Plenair Crone bij behandeling Aanvullingswet geluid Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.01 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Crone i (PvdA):

Dank u, voorzitter. De heer Verkerk heeft mij bijna het gras voor de voeten weggemaaid met zijn opmerking over elektrisch rijden, want daar wilde ik mee eindigen en dat zal ik ook doen. Inderdaad, als iedereen elektrisch rijdt, krijgen we hetzelfde als rond 1900, toen het doodstil was in de straten van New York, want toen reed iedereen met koetsen en paarden, maar er was een groot probleem van mest in de straat. Er waren voorspellingen dat er een meter mest zou gaan liggen in de straten van New York. Tien jaar later was er geen stank meer, want toen reed iedereen opeens met brandstofmotoren. Toen was het probleem van de mest opgelost, maar toen kwam het lawaai langzamerhand. Ik zal er aan het eind op terugkomen en scherpe toezeggingen vragen van het kabinet om elektrisch rijden te bevorderen, waar ze overigens ook al wat aan doen, natuurlijk.

Voorzitter. Dan over de wet zelf. Dit is wel een van de vragen waar het echt over gaat. Het gaat niet over de procedures maar over de inhoud. We hebben twee uitvoerige schriftelijke rondes gehad en nu de plenaire afronding. Net als de heer Verkerk dank ik voor de inzet van veel ambtenaren, niet alleen in Den Haag, maar zeker ook bij provincies, gemeenten, waterschappen, en van bestuurders, die zich hier intensief mee bezig hebben gehouden. Ik ben ook benieuwd hoe zij er over een paar jaar op terug zullen kijken en of het inderdaad de verbeteringen heeft gebracht die wij allemaal wensen.

Deze bijzondere Aanvullingswet geluid heeft een lange geschiedenis. De inhoudelijke ijkpunten bespreken we nu niet, want die zijn al in 2013 vastgelegd in Swung-2. We spreken dus niet over beleidsneutraal ten opzichte van andere geluidhinderwetten maar ten opzichte van Swung-2. Dat is ons ijkpunt, dus beleidsneutraal ten opzichte van Swung-2. Dat is onze eerste toets en we hebben het idee dat dat grosso modo wel klopt, al zijn wij er altijd op uit om niet alleen te komen tot beleidsneutraal maar ook tot een paar verbeteringen en zeker niet tot verslechteringen.

Onze tweede toetssteen, behalve beleidsneutraal, is de balans tussen beschermen en benutten. Natuurlijk willen bestuurders, initiatiefnemers en ondernemingen vaak benutten, maar zullen andere burgers daar last van hebben. Die afweging van economische en maatschappelijke activiteiten is essentieel rond woningbouw, verkeer, bedrijvigheid enzovoorts. En dan zeg ik inderdaad dat het op een aantal aspecten gelukkig nu beter zou kunnen worden via de afwegingsplicht die in de aanvullingswet en in de Omgevingswet zelf zit. Dat voordeel moeten we ook wel onder ogen durven zien.

De antwoorden zijn vaak heel technisch, maar daaruit blijkt dat er een beleidsneutrale omzetting is, maar dat met de introductie van de geluidproductieplafonds (gpp's), waar vele anderen het ook over hebben gehad, rekening moet worden gehouden met de komende tien jaar. Dat is echt een mooi nieuw punt. Je moet nu al laten zien hoe de groei zal zijn van de geluidshinder in de komende tien jaar en dan moet je daar al rekening mee houden met je maatregelen. Die gpp's zijn echt een winstpunt, omdat dat vooraf moet gebeuren en niet meer achteraf. Dat is in de huidige Wet geluidhinder niet het geval. Eufemistisch gezegd is er nu — zo heet dat dan in de teksten — een "handhavingsgat". Dus nu stel je bij de start van een bouwproject of bij een industrieterrein vast wat de situatie is, maar als de geluidshinder toeneemt, dan heb je een handhavingsgat. Het is winst dat we nu productieplafonds krijgen met een tijdshorizon van tien jaar vooruit, maar wat gaat er gebeuren met de burgers die nu in het handhavingsgat zitten? Die moeten toch ook als het ware ergens een claim op kunnen leggen, zo van: de geluidshinder is toegenomen, wat doen we eraan? Dat zou toch ook een van de winstpunten moeten kunnen zijn van de nieuwe afwegingsruimte die in de Omgevingswet zit?

Een ander aspect dat ik aan de orde wil stellen, is de filosofie van de Omgevingswet en de afweging van benutten en beschermen. Dit is geen vrijbrief om zomaar alle normen overboord te gooien, zoals ik soms wel hoor, want decentralisatie is nog steeds gebonden en sterk begrensd door landelijke normen. En die blijven sterk bepalend. Zo worden de landelijk vastgestelde standaardwaarden als uitgangspunt genomen. Daar mag men maar beperkt van afwijken tot de grenswaarden en daar moeten dan ook echt goede argumenten voor zijn. En over de grenswaarden heen mag je alleen maar in een zeer uitzonderlijke situatie. Ik vraag de minister om dat te bevestigen. Dat is natuurlijk relevant, zeker ook — ik had het al eerder willen inbrengen — naar aanleiding van het rapport van gisteren. Misschien hebben de gemeentes de laatste jaren dingen niet goed gedaan, maar in de toekomst zullen ze door de Omgevingswet gebonden worden aan instructieregels. Ik begrijp dat daar niet alleen procedures in zitten maar ook strenge inhoudelijke criteria. Daarmee is de vraag aan de minister of ik dat correct zie. Dan is het rapport van de ILT een zeer sterke waarschuwing, want we moeten maar zien of het goed gaat. Maar we gaan toch niet een soort afvinklijstjes vanuit Den Haag krijgen — want dat is weer de andere kant van de zaak — waardoor procedureel alles weer vast gaat lopen? Dus inhoudelijk moet de toets heel sterk zijn. Dat is een waarschuwing uit het ILT-rapport. Maar voordat je het weet zitten we weer in een nieuwe paraafjescultuur van gemeenten en provincies naar het Rijk.

Overigens mag het afwijken, zeker van de grenswaarden, niet om louter financiële redenen, zo van: wat is het goedkoopste voor de ontwikkelaar of voor de gemeente? Het mag alleen om zwaarwegende economische belangen of andere zwaarwegende maatschappelijke belangen. Dus ook hier moeten we de burgers gerust kunnen stellen. Ik vraag de minister of er niet zomaar geluidshinder mag ontstaan omdat het goedkoper is om niets te doen. Er moeten dus echt zware overwegingen zijn. Als PvdA-fractie steunen wij het natuurlijk dat de maatschappelijke noodzaak van binnenstedelijke woonopgaven wordt gezien. De transformatie van bijvoorbeeld kantoorcomplexen tot woningen of het benutten van nieuwe technische mogelijkheden, zoals vliesgevels, kunnen natuurlijk goede redenen zijn om de grenswaarden niet op de gevels toe te passen. Maar je moet wel garanderen — dat staat ook in de stukken — dat de grenswaarden op deuren en ramen worden gehaald. Dus een afweging kan zijn dat er nieuwe technologie is of dat er een nieuwe opgave is in de binnenstedelijke woningbouw, maar ook de economische structuur in een bepaald gebied kan een reden zijn om af te wijken van standaardwaarden.

Ik kom nu op het punt waar ik het net in een interruptiedebatje met de heer Janssen al even over had. Kennelijk is er via een uitspraak van de Raad van State die mij toevallig ook in het weekend duidelijk is geworden, nu toch ook al sprake van cumulatie van ellende, om het maar zo te noemen, waardoor rechters soms besluiten: zo is het nou eenmaal, dus zo moeten we dat doen. Ik wil de minister toch graag vragen of er nu een andere situatie staat dan in de Omgevingswet. Inhoudelijk zou ik zeggen: niet qua criteria, maar qua proces en qua inhoud. Wat gaan we dan doen? Ik hoor vrij dramatische berichten over dat industrieterrein in Limburg; het werd net ook door de heer Verkerk genoemd. Daar kunnen grote problemen ontstaan. Nogmaals, dat zou los kunnen staan van de Omgevingswet, want het gaat om bestaande regels. Welke oplossing ziet de minister voor dit soort zaken? De heer Rietkerk vroeg ook al: wie beslist dan? Een gemeente? Schiedam of Rotterdam? Het havengebied? Of beslist de provincie of misschien zelfs het Rijk? Ik wil graag antwoord op die vragen.

Ik zeg steeds maar weer dat het al bestaande regels zijn. Ik lees in het rapport van Kokx/De Voogd — dank voor de toezending daarvan — dat uitvoerig is uitgezocht wat er aan vrije beleidsruimte ontstaat. Uit dat rapport blijkt dat de vrije beleidsruimte voor de decentrale overheden nauwelijks toeneemt ten opzichte van SWUNG en andere regels die er al zijn. Ik vraag de minister of dat klopt, want daarmee neemt de ruimte voor afwegingen van gemeentes niet toe. Dat zal voor sommige een geruststelling zijn en voor andere juist niet. Het rapport zegt duidelijk dat de vrije beleidsruimte niet toeneemt door de Omgevingswet. Alleen door de zogenoemde bruidsschat zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt om een ruimere vrije beleidsruimte te hebben. Dat staat echter los van de Omgevingswet, want die bruidsschat zou je ook nu al kunnen invoeren. Ook hier vraag ik dus hoeveel ruimte er voor gemeentes ontstaat. Wij houden als fractie in ieder geval vast aan de landelijke trits standaardwaarden of grenswaarden. Ik ben benieuwd of de minister bereid is om niet pas na vijf jaar te evalueren, zoals zij voorstelt, maar om de evaluatie nu met onmiddellijke ingang gewoon jaarlijks te doen. De vergelijkbare discussie hebben we gevoerd over de Invoeringswet. We kunnen het vanaf dag één al doen. Er zijn zelfs al oefengemeentes bezig. Ik noem de hoofdstad van Friesland. Ik wil horen hoe het daar gaat en of die vrije beleidsruimte tegenvalt. En als die vrije beleidsruimte er wel is, wordt die dan gebruikt om meer te benutten of om de burgers beter te beschermen? Dus ik vraag de minister om dit niet pas na vijf jaar te evalueren maar jaarlijks, en dan ook nog niet alleen maar via eigen goed werk, maar via een onafhankelijke commissie. In de schriftelijke antwoorden heeft de minister het over een niet-onafhankelijke commissie. Ik zou hier in lijn met de motie-Nooren, die volgende week in stemming zal komen, willen vragen om hier een actievere evaluatie en monitoring te doen en dit jaarlijks en onafhankelijk te doen. De minister heeft al ingestemd met de geest van de motie-Nooren, dus laten we ook op dit punt hoop houden.

Voorzitter. Dan een geweldige nabrander. De heer Verkerk heeft al een beetje het gras voor mijn voeten weggemaaid. Ik ben ervaringsdeskundige, want bij mij voor de deur rijden heel veel bussen langs. Dus ik weet precies het verschil in geluidshinder tussen een elektrische bus, een groengas-bus — ook al beter — en een dieselbus. Diesel is natuurlijk heel verschrikkelijk. Welk beleid voert de minister om voertuigen — niet alleen bussen, ook vrachtwagens en andere auto's — zo snel mogelijk stil te krijgen, zodat het hier net zo stil wordt als in New York in 1900? Het is natuurlijk een serieuze kwestie. Het is van direct belang voor de bestaande omgeving, maar ook bij nieuwbouw krijg je dan extra geluidsruimte. Er zou natuurlijk een verstandige afweging moeten plaatsvinden tussen benutten en beschermen. Dat kan enorm veel ruimte geven in de binnenstedelijke woonomgeving voor nieuwbouwwoningen, die we nu juist nodig hebben.

Maar daar hoort ook de andere kant bij: niet alleen normen en ruimte opvullen, maar ook handhaven. Want het meeste last hebben niet alleen ik, maar heel veel burgers van brommers, motoren en vrachtwagens die helemaal niet aan de geluidsnormen af fabriek voldoen, maar die zijn opgevoerd. Die zijn verschrikkelijk. Je wordt er echt wakker van of je wordt er overdag door geïrriteerd. Dus ik zou de minister willen vragen — het kabinet gaat er waarschijnlijk over, en niet uzelf — om veel strakker te handhaven op wat er ook aan geluid kan zijn in de omgeving. Per saldo zal dat veel helpen.

Voorzitter. Dan het laatste punt, dat hier ook een rol bij speelt. Grote winst is dat geluid nu onderdeel wordt van de omgevingsplannen. Dat is dus vooraf. Het is niet meer zo dat er plannen kunnen worden gemaakt en dat de initiatiefnemers of de gemeenten aan het eind zeggen: oh ja, het geluid moeten we nog even regelen. Het geluid moet dus nu, vraag ik de minister, toch ook vanaf dag één meegenomen worden? Als dat dan gebeurt, hoort daar toch ook de participatie bij? Voor burgers is het juist als het gaat om geluid belangrijk om te weten wat er in hun omgeving gaat gebeuren. Dus krijg ik graag nog een extra bevestiging van de minister of de communicatie hierover en de participatie vroegtijdig zal plaatsvinden. Ook wil ik weten of dat gebeurt bij het vaststellen van de geluidsbelastingkaarten. In 90 grote gemeenten moeten geluidsbelastingkaarten komen. Daar heb je ze weer: de havens, Limburg en de rest van Nederland. Zijn die kaarten op tijd klaar en zijn ze leesbaar en begrijpbaar voor gewone burgers? Loopt het dan ook via DSO? Ook dat is een winstpunt, dat mensen het op tijd kunnen zien.

Voorzitter. Die bronmaatregleen zijn natuurlijk het allerbelangrijkste, maar overwegend denken we dat we op een aantal punten vooruitgang kunnen boeken met deze geluidswet, mits de antwoorden van de minister ons verder kunnen helpen om dit goed uit te leggen.

Mijn laatste punt — ik was het vergeten — betreft de geluidshinder van de luchtvaart. Ik heb begrepen dat dit juist ook bij die integrale afwegingen moet. Het zit niet in de Omgevingswet, maar het moet wel in de omgevingsplannen opgenomen worden. Kan de minister dat bevestigen? Ik heb het ergens gelezen. Als dat niet zo is, dan is de vrees terecht dat Schiphol of de luchtvaart in het algemeen de dans weer gaat ontspringen. Dat moet in de geluidsbelasting meegenomen worden. Dan is de inhoudelijke vraag of de minister ook vreest dat daardoor gebieden op slot komen, hetzij voor de luchtvaart, hetzij voor andere economische activiteiten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u, meneer Crone.

Dan is het woord aan de heer Van Gurp.