Verslag van de vergadering van 11 februari 2020 (2019/2020 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.21 uur
De heer Rietkerk i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de brief van vandaag. Die geeft een beter inzicht dan die van gisteren. In eerste instantie schrik je van het bericht in NRC van gisteren en in Binnenlandse Bestuur van vandaag, zeker met de vuurwerkramp in Enschede in mijn gedachten. Misschien word ik dan ook wel een beetje boos. Echter, na verdieping en nadenken, constateer ik dat de signalen in de media betrekking hebben op problemen van het huidige stelsel, geconstateerd in 2012 tot 2017. Ik heb al eerder gezegd dat een doorlopende verbetering vanaf toen naar nu en naar de toekomst wat ons betreft nodig blijft. De Omgevingswet komt op een aantal punten aan de signalen tegemoet, draagt bij aan een betere naleving van de regels door een betere bekendheid van de regels, een eenduidiger formulering en de toevoeging van instructieregels bij nationale belangen. En dat is cruciaal, bijvoorbeeld bij het besluit over de kwaliteit van de leefomgeving. Voorwaarde is dan duidelijkheid over en definiëring van de nationaalruimtelijke belangen en dat is nodig. Want anders kun je wel instructieregels opstellen, maar eerst moeten parlement en wetgever die nationale belangen formuleren. Dan kun je doorzetten als Rijk en doorzetten als provincie.
Ook wordt de huidige wetgeving door gemeenten, provincies en waterschappen als ingewikkeld ervaren. Dat lees je eigenlijk ook wel een beetje terug in dat rapport. De formuleringen in het nieuwe stelsel zijn naar mijn idee eenvoudiger en uniformer. Twee voorbeelden die in de bijlage staan: de opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik uit 2012, in de nieuwe wetgeving echter beter, evenals de externe veiligheid inrichtingen. Naast het wettelijk stelsel vindt het CDA uitvoering, toezicht en handhaving van groot belang. Met de minister verdienen de professionals steun, vinden wij. Dat blijft essentieel.
Ten slotte vraagt het CDA hoe de aanbevelingen over het borgen van kennisdeling op bovenregionaal en landelijk niveau een vervolg krijgen en hoe de minister zorgt voor een steviger kennisinfrastructuur en kennisuitwisseling als het gaat om nieuwe ontwikkelingen. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van de fracties van de VVD en 50PLUS.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil het woord geven aan de heer Van Dijk.