Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap



Verslag van de vergadering van 16 december 2019 (2019/2020 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Ik denk dat bijna iedereen, ook in dit huis, zal beamen dat onderwijs ontzettend belangrijk is. Ook als je jezelf geen onderwijspartij noemt, kan je die overtuiging ten volste delen. Maar belangrijk is natuurlijk dat je dan wel de beleidskeuzes maakt die die politieke prioriteit ook gestalte geven. Vorige week werd hier de uitdrukking "to put your money where your mouth is" gebezigd. Hoewel ik de verengelsing van dit huis niet toejuich, drukt dit toch wel heel adequaat uit wat ik hier bedoel. Geen woorden maar daden, ook een mooie Nederlandse uitdrukking.

We horen vaak van onderwijspartij D66, op de sprekerslijst de grote afwezige bij dit debat, en ook van de beide ministers dat het niet alleen om geld gaat en dat we niet alleen met meer geld de kwaliteit van ons onderwijs kunnen verbeteren. Nee, dat klopt. Als iemand die zelf al 19 jaar werkzaam is in het hoger onderwijs kan ik dat beamen. Sterker nog, docenten, van de basisschool tot de universiteit, slagen er soms zelfs in om met minder middelen dezelfde of zelfs meer kwaliteit te leveren. Maar dat wil niet zeggen dat daar geen prijs voor betaald wordt. Die wordt namelijk wel betaald, voorzitter, bijvoorbeeld en met name in de vorm van een extreem toenemende werkdruk. Een op de vier docenten in het basisonderwijs krijgt te maken met een burn-out. Docenten aan de universiteit werken gemiddeld 25% over; allemaal onbetaald werk. Op een gegeven moment is de rek er dan uit en knapt het elastiek.

En ja, ook de overheid kan ons onderwijs verbeteren zonder dat zich dat altijd moet vertalen in een hoger budget. Je kan bijvoorbeeld op allerlei manieren proberen de bureaucratie of de administratieve lasten in het primair, het voortgezet en het hoger onderwijs te verminderen. We zouden het hoger onderwijs ook kunnen verlossen van het perverse outputfinancieringsmodel, dat maakt dat universiteiten elkaar beconcurreren op studentenaantallen, wat in alle opzichten de kwaliteit niet ten goede komt.

De minister heeft hier ook aandacht voor en dat is te prijzen. Er is erkenning voor het feit dat het hoger onderwijs veel te veel gericht is op concurrentie en niet op samenwerking. Dat zien we ook terug in de net gepubliceerde Strategische agenda. Er is al een kleine stap gezet in het herzien van de bekostiging, met de aanpassing van de verhouding tussen vast en variabel. Maar voor verdere stappen moeten we toch afwachten wat er gaat gebeuren en wat er komt uit onderzoek dat in 2020 afgerond moet zijn. Aan de minister de vraag of zij op dit punt nog stappen voorziet binnen deze kabinetsperiode. Voorlopig hebben we het hier over studies en plannen voor de toekomst, niet over de begroting die nu voor ons ligt.

Voorzitter. De begroting die nu voor ons ligt, schiet tekort, want de grote problemen die er nu zijn in het onderwijs, van basisonderwijs tot universiteit, hebben wel degelijk in de eerste plaats met geld te maken. Beter onderwijs vergt meer dan alleen meer geld, maar dat is op dit moment wel een noodzakelijke voorwaarde.

We hebben jaren op rij te weinig geïnvesteerd in het onderwijs en er is ook gewoon keihard bezuinigd. Bezuinigen in tijden van recessie is economisch buitengewoon onverstandig.

De heer Pijlman i (D66):

Ik ben blij te horen dat u zich bekeerd heeft. U weet natuurlijk ook dat er inmiddels 1,7 miljard via het regeerakkoord voor het onderwijs is vrijgemaakt en dat is meer dan jaren en jaren daarvoor. Dat het te weinig is, daar hebt u gelijk in, maar ik wil toch aan u vragen hoe het zit met de SP, want uw verkiezingsprogramma fungeert nog. Hebt u dat wel gelezen als het over onderwijs en investeringen gaat? Die zijn er namelijk niet bij de SP.

De heer Van Apeldoorn (SP):

In de eerste plaats heet ik de heer Pijlman namens de D66-fractie van harte welkom in het debat. Nee, ik denk niet dat wij ons bekeerd hebben. De SP heeft jarenlang, ook al voor het laatste verkiezingsprogramma, bijvoorbeeld gepleit voor kleinere klassen. Wij noemden dat de "kleine klassenstrijd", de strijd voor kleinere klassen. Dat is natuurlijk wel degelijk iets wat een investering had gevraagd. In die zin hebben we ons niet bekeerd. Ik ga nu geen uitgebreid commentaar geven op ons laatste verkiezingsprogramma. Het is inderdaad correct dat de verhoging van de salarissen, waar wij nu voor pleiten, niet in ons laatste verkiezingsprogramma was opgenomen. Dat hadden we misschien beter wel kunnen doen. Gezien de nood die er is en die al een paar jaar, sinds de laatste verkiezingen, aan de gang is, gaat het erom dat we erkennen dat er meer geld bij moet om de structurele problemen, structureel aan te pakken. Daar staat de SP voor.

De heer Pijlman (D66):

Dan ben ik toch blij dat ik u een bekeerling heb genoemd, want er was inderdaad niets over te vinden in uw verkiezingsprogramma. Integendeel. U weet natuurlijk ook, net als wij allen, dat het kabinet, naast die enorme investeringen in het onderwijs, ook nog structureel 500 miljoen van het vorige kabinet moest wegwerken. Kortom, er is al ongelooflijk veel gebeurd. En ja, er moet nog veel meer, maar zet alles wel in een eerlijk perspectief. Dank u wel, voorzitter.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik zou mezelf, noch mijn partij, in dezen toch een bekeerling willen noemen. Mijn partij heeft altijd gestaan voor grote investeringen in het onderwijs. De heer Pijlman heeft er gelijk in dat het vorige kabinet, waar wij overigens geen deel van uitmaakten, enorm veel bezuinigd heeft op het onderwijs. De heer Pijlman heeft er ook gelijk in dat dit kabinet een aantal stappen heeft gezet. Er is meer geïnvesteerd, er zijn stappen gezet en er zijn zaken verbeterd, maar dat was allemaal ten opzichte van de enorme achterstand waarmee wij te maken hadden op het moment dat dit kabinet aantrad. Dat zie ik ook. Ons gaat het nu om de begroting die voorligt en om de vraag of dat voldoende is. We kunnen het heel erg lang hebben over wat er al gedaan is. Daar zal de minister straks mogelijk ook op ingaan. Dat zou mij niet verbazen. Ons gaat het erom of dit voldoende is om de problemen die er nu zijn op te lossen. Onze conclusie is daarin helder.

Ik wil de heer Pijlman geen bekeerling noemen, maar ik ben blij te constateren dat hij nu ook zegt dat het niet voldoende is en dat er meer moet gebeuren. Ik zou ook graag de D66-fractie uitnodigen om mee te gaan in de conclusie dat er meer nodig is en zich af te vragen wat dat betekent voor deze begroting en voor wat er moet gebeuren gedurende deze kabinetsperiode.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Bezuinigen in tijden van recessie is economisch buitengewoon onverstandig. Bezuinigen op onderwijs is dubbel onverstandig, omdat je bezuinigt op de toekomstige innovatiekracht en productiviteit van onze economie, om nog maar te zwijgen van de consequenties voor de bredere welvaart. Na jaren van bezuinigingen en onderinvestering zitten we nu in een situatie waarin de kwaliteit in alle geledingen van het onderwijs onder druk staat. Het is niet voor niets zo dat het primair en voortgezet onderwijs in actie is gekomen met PO in Actie en Leraren In Actie, maar ook docenten en hoogleraren aan de universiteiten met WOinActie. Meesters en juffen hebben al meermalen gestaakt en gaan door met deze acties. Zeker in het basisonderwijs staat het water de onderwijzers aan de lippen. Klassen worden naar huis gestuurd, scholen geven maar vier dagen onderwijs, of gaan voor een week of langer dicht. Dit is toch gewoon onacceptabel in een rijk land als Nederland? Is de minister dat met mij eens?

Terwijl scholen met pijn in het hart leerlingen naar huis moeten sturen wegens het lerarentekort, neemt de werkdruk alleen nog maar verder toe, en dat voor een salaris dat in het basisonderwijs al jaren achterloopt op het voortgezet onderwijs. Over deze loonkloof is al veel gesproken. Maar woorden zullen deze kloof niet dichten. Hoe ziet de minister dit? Moeten we hiervoor ook wachten op een volgend kabinet?

Het lerarentekort is nog eens bijzonder nijpend in het speciaal onderwijs, zowel primair als voortgezet. Dit treft dus de meest kwetsbare kinderen. Ook hier wreekt het zich dat de waardering en de arbeidsvoorwaarden nog niet gelijkwaardig zijn aan die van docenten in het reguliere voortgezet onderwijs. Waar, zo vraag ik de minister, kan ik in deze begroting terugvinden dat hij deze noden van het lerarentekort in het reguliere en in het speciaal onderwijs serieus neemt? En wat kan hij ons beloven over hoe het ervoor zal staan als we hier over een jaar weer tegenover elkaar staan?

Voorzitter. De oplopende werkdruk — ik noemde het al — is ook een groot probleem aan de universiteiten, al helemaal in combinatie met het enorm hoge percentage aan flexibele contracten. Die werkdruk in combinatie met de voortdurende onzekerheid, niet wetende of je over één of twee jaar nog wel een baan zult hebben en je daarom drie slagen in de rondte werken, maakt dat ook steeds meer mensen in het hoger onderwijs eraan onderdoor gaan. Ook de minister erkent de problematiek dat er aan de universiteiten te veel wordt overgewerkt, dat er te veel flexibele contracten zijn en dat te veel wetenschappers te veel tijd kwijt aan onderzoeksaanvragen. Maar hoe heeft het zover kunnen komen? En hoe gaan we dit nu oplossen? De werkdruk in het wetenschappelijk onderwijs kun je niet oplossen met een afnemend budget per student. Er zal dus meer geld bij moeten. Erkent de minister dat?

Voorzitter. Om deze grote, structurele problemen in het onderwijs op te lossen, moet er simpelweg meer geld bij, structureel meer geld. En dat geld is er. Ook als je wilt blijven vasthouden aan de valse voorstelling van zaken dat bezuinigingen toen onontkoombaar waren, geldt in ieder geval nu dat we in een hele andere situatie zitten. Want er is geld genoeg. We houden dit jaar 10 miljard over op de begroting. Geld lenen voor de overheid is niet alleen gratis, nee, je krijgt er geld bij! Maar afgezien van het feit dat een begrotingsoverschot financieel-economisch dom en kortzichtig beleid is en we beter met een beperkt begrotingsoverschot kunnen investeren in de toekomst van onze samenleving — een investering die zich dubbel en dwars zal laten uitbetalen — kunnen we ook zonder het tekort te laten oplopen veel betere keuzes maken.

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

Ik zou de spreker van de SP het volgende willen vragen. In de afgelopen decennia zijn er miljarden in het onderwijs gestoken. Er wordt nu weer een vraag neergelegd om nog meer geld. Bent u het met mij eens dat het ook een kwestie kan zijn van meer balans in de uitgaven, dus dat je het geld meer labelt voor het onderwijsleerproces als primair proces? Bent u het met mij eens dat er een slag te slaan is qua bureaucratie en overhead in het onderwijs? Bent u dat met mij eens? Of zegt u: nee hoor, er moet sowieso meer geld bij en de situatie blijft zoals die is?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank voor deze vraag, meneer Van Kesteren. Je hoeft het ene niet te laten als je het andere doet. Ik ben het er zeer mee eens dat er soms, of misschien wel vaak, en ik denk in alle geledingen van het onderwijs, een disbalans is tussen het primaire proces van het onderwijs en de rest. De heer Van Kesteren zei het eerder ook in zijn eigen betoog. Docenten zijn dus te veel tijd kwijt aan administratieve taken. Er zijn te veel mensen eromheen in kantoortjes, zoals we de heer Van Kesteren net hoorden zeggen, die niet per se altijd het onderwijs ondersteunen. Overigens doen heel veel van die mensen in die kantoortjes dat wél. Die doen heel nuttig en noodzakelijk werk. Maar we moeten daar zeker naar kijken. Ik had het er net over dat je de kwaliteit van het onderwijs ook kan verbeteren door de bureaucratie en de administratieve lasten te verminderen. We zien dat overigens in de hele publieke sector, ook in de zorg. Dit heeft ook al jaren de aandacht van onze partij. Dit geldt zeker voor het onderwijs. Dat moeten we absoluut doen. Maar dat laat onverlet dat er wat ons betreft ook meer geld bij moet. Als je bijvoorbeeld de salarissen wilt verhogen, als je de salarissen in het basisonderwijs gelijk wilt trekken met die in het voortgezet onderwijs, kom je er niet alleen met de verschuiving die de heer Van Kesteren heeft voorgesteld. Als je dat doet, zal dat onvoldoende zijn.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Als laatste vraag: zou u dan niet eerst de uitdaging aan willen gaan om de omstandigheden in het onderwijs te veranderen en om daarna te kijken of er überhaupt meer geld bij moet?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, dat wil ik niet, zeg ik tegen de heer Van Kesteren. We hebben nu te maken met een groot, schreeuwend lerarentekort. We hebben nu te maken met docenten voor de klas die zich ondergewaardeerd voelen en die — terecht — ervaren dat ze voor hun zware werk, en gegeven de enorm toegenomen werkdruk, te weinig betaald krijgen, bijvoorbeeld in vergelijking met hun collega's in het voortgezet onderwijs. Maar ook überhaupt zijn wij voor een algehele salarisverhoging voor alle docenten in het primair en voortgezet onderwijs en daarnaast voor het gelijktrekken van die salarissen. En dat kost nu eenmaal geld.

De voorzitter:

De heer Van Kesteren, uw laatste vraag.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

De allerlaatste vraag. Bent u het dan niet met mij eens dat ook de mensen met een onderwijsbevoegdheid buiten de klas verleid moeten worden om weer voor de klas te gaan staan? Dat bereik je niet door alle leerkrachten, ook degenen buiten de klas met een onderwijsbevoegdheid, dat salaris ook te geven, want dan zal er niks veranderen en dan zal dat grote lerarentekort er nog steeds blijven. Het lerarentekort heeft voornamelijk te maken met mensen in het onderwijs die de ambitie hebben om zo snel mogelijk weer uit de klas te komen, want dat is een mooi carrièreperspectief. Dat moet je tackelen naar mijn idee. Vindt u dat ook?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat laatste zou je moeten tackelen, maar ik denk niet dat dan het antwoord moet zijn dat we die salarissen dan maar niet gaan verhogen. Je moet het beroep van leraar aantrekkelijker maken door de salarissen te verhogen. Dat is een manier om uiteindelijk het tekort weg te werken. Op korte termijn moeten we daar maatregelen voor treffen, maar op langere termijn moeten we ervoor zorgen dat het beroep aantrekkelijker wordt. Daar hoort ook een goed pakket aan arbeidsvoorwaarden bij. Daar moeten we dus in investeren en daar moeten we niet langer mee wachten.

Voorzitter, met uw permissie vervolg ik mijn betoog.

De voorzitter:

De heer Gerbrandy heeft eerst een interruptie.

De heer Gerbrandy i (OSF):

Het betoog van de heer Van Apeldoorn kan ik heel goed volgen. Die klaagzang is misschien ook terecht. Maar kunnen we ons kabinet en de ministers niet een beetje helpen door wat goede voorbeelden te geven? Mag ik in die zin uw mening vragen over het Finse model: korter naar school, hoger opgeleid, meer salaris, veel betere resultaten en kleinere klassen? Of kent u het systeem niet?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan de heer Gerbrandy. Ik ben niet bekend met alle details van het Finse model. De heer Gerbrandy zelf ook niet, maar zoals hij het nu schetst, klinkt dat aantrekkelijk. Ik zei net al dat we toe moeten naar kleinere klassen. Dat is ook iets waar Leraren In Actie en PO in actie voor strijden. De SP heeft daar, zoals ik net al memoreerde, jaren voor gestreden. Als je klassen hebt van maximaal 24 of 25 leerlingen — wat we nu niet hebben — dan gaat de werkdruk naar beneden, dan gaan de lasten die daarbij horen naar beneden en dan gaat de kwaliteit van het onderwijs omhoog. En ja, daar zul je in moeten investeren.

Voorzitter, ik vervolg mijn betoog. We kunnen betere keuzes maken, zei ik net al. Keuzes voor het onderwijs en voor meer onderwijzers in plaats van voor nieuwe onderzeeërs, bijvoorbeeld. En zelfs als je die dingen wel zo nodig wil hebben, is er geld genoeg. Alleen moet je het dan wel halen waar het te halen is. Want het geld klotst niet alleen tegen de plinten bij de overheid, maar ook bij het bedrijfsleven. Vooral het grootbedrijf en de grootbanken maken weer enorme winsten. De bazen van die bedrijven laten hun salarissen daarbij ook nog eens met vele procenten stijgen. De Quote 500 is alweer rijker geworden, het aantal miljonairs en miljardairs en hun vermogen is alweer toegenomen. We hebben nu 176.000 miljonairs in dit land. Laten we het geld halen waar het te halen is. Waarom bijvoorbeeld niet de bankbelasting verder verhogen, zoals mijn partij in de Tweede Kamer bij amendement heeft voorgesteld? Waarom niet het hoge tarief voor de winstbelasting verhogen in plaats van verlagen, zoals het kabinet nu per 2021 wil doen? En over kansenongelijkheid gesproken, waarom voeren we eindelijk niet eens die miljonairstaks in? Dan heb je twee vliegen in één klap. Al die maatregelen zouden vele miljarden vrijmaken. Die hoeven niet allemaal naar onderwijs — we hebben ook elders meer publieke investeringen nodig — maar je zou daarbij de grote noden in het onderwijs wel degelijk kunnen lenigen.

Voorzitter. Het zijn echt allemaal keuzes en dit kabinet, met een onderwijspartij in de coalitie, maakt andere keuzes. Keuzes ten koste van het onderwijs. Zo simpel is het. Als iedereen in deze samenleving, dus ook de multinationals en de miljardairs, zijn fair share zou betalen, konden we gewoon budgetneutraal het benodigde geld voor het onderwijs vrijmaken.

Voorzitter. We hebben een begrotingsoverschot, maar een lerarentekort. We hebben overvolle kassen bij het grote bedrijfsleven, maar ook overvolle klassen. We hebben een afnemende effectieve belastingdruk voor grote bedrijven, maar een toenemende werkdruk voor docenten. De verkeerde keuzes dus. Ik realiseer me dat ik hier niet het debat voer met de minister van Financiën en dat deze ministers het ook maar moeten doen met de afgesproken financiële kaders, maar ik vraag me wel af hoe deze ministers daar zelf tegen aankijken. Hebben zij zelf niet eens gedacht: goh, is die belastingverlaging voor het grote bedrijfsleven wel echt nodig, als we zulke tekorten in het onderwijs hebben, is het wel echt nodig de staatsschuld nog verder af te lossen nu we zelfs een negatieve rente hebben en de noden binnen onze portefeuilles zo hoog zijn, en moet er niet ook meer geld naar onderwijs als we zo veel meer geld gaan uitgeven aan defensie? Hebben ze weleens geprobeerd de collega's in het kabinet op dit punt bij te sturen en het kabinet nadrukkelijker te laten kiezen voor onderwijs? Graag een reactie van beide ministers.

Voorzitter. Natuurlijk ontkent ook mijn fractie niet dat er stappen zijn gezet, bijvoorbeeld om het lerarentekort terug te dringen. Ik zei dat net al in het korte debatje met de heer Pijlman. Maar de minister weet ook dat desondanks het lerarentekort nog verder zal oplopen de komende jaren. Ook voor het wetenschappelijk onderwijs geldt dat de problemen voorlopig alleen nog maar nijpender worden, bijvoorbeeld met de quick and dirty job, al heeft de minister afstand genomen van die woorden, op basis van het rapport-Van Rijn. Het is dus niet zo zinvol, zeg ik bij voorbaat tegen beide ministers, om allemaal te gaan benoemen wat de regering al wel gedaan heeft. Evenzogoed heeft het weinig zin om te verwijzen naar die plannen die vooralsnog niet ook maar de aankondiging van een budgettaire vertaling krijgen. De minister van OCW heeft bijvoorbeeld gezegd het eens te zijn met WOinactie dat er voor het wetenschappelijk onderwijs structureel 1 miljard bij moet. Dat is mooi, heel mooi. Er is sprake van voortschrijdend inzicht. Maar die ene miljard staat niet in deze begroting. Verbindt de minister daarom zelf enige consequenties aan deze uitspraak? Heeft deze ook maar enige gevolgen voor het beleid van dit kabinet, of was het vooral voorsorteren op een volgende coalitie in het kader van de profilering richting de verkiezingen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Overigens hadden wij hier eerder in de senaat wel iets te vieren als het om hoger onderwijs ging. Mijn fractie was er zeer blij mee dat na een massale actie van studenten het voorstel van de minister om werd ingetrokken de rente op studieleningen te verhogen toen het hier geen meerderheid bleek te kunnen behalen. Groot was onze teleurstelling dan ook dat de 226 miljoen die dit kost vervolgens technisch is ingeboekt als bezuiniging op de onderwijsbegroting. Dat is een belediging aan alle studenten die hier zo hard actie tegen gevoerd hebben. Is de minister het met mijn fractie eens dat dit anders had gekund? Zo ja, waarom is hier dan voor gekozen? Deze minister ligt hopelijk toch niet helemaal aan de leiband van collega Hoekstra?

Voorzitter. Het punt van mijn fractie is dat wat gedaan wordt voor het komende jaar en tot het einde van deze kabinetsperiode duidelijk onvoldoende is. De vraag aan beide ministers is derhalve waarom er niet voor gekozen is meer te doen, want het "keuzes in schaarste"-argument, zoals ook de minister-president onlangs weer heeft gebruikt, overtuigt in dezen niet. Als het gaat om het primair onderwijs is de eenmalige 460 miljoen natuurlijk mooi, maar terecht hebben de leraren zich met dit zoethoudertje uiteindelijk niet laten afschepen en gingen de acties door. Dit is niet omdat leraren graag staken of niet snel tevreden zijn. Leraren willen het liefst gewoon voor de klas staan, doen waarvoor ze opgeleid zijn, met hart en passie voor hun vak, met toewijding aan de kinderen die aan hen toevertrouwd zijn. Maar die leraren voelen zich, zoals ik net al zei, vaak in de steek gelaten door de politiek, omdat hun het werk steeds minder goed mogelijk gemaakt wordt. Structurele problemen vragen om structurele oplossingen.

Naar aanleiding van wat deze krant het "broddelakkoord" van begin november noemde, het akkoord waarin die 460 miljoen werd toegezegd, schreef het NRC Handelsblad in een hoofdredactioneel commentaar dat het terecht was dat de leraren alsnog gingen staken, want — en ik citeer — "geslaagd basis- en middelbaar onderwijs vereist structureel bij te stellen financiering, voldoende om het te laten beantwoorden aan de maatschappelijke ontwikkelingen, zodat van niet één enkele leerling de denk- en doekracht onbenut blijft". Het zou zomaar in het verkiezingsprogramma van D66 hebben kunnen staan. De werkelijkheid met het beleid van deze coalitie is helaas een andere. Hopelijk kunnen beide ministers mij nog op andere gedachten brengen, moet ik hier natuurlijk aan toevoegen, maar groot is deze hoop niet. Dat laat onverlet dat ik zoals altijd uitkijk naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Vendrik, die het woord zal voeren namens de fractie van GroenLinks.