Verslag van de vergadering van 10 december 2019 (2019/2020 nr. 12)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.18 uur
De heer Essers i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag de staatssecretaris en de ambtenaren willen bedanken voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen. Ik wil graag een slotsom maken: wat is nou de oogst van het debat? Ik ben positief ingesteld en begin met de positieve punten.
Om te beginnen vind ik het een heel belangrijke toezegging van de staatssecretaris, ook al is er maar heel weinig aandacht aan besteed, dat hij nadrukkelijk mijn betoog over de rol van de inspecteur versus de adviseur heeft bevestigd. De inspecteur moet zich opstellen als een rechter en moet niet als een soort tollenaar proberen om zo veel mogelijk geld voor de Belastingdienst binnen te halen. Dat is een wezenlijk verschil met de adviseur, die de belangen van de klant zo veel mogelijk moet vertegenwoordigen en daarbij overigens ook een eigen verantwoordelijkheid heeft, net zoals de klant ook morele aspecten mee moet nemen. Er is toch een wezenlijk verschil tussen de inspecteur en de adviseur. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris dat verschil bevestigd heeft, want dat is eigenlijk de rode draad geweest van mijn betoog gisteren. Fortiter in re, sterk in de zaak, maar wel soepel in de uitvoering. Dat soepele in de uitvoering komt vooral in de rol van de inspecteur tot uitdrukking, naast het feit dat deze ook sterk is in de leer.
Positief vind ik ook de toezegging van de staatssecretaris dat hij het parlement nadrukkelijk gaat informeren over en betrekken bij de besluitvorming in de OESO. In combinatie met de G20 is de OESO een steeds belangrijker wordend orgaan geworden op het terrein van de heffingsrechten. Die doen heel veel goed werk. Ik denk dat het hele BEPS-project voor een heel groot deel te danken is aan het werk van de OESO. Maar het is natuurlijk ook zo dat there's no taxation without representation. Je moet wel het parlement op tijd betrekken in de oordeelsvorming. Anders dreigt er een soort systematiek te ontstaan waarvan je nog maar heel weinig kunt aanpassen.
Verder ben ik positief over wat de staatssecretaris heeft gezegd over het Vpb-tarief. We gaan er toch geen feestje van maken elke augustus, heeft hij gezegd. Natuurlijk, je moet wel iedere keer opnieuw de afweging maken, maar je moet niet ieder jaar opnieuw eerder gedane beloften weer terug gaan draaien, want het bedrijfsleven heeft er recht op, net zoals de andere burgers, dat men zich kan houden aan toezeggingen van de regering. Die moeten niet continu worden aangepast.
Verder zeg ik dank voor de toezegging voor diegenen die in de massaalbezwaarprocedure voor box 3 zitten, dat als men succes heeft bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dit niet alleen geldt voor 2013 en 2014, maar ook voor 2015 en 2016. Dat is belangrijk voor de administratieve lasten.
Verder ben ik blij dat het kabinet met de afvalsector wil doorgaan met het door de afvalsector voorgestelde plan. Het is jammer dat men elkaar op dit moment bij de rechter treft door de kortgedingprocedure, maar ik proef toch dat er bereidheid is om goed naar elkaar te luisteren. Dat juichen wij toe.
Dan een twijfelpunt, omdat ik er niet helemaal zeker van ben of we elkaar goed begrepen hebben. Dit heeft betrekking op de mandatory disclosure, de verplichting van een adviseur om grensoverschrijdende adviezen of constructies te melden. Ik had gevraagd naar hoe het zit met het risico van terugwerkende kracht. Ik doel op de situatie dat er een advies wordt gemeld bij de Belastingdienst, maar dat er niet meteen op wordt gereageerd vanwege de geweldige hoeveelheid documentatie die binnenkomt. Dan is de kans aanwezig dat zo'n advies in de praktijk al lang wordt geïmplementeerd. In zo'n geval zou ik toch nog steeds heel terughoudend willen zijn met het toepassen van wetgeving met terugwerkende kracht. Die spelregels moeten we wel in acht blijven nemen. Er moet niet te gretig terugwerkende kracht worden ingevoerd.
Ja, dan de minpunten. Je kunt niet alles hebben, maar het blijft wel pijn doen. Ik denk dat we moeten accepteren dat ondanks al onze pogingen er betreffende box 3 geen andere oplossing is dan te wachten tot 2022. Overigens denk ik dat dat al een hele opgave is, want aan dat voorstel zitten ook nog heel wat haken en ogen. In ieder geval is dat voldoende tijd voor de Belastingdienst om het op tijd te implementeren. Ik waardeer de intensieve gedachtewisseling die we daarover hebben gehad.
Voorzitter. Er is toch nog een haakje aan dit belastingpakket wat ik heel ernstig vind. Dat heeft te maken met de hele ODE-heffing, waar toch behoorlijke financiële gevolgen aan vastzitten voor een aantal bedrijfssectoren, waaronder de glastuinbouw. In dat verband vinden we het heel belangrijk dat er in tweede termijn antwoord wordt gegeven op de vragen die gesteld zijn. Een van die vragen is in hoeverre deze lastenafspraken deel uitmaakten van het Klimaatakkoordoverleg. In hoeverre is die sector daarbij betrokken geweest? Ik hoop op goede antwoorden, maar wil hierover toch alvast een motie indienen.
De voorzitter:
Door de leden Essers, Schalk, Crone, Atsma, Doornhof en Rietkerk wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de invoering van de ODE-heffing tot disproportionele financiële gevolgen leidt voor een aantal bedrijfssectoren, waaronder de glastuinbouw, de voedselverwerkende industrie, papier en chemie;
verzoekt de regering om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om deze extreme lastenstijging te verminderen en eventueel te temporiseren, daarover in overleg te treden met deze sectoren, en de Kamer over de voortgang van dit overleg te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (35304).
De heer Essers (CDA):
Ten slotte, voorzitter, een punt over sterkte in de leer maar soepelheid in de uitvoering, die hier en daar toch echt ontbreekt. We hebben het gehad over prohibitieve heffingen en over het feit dat daarbij wat collateral damage kan ontstaan. Laat ik nogmaals onderstrepen dat je oneigenlijk gebruik, agressieve belastingplanning en fraude keihard moet aanpakken, maar je daarbij niet moet uitsluiten dat er door de gecompliceerdheid van deze wetgeving toch bedrijven of burgers kunnen zijn die tussen wal en schip geraken en te maken krijgen met dubbele heffing. Het pleidooi is dat men dat in de uitvoeringssfeer zo veel mogelijk moet mitigeren. Ik pleit niet voor een wijziging in de wetsvoorstellen rondom ATAD 2, maar ik doe wel een oproep aan de staatssecretaris, als baas van de Belastingdienst, om zijn dienst op te roepen om beleid te ontwikkelen om bij de uitvoering van de twee antimisbruikrichtlijnen dubbele heffing zo veel mogelijk te voorkomen, het suaviter in modo. Ook daarover heb ik een motie voorbereid.
De voorzitter:
Door de leden Essers, Geerdink, Atsma, Rietkerk, Doornhof, Oomen-Ruijten en Schalk wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de uitvoering van ATAD 1 en ATAD 2 in de praktijk kan leiden tot situaties van dubbele heffing, zonder dat de regering hier voorzieningen voor wenst te treffen;
overwegende dat Nederlandse antimisbruikwetgeving proportioneel moet zijn om niet in strijd te komen met Europees recht;
verzoekt de staatssecretaris om de Belastingdienst op te dragen om beleid te ontwikkelen om bij de uitvoering van ATAD 1 en ATAD 2 dubbele heffing zo veel mogelijk te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (35241).
De heer Essers (CDA):
Voorzitter, ik dank u wel.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
Voorzitter, als u mij toestaat, twee vragen aan de heer Essers. Eerst over zijn vorige motie. Kan hij ons duiden wat de consequentie van de indiening van die motie is voor de stemming over het wetsvoorstel betreffende fiscale aspecten van het Klimaatakkoord, volgende week?
De heer Essers (CDA):
Nee, dat kan ik nog niet. Dat hangt heel duidelijk ook af van de beantwoording door de staatssecretaris zo meteen. Het is ook afhankelijk van wat mijn fractie daarover gaat oordelen. Daar kan ik dus niet over speculeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Misschien kan de heer Essers dan toch een suggestie doen, voor de helderheid in dit debat, wat de staatssecretaris straks ten minste moet zeggen om hem met een positief gevoel deze zaal uit te laten lopen?
De heer Essers (CDA):
De motie uitvoeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb de motie nog niet gezien, maar alleen gehoord, maar die gooit eigenlijk het hele wetsvoorstel omver, want alles moet opnieuw bekeken worden. Begrijp ik het zo goed?
De heer Essers (CDA):
Nee, die ODE-heffing is onderdeel van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord, maar als zo'n onderdeel van het Klimaatakkoord dermate draconische gevolgen heeft, vraag ik mij af of dat überhaupt de bedoeling geweest kan zijn van degenen die dit hebben voorgesteld. Ik ga er toch van uit dat men er alles aan zal doen om alternatieven te onderzoeken in overleg met de sector; niet alleen monitoren, maar ook echt alternatieven onderzoeken en waar mogelijk de kwalijke gevolgen wegnemen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik zou zeggen: deze herziening, die wist je dat zou komen, die hangt al jaren boven de markt. Dat heeft iedereen zien aankomen, dat is aan allerlei tafels besproken, dus het is vrij wonderlijk om hier te horen dat het bijna uit de lucht komt vallen en dat het tijd wordt voor een paar alternatieven. Maar goed, we gaan de staatssecretaris horen.
Misschien nog een vraag over de andere motie. De heer Essers is zo beducht voor dubbele heffingen dat hij zelfs de Belastingdienst vraagt beleid te ontwikkelen om dat te voorkomen. Volgens mij doet de staatssecretaris dat, maar goed. Zullen we dan ook meteen het tegendeel met de staatssecretaris afspreken? Wanneer bij de uitvoering van ATAD 1 en 2 blijkt dat het niet lukt om het oogmerk om heffingen te ontgaan tegen te werken, zal de staatssecretaris dan met steun van de Eerste Kamerfractie van het CDA wetsvoorstellen indienen om dat meteen te repareren?
De heer Essers (CDA):
Daar is geen twijfel over. Ik ben steeds begonnen met de stelling dat we het continu ontgaan van belasting en agressieve belastingplanning niet willen. Het is oldskoolpolitiek dat je daar pleidooien voor houdt. Mijn pleidooi is dat je ook niet moet doorslaan naar de andere kant, als mensen tussen wal en schip raken door deze wetgeving, maar dat je waar mogelijk proportioneel optreedt en dubbele heffing probeert te voorkomen. Maar ik heb het niet over dubbele non-heffing.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zou de heer Essers dan bereid zijn om zijn motie aan te passen en in balans te brengen, zodat er een faire oproep richting de staatssecretaris ontstaat, die aan twee kanten oproept tot waakzaamheid en het informeren van het parlement; zowel in de situatie van dubbele heffing als in de situatie dat het tegengaan van geen heffing niet lukt, zodat beide kanten adequaat in de motie worden verwoord? Zou hij daartoe bereid zijn?
De heer Essers (CDA):
Nou, ik vind dat onnodig. Over dat eerste aspect bestaat geen misverstand, daarover zijn wij het eens. Over dat tweede, het voorkomen van dubbele heffing, zegt de staatssecretaris nadrukkelijk dat hij dat niet in wetgeving opgenomen wil zien, want dat leidt tot overkill en veel te moeilijke wetgeving. Dat accepteer ik, maar ik pleit ervoor om in de uitvoeringssfeer waar mogelijk die dubbele heffing te vermijden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Essers. Dan is het woord aan de heer Vendrik.