Verslag van de vergadering van 28 januari 2020 (2019/2020 nr. 18)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.14 uur
De heer Rietkerk i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst feliciteer ik onze collega de heer Verkerk met zijn maidenspeech, op een goed vervolg van de samenwerking en een inkijkje in zijn omgeving. Het heeft er ook wel toe geleid in de contacten de afgelopen periode dat zijn afscheidsrede en het begrip "religie" daarin, het opnieuw verbinden, mij nieuwe inspiratie hebben gegeven. Dank daarvoor.
Verder hartelijk dank aan de minister voor de antwoorden op de vragen van de CDA-fractie. Een paar punten nog in deze tweede termijn. Dat betreft allereerst de Nationale Omgevingsvisie. Wij zouden daarover een voortgangsbrief krijgen in februari. Toen kwam er toch nog wat andere taal. Ik heb u heel goed horen zeggen: het voorjaar. Vanuit mijn ervaring loopt het voorjaar tot juni en dat vinden wij veel te lang. Dus kunt u daar wat duidelijker over zijn? Als u februari niet haalt, wat dan wel?
Dan het tweede punt, participatie. In het debat dat we gevoerd hebben, hebben we als CDA-fractie in ieder geval meegekregen dat een aanvulling nodig is. Die aanvulling heeft de minister ook gegeven via het motiveringsvereiste. Dat geldt ook voor de publicatie die nodig is. Dat is wat betreft de CDA-fractie een verduidelijking en verbetering ten opzichte van hetgeen we tot nu toe daarover in de schriftelijke stukken zagen. Ik citeer de minister: "Het gaat immers om de kwaliteit van de participatie bij het lokaal bestuur en het provinciaal bestuur en bij de waterschappen". Wij hechten eraan dat de bevoegde organen, de raden, de Staten en de algemene besturen van die waterschappen dat zelf invullen. Ik hoorde onder anderen mevrouw Nooren niet over de rijksoverheid spreken. De rijksoverheid als het gaat om rijksbelangen heeft straks ook de Nationale Omgevingsvisie en daar hebben wij wel een verantwoordelijkheid in en u ook. Namens de CDA-fractie is dan ook mijn vraag hoe u dat ziet.
De vragen die zijn gesteld en de toezeggingen die zijn gedaan over het DSO ga ik hier kortheidshalve niet herhalen. Wij kijken uit naar de voortgangsbrief ten behoeve van het debat over de voorhang van het koninklijk besluit. Wij hebben het belang aangegeven om, zoals u dat zelf ook wilt, een realistisch beeld te geven richting eind 2020. De aansluiting van gemeenten en de kostenontwikkeling zullen er bij een aantal gemeenten voor zorgen dat ze nog een aantal maanden nodig hebben. Het zal een ambitie zijn voor een aantal gemeenten om dan ook in het najaar klaar te zijn qua aansluiting. Zo-even begreep ik dat u zei op een vraag van mevrouw Nooren: nou, dat zal dan wel voor juni zijn. Heb ik dat verkeerd begrepen of heeft u dat zo gezegd? Verder zien we uit naar het BIT-advies dat tussen nu en juni zal verschijnen.
Een volgend punt is de kwaliteit van de professionals. Een aantal woordvoerders hebben een en ander al aangeven richting uw eigen adviseurs. De CDA-fractie wil aandacht vragen voor de professionals op gemeentelijk niveau en bij provincies en de omgevingsdiensten die juist de uitvoering voor hun verantwoording nemen. Het is van groot belang, zoals een aantal fracties ook heeft gezegd, dat die uitvoering cruciaal is voor het vertrouwen in de overheid. We zien de scholingsprogramma's. Mevrouw Klip heeft ook gevraagd naar meerjarige scholingsprogramma's. Ik hoop dat dat ook echt gebeurt en dat wij daar in de rapportage, wellicht ook al de komende maanden, iets meer beeld van krijgen. Want als het stokt in de uitvoering, net zoals bij andere uitvoeringsdiensten van de overheid, dan zien wij daar een grote zorg en een groot risico.
Dan de evaluatie. De minister heeft wat ons betreft, en andere fracties gaven het ook aan, heel duidelijk een toezegging gedaan voor het instellen van een onafhankelijke evaluatiecommissie. De minister zei uiteindelijk op vragen en interrupties dat de minister ook van plan is om dat jaarlijks te doen. Graag hoor ik of ik dat zo goed verstaan heb.
Overigens, en dan sluit ik aan bij de opmerkingen van andere fracties, zou het goed zijn als wij een duidelijk tijdpad voorgelegd krijgen — volgens mij vroeg mevrouw Nooren daarnaar, maar anderen ook. Dat hoeft wat ons betreft niet voor de stemmingen, maar wij willen daar wel een beeld van hebben. We hoeven bijvoorbeeld niet tot eind juni te wachten met het instellen van de onafhankelijke evaluatiecommissie. Dat kan sneller. Dan kunnen we daar ook nog schriftelijke beraadslagingen over hebben en vragen over stellen. We moeten namelijk voorkomen dat er straks een hele grote brief, heel laat komt. Dan schuurt het tegen het reces aan, en dan hebben we zelfs aan een maandagavond en een dinsdag niet genoeg, omdat er dan heel veel in zal staan. Dat is wel cruciaal voor de beoordeling van de invoeringsdatum.
Tot slot. Zowel onze eerste als tweede termijn als de antwoorden van de minister geven ons er vertrouwen in dat er nog een route te lopen is, met een vervolg waarin sommige onzekerheden zitten, maar wij hopen dat de brief voor het invoeringsbesluit-KB daar antwoorden op kan geven. Ik kan ook duidelijk zijn: ik zal de fractie van het CDA positief adviseren over de Invoeringswet Omgevingswet.
De voorzitter:
Dank u, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan de heer Van Dijk.