Verslag van de vergadering van 17 december 2019 (2019/2020 nr. 14)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 12.01 uur
De heer Koole i (PvdA):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Wij spreken vandaag over een zeer belangrijk onderwerp, maar alvorens ik daarmee begin, wil ik eerst mevrouw Prins en de heer Nicolaï feliciteren met hun maidenspeech.
Over dat belangrijke onderwerp van vandaag spraken wij eigenlijk gisteren ook al, namelijk de vraag hoe wij concrete stappen kunnen zetten ter bescherming van klimaat en milieu. De teleurstellende resultaten van de klimaattop in Madrid laten zien dat er nog veel werk aan de winkel is. Dat laat ook het ambitieuze plan voor een Green Deal van de Europese Commissie zien. De Europese Commissie kwam inderdaad wel heel snel met voorstellen, zeg ik mevrouw Prins na. Wij zouden dat graag ook van deze regering hebben gezien. Ik heb hier gisteren in het debat over de Meststoffenwet ook enkele opmerkingen over gemaakt. We kunnen niet op onze handen gaan zitten.
Dat kunnen we ook niet bij het probleem van het tekort aan woningen. De woningmarkt is zeer overspannen en woningbouw is hard nodig. Dit geldt vooral voor betaalbare en duurzame woningen voor de lagere inkomens en middeninkomens. En daarvoor is het nodig dat het verlenen van bouwvergunningen weer op gang komt. Die vergunningverlening is volgens de PvdA-fractie van groot belang, maar het herstel van de natuurwaarden evenzeer. De regering constateert immers dat vrijwel alle Natura 2000-gebieden in Nederland te kampen hebben met een ernstige overbelasting van stikstof. Gisteravond zeer laat ontvingen wij nog een voortgangsbrief van de minister over de aanpak van de stikstofproblematiek waarvan de kern volgens de regering is: "met volle inzet werken aan herstel en versterking van de natuur en het terugdringen van de stikstofproblematiek".
De vraag die wij na afloop van dit plenaire debat over de spoedwet moeten beantwoorden, is of het wetsvoorstel de juiste balans bevat tussen beide doelen, woningbouw enerzijds en natuurherstel en -behoud anderzijds, en of in dit debat die balans op een adequate manier in wetgeving en toezeggingen is verankerd.
Over het wetsvoorstel heeft mijn fractie, net als de meeste andere in deze Kamer, schriftelijke vragen gesteld en wij danken de regering voor de beantwoording ervan. Dat heeft op sommige punten de zaken verduidelijkt, maar op andere soms weer vragen opgeroepen. Die wil ik hier graag aan de orde stellen.
Allereerst de term "spoed" in de naam van dit wetsvoorstel. We hebben de afgelopen weken dramatische oproepen gehoord om toch vooral met deze wet in te stemmen, omdat anders mensen in de bouw werkloos onder de kerstboom komen te zitten. Het voorkomen en bestrijden van werkloosheid is sociaaldemocraten op het lijf geschreven. Maar die kerstboom? In de beantwoording van de vragen lezen wij dat aanname van dit wetsvoorstel het mogelijk maakt dat de regeling voor het stikstofregistratiesysteem voor de bouw meteen in werking kan treden, dus per 1 januari 2020. Dat betekent echter niet dat er gelijk vergunningen kunnen worden uitgegeven op basis van dat systeem. Het betekent dat door de inwerkingtreding van die regeling dat systeem — ook wel de stikstofbank genoemd — vervolgens kan worden gevuld met stikstofdepositieruimte en hoe meer depositieruimte er in dat systeem zit, des te groter de kans dat vergunningen kunnen worden uitgegeven. Is de regering het met deze stelling eens? Wie is trouwens bevoegd om stikstofruimte aan de stikstofbank te onttrekken, het Rijk of de provincie, zo vraag ik de minister.
De depositieruimte kan volgens de memorie van antwoord alleen worden gevuld door maatregelen waarvan de effecten vast zijn komen te staan. Dat is een goede zaak, vindt mijn fractie. Het moet dus echt overtuigend zijn aangetoond dat specifieke maatregelen effectief leiden tot minder stikstofdepositie, wil die stikstofbank zich kunnen vullen.
De eerste maatregel waarbij dat volgens de regering het geval is, is de snelheidsbeperking voor autowegen, die overigens niet door dit wetsvoorstel wordt geregeld. De effecten van die maatregelen zijn op zijn vroegst medio maart te verwachten.
De tweede maatregel is die van het veevoerspoor, die wel in dit wetsvoorstel is opgenomen. Qua doelmatigheid is deze maatregel moeilijk te controleren en ook de handhaving is zeer intensief. Kan de minister aangeven hoe zij die handhaving denkt te gaan organiseren? Het is, zo begrijpen wij, bovendien niet zeker dat de maatregel doorgaat, want daarvoor is eerst nog een notificatieprocedure bij de Europese Commissie vereist. En als zich daarbij geen hobbels op de weg zouden voordoen, moet dit voorstel ook nog in beide Kamers van ons parlement worden voorgehangen. Bij elkaar duurt dat ten minste vier maanden en dan zitten we dus in mei.
De effecten van een derde specifieke maatregel, die ook in het wetsvoorstel is opgenomen, betreffen de saneringsregeling voor de varkenshouderij. Dat kost enige tijd, zegt de regering. Hoeveel tijd, zo vraag ik aan de minister.
Op basis hiervan concludeert mijn fractie dat in elk geval in de eerste drie, vier maanden van het komend jaar geen of nauwelijks enige vulling van de stikstofbank te verwachten is. Deelt de regering deze inschatting? Dat betekent dan toch dat de eerste vergunningen op basis van de opgebouwde stikstofdepositieruimte pas op zijn vroegst eind maart, begin april volgend jaar zouden kunnen worden verleend. Is de regering het daarmee eens?
De feitelijke werkzaamheden op basis van de nieuw verleende vergunningen zullen waarschijnlijk nóg later beginnen. De kerstbomen zijn dan allang weer in de tuin teruggeplant of verwerkt in een biomassacentrale.
En dan nog zullen wellicht niet héél veel vergunningen kunnen worden afgegeven, omdat volgens de nu voorgenomen maatregelen alleen die van de snelheidsbeperking zeker tot minder stikstofdepositie leidt. Waarom niet geprobeerd is dat regime van de 100 kilometer per uur áltijd op álle snelwegen toe te passen, is mijn fractie nog steeds niet duidelijk. Kan de minister dat nog eens een keer uitleggen? De urgentie van de problematiek is hoog en dan helpen álle kleine beetjes.
En nu we het hier toch over hebben, is de minister voornemens specifiek op die 100 km/u te gaan handhaven? Want als dát niet gebeurt, zal er van minder stikstofdepositie geen sprake kunnen zijn.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
De heer Koole legt uit dat de in de spoedwet voorgestelde maatregelen veel tijd zullen kosten om echt in werking te treden. Vindt de heer Koole niet met mij dat dat juist een reden is om deze wet zo snel mogelijk aan te nemen, zodat we zo weinig mogelijk tijd verliezen? We weten namelijk dat het tóch al tijd gaat kosten.
De heer Koole (PvdA):
Wij zijn voor het aannemen van een wet die snel werkt, maar we moeten wel weten dat die ook echt de daarmee beoogde effecten heeft. Daar heb ik vervolgens dadelijk ook nog een aantal vragen over. Wij hebben daar enige twijfel over. Hopelijk kan de minister die wegnemen.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik neem aan dat de heer Koole het feit dat het nog enige tijd duurt voordat de maatregelen echt kunnen gaan werken niet ziet als een reden om ertegen te stemmen.
De heer Koole (PvdA):
Die maatregelen moeten snel gestart worden, mits ze ook werken en mits ze ook zijn ingebed in een pakket van maatregelen waar de Raad van State over spreekt, zodat het bij elkaar juridisch houdbaar is. Dus ja, snelheid is vereist, maar wel een goed samenstel van maatregelen waardoor het ook gaat werken.
Ik had het over de stikstofbank. De volgende vraag daarover is: heeft de regering overwogen die stikstofbank ook regionaal te laten vullen door maatregelen die voortkomen uit de gebiedsgerichte aanpak? Graag een reactie van de minister hierop.
In de schriftelijke vragen van de PvdA-fractie zijn verschillende aanvullende maatregelen — ik had het er daarnet al over — gesuggereerd, om de regering te helpen sneller resultaten te bereiken, juist vanwege de urgentie. Een daarvan, de uitvoering van de in de Tweede Kamer aangenomen motie van partijgenoot Moorlag, neemt de regering op. Dat doet onze fractie deugd. Het betekent dat is toegezegd dat in een ministeriële regeling zal worden uitgewerkt dat de vrijgekomen stikstofruimte bij voorrang wordt benut voor woningbouw. Woningbouw krijgt dus ook voorrang voor de zeven MIRT-projecten die de regering ook uitgevoerd wil zien. Voor de bouw van de 75.000 woningen in 2020 wijken desnoods dus andere projecten. Herkent de minister zich in de weergave van deze toezegging? Kan de minister tevens toezeggen dat die ministeriële regeling vóór maart 2020 tot stand komt, zodat die van kracht is wanneer de eerste vergunningen op basis van de opgebouwde stikstofdepositieruimte zullen worden verstrekt? En gaat de minister ervan uit dat die 75.000 nieuwe woningen, duurzame woningen moeten zijn, die in meerderheid bestemd zijn voor de lagere en middeninkomens? Wij hebben daar eerder al op deze ochtend een debatje over gevoerd met de heren Pijlman en Van Gurp. Want voor die lagere en middeninkomens knelt de overspannen woningmarkt het ergst. Zou de minister daarover gesprekken willen aangaan met de VNG en wellicht ook met de woningbouwcorporaties? Dat zeg ik tegen de heer Van Gurp, want ik begrijp dat de minister dit niet zelf nationaal kan regelen; maar je kunt wel de minister stimuleren om die gesprekken daarover aan te gaan.
Bij andere in onze schriftelijke vragen gesuggereerde extra maatregelen zijn de antwoorden helaas minder concreet. Het idee van een regeling waarbij boeren een vergoeding krijgen voor tijdelijke leegstand van stallen, eveneens in een in de Tweede Kamer aangenomen motie van Moorlag verwoord, wordt "onderzocht". En op de suggestie dat op korte termijn winst kan worden behaald door het beschikbaar stellen van extra middelen voor de uitvoering van een warme sanering, niet alleen van de varkenshouderij, maar ook van de melkvee- en kalverhouderij in het kader van een gebiedsgerichte aanpak, antwoordt de regering dat er een "verkenning" zal plaatsvinden. Deze antwoorden vindt mijn fractie wel erg, zo niet té, voorzichtig. Kan de minister íets meer ambitie tonen en hierbij spoed betrachten? Kan zij aangeven wanneer dat onderzoek en die verkenning zullen zijn afgerond?
In antwoord op weer een andere suggestie zegt het kabinet dat het binnenkort, vóór 1 februari 2020, een besluit neemt over het innemen van dier- en/of fosfaatrechten in relatie tot extern salderen. Wat is hierbij de inzet van het kabinet? In welke richting zou dat besluit volgens de minister moeten gaan?
Al deze additionele bronmaatregelen zien op een snelle reductie van de stikstofemissie. Dat is hard nodig, voor de natuur en voor de woningbouw. Daarnaast zijn maatregelen nodig om de natuur te herstellen, zegt ook het Planbureau voor de Leefomgeving. Het daarvoor uitgetrokken bedrag van 250 miljoen euro is belangrijk en de PvdA verwelkomt dit. Maar dit is een eenmalig bedrag, dat zal worden ingezet daar waar het snelst natuurwinst is te boeken.
De natuur is er echter zó beroerd aan toe dat voor een langere termijn extra investeringen in de natuur nodig zijn naar het oordeel van de PvdA-fractie. Het herstel van natuur en biodiversiteit is een kwestie van lange adem en vereist daarom snelle actie die lang wordt volgehouden. Daar is extra geld voor nodig. En daarom vroegen wij in de schriftelijke vragen de regering om, conform alweer een in de Tweede Kamer aangenomen motie-Moorlag, via een verhoging van de uitkering van het Provinciefonds structureel geld beschikbaar te stellen voor natuurbehoud en -herstel. Die vraag is niet beantwoord.
In de gisteravond laat ontvangen brief staat weliswaar dat het kabinet in 2020 een besluit zal nemen over meerjarige investeringen ten behoeve van natuur en biodiversiteit, maar een besluit kan alle kanten op gaan. Daarom vraag ik de minister onze schriftelijke vraag alsnog te beantwoorden.
Enige zorgen maakt onze fractie zich over het in de brief van 13 november genoemde voornemen om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn voor het samenvoegen en herindelen van gebieden. Kan de minister bevestigen dat het niet de bedoeling is de totale omvang van beschermde gebieden te verminderen? We hebben in dit land immers al veel te weinig beschermde natuur. Acties, gericht op het versterken en verbinden van Natura 2000-gebieden zijn wel welkom en ook daarvoor zouden die extra structurele middelen voor natuurbehoud en -herstel gewenst zijn. Is de regering het daarmee eens?
Mijnheer de voorzitter. Alles staat of valt met de juridische houdbaarheid van de voorstellen. Niemand wil een herhaling van het PAS-debacle. In de beantwoording van de schriftelijke vragen is duidelijker dan tot nu toe uiteengezet dat de effecten van maatregelen pas in de stikstofbank worden opgenomen als die maatregelen en die effecten daadwerkelijk vaststaan. Dat lijkt me de juiste benadering. Maar wie bepaalt wanneer die effecten daadwerkelijk vaststaan, zo vraag ik de minister. De toestemmingsverlening mag niet vooruitlopen op de vaststelling van die vaststaande effecten. Wanneer de vaststelling van effecten wordt betwist, kan hiertegen dan formeel bezwaar worden gemaakt of een contra-expertise worden gevraagd?
De regering zegt terecht dat er niet meer stikstofruimte kan worden benut dan daadwerkelijk in de stikstofbank aanwezig is. Dat is, na het PAS-debacle, niet meer dan vanzelfsprekend, hoop ik. In dat verband suggereert de regering dat als voorwaarde voor de gebruikmaking van het stikstofregistratiesysteem wordt gesteld dat de ondernemer zelf maatregelen neemt die de stikstofuitstoot zo veel mogelijk beperken, zoals het gebruik van elektrisch materieel in de bouwfase. Kan de minister aangeven hoe in het toezicht hierop en de handhaving hiervan is voorzien?
Het kabinet is voornemens, zo lezen we in de memorie van antwoord, om deze Kamer op korte termijn te informeren over de mogelijkheid van het instellen van een drempelwaarde. Samen met de provincies wordt daarnaar gekeken. Betekent dit dat als gevolg van dit wetsvoorstel eerst een stikstofbank wordt ingericht en eventueel pas daarna overgegaan wordt tot een systeem met drempelwaarden? Het stikstofregistratiesysteem is bedoeld om de vergunningverlening voor de bouw los te trekken, stelt de regering. Als dat doel zou zijn bereikt, zal worden bezien of dit systeem wordt geschrapt. Is pas dan een eventueel systeem met drempelwaarden aan de orde? Waarom is niet gewacht met het in een wetsvoorstel opnemen van de mogelijkheid van een systeem van een drempelwaarde tot het moment dat de vergunningverlening door de stikstofbank is losgetrokken of ten minste tot het moment dat Rijk en provincies een uitgewerkt voorstel gereed hebben? Nu wordt de Kamer gevraagd een wetsvoorstel goed te keuren waarin de mogelijkheid van een drempelwaarde is opgenomen, terwijl de Raad van State tamelijk kritisch is over dit instrument en een uitgewerkt voorstel vooralsnog ontbreekt?
In de gisteren ontvangen brief is de keuze gemaakt voor een regionale drempelwaarde. Die keuze deelt onze fractie. Maar voordat een regionale drempelwaarde kan worden geïntroduceerd is het eerst nodig "stikstofruimte" te creëren, schrijft de minister in de brief. Kan de minister garanderen dat ook voor deze stikstofruimte geldt dat de effecten van te nemen maatregelen daadwerkelijk vaststaan voordat deze effecten deze stikstofruimte kunnen vullen?
Mijnheer de voorzitter, tot slot. Een fundamentele herbezinning op de schaarse stikstofruimte is nodig, schrijft het kabinet in de brief van gisteren. De noodzaak van die herbezinning onderschrijft onze fractie. Maar de urgentie van maatregelen voor natuurbehoud en -herstel is groot en vereist tegelijk dat snel en langdurig met concrete maatregelen de stikstofproblematiek te lijf wordt gegaan. Dat vergroot ook de mogelijkheid om weer snel duurzame en betaalbare woningen te kunnen bouwen.
De leden van de PvdA-fractie zien daarom de beantwoording van hun vragen met belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koole. Dan is nu het woord aan mevrouw Huizinga.