt het kabinet deze draad weer op na tien jaar taboe?

In relatie tot de ODE heb ik nog twee verbonden punten. Het Rijk is voornemens om subsidie te gaan geven voor CO2-opslag. Dat kan betekenen dat bedrijven in bijvoorbeeld de Rotterdamse haven de CO2 liever opslaan in lege aardgasvelden in plaats van deze CO2 te leveren aan tuinders, terwijl dat voor het klimaat eigenlijk beter is. Hoe zit dat nou?

De verschuiving van de ODE van particulieren naar bedrijven en de vormgeving die het kabinet heeft gekozen leiden in de tuinbouwsector met name tot een hogere belasting op het gebruik van elektriciteit. Is dat niet vreemd, vraag ik de staatssecretaris. Is het niet logischer om het gebruik van aardgas meer te belasten? Omdat elektra nu duurder wordt, wordt het voor tuinders weer interessant om zelf wkk-installaties aan te zetten. Dat lijkt me niet de bedoeling. Gaarne reactie.

Voorzitter, ik zie dat ik bijna door de tijd heen ben.

De voorzitter:

U bent al door de tijd heen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik herhaal de vragen die zojuist door collega's zijn gesteld met betrekking tot de afvalstoffenheffing. Ik vond de beantwoording van de staatssecretaris, maar ook de verwijzing naar de brief van mevrouw Stientje van Veldhoven niet heel erg helder, behalve dan dat er geen tijd was voor overleg. Ik vind het een net iets te serieus punt om het hierbij te laten.

Dank u wel.

De heer Essers i (CDA):

Ik zou nog even willen terugkomen op box 3. Vermogenswinsten vallen nu niet onder box 3, zei de heer Vendrik. Maar iemand die vermogenswinsten maakt, heeft natuurlijk wel een hoger vermogen en dat wordt wel in box 3 belast. Verder is het zo dat vermogenswinsten, voordat box 3 werd ingevoerd, inderdaad helemaal niet in de heffingen werden betrokken. Is de heer Vendrik het dus met me eens dat we in ieder geval een stap in de goede richting hebben gezet met de introductie van box 3? Dan heb ik nog een vervolgvraag wat betreft die vermogenswinsten. Vindt hij ook dat vermogensverliezen volledig aftrekbaar zouden moeten zijn?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker. Dat was ook onderdeel van het plan waar ik twintig jaar geleden aan de overkant nog aan gewerkt heb. Dat hoort er namelijk bij. Vermogenswinsten lopen voor een heel klein onderdeeltje natuurlijk mee in de grondslag. Daar heeft de heer Essers gelijk in. Maar dat is natuurlijk geen serieuze heffing. Wat mij altijd gefascineerd heeft, is dat we in de afgelopen tientallen jaren in een steeds rijker land zijn gaan wonen — dat geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor andere landen — terwijl we tegelijkertijd de belastingen op vermogen steeds kleiner proberen te maken. Dat zag je ook bij het aanhoudende taboe rond de subsidie op het eigen huis, de hypotheekrenteaftrek. Het heeft jaren geduurd om daar iets aan te doen. Dat kost heel veel geld. We subsidiëren stilstaan in de auto, stilzitten in een huis. Eindelijk is daar beweging in gekomen. Een volwassen fiscale behandeling van vermogen hoort daarbij. Als beleggers in een jaar een rendement van 10% boeken, betekent dat wat mij betreft dat die 10% inkomen is en navenant belast hoort te worden. Dat betekent ook dat de fiscus meedeelt als er een jaar van verlies is. Zo doen we dat ook in box 2. Zo doen we dat ook in de Vpb. Dat is het draagkrachtprincipe.

De voorzitter:

Dank u wel. Het antwoord is dus ja?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het antwoord is ja, maar de heer Essers wil daar meer over weten, voorzitter.

De heer Essers (CDA):

Nog één opmerking. Dat betekent dus dat je de stabiele opbrengst die de regering met box 3 nastreeft, wel kunt vergeten. Denk even aan de financiële crisis die we gehad hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar is de overheid voor. Het is wonderlijk dat het belang van stabiele overheidsfinanciën jaar in, jaar uit belangrijker is dan de economie en de samenleving, waarvoor wij de overheid in het leven hebben geroepen. Daar hebben we juist een goede fiscale politiek voor nodig. Daar hebben we begrotingsbeleid voor: om een economie en een samenleving te stabiliseren. De mensen die in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 met een restschuld kwamen te zitten, werden niet geholpen door de banken maar moesten het zelf oplossen. Voor hen was het fiscale loket geheel dicht. In een solidaire samenleving was het logisch geweest als wij die mensen hadden geholpen via een verrekening van het verlies van de restschuld. Maar daar hoort ook bij dat er in goede tijden, wanneer mensen bonussen krijgen en vermogenswinsten maken, geheven wordt op een fatsoenlijke wijze. We doen beide niet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik. Wederom was het antwoord ja, denk ik. Dan is nu het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.