Verslag van de vergadering van 3 maart 2020 (2019/2020 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.11 uur
Mevrouw Moonen i (D66):
Voorzitter. De minister heeft op mijn vraag over de effecten op de rechtszekerheid aangegeven dat het wettelijk kader gelijk is, dat bij bouwactiviteiten het kostenverhaal altijd moet passen bij de omgevingsvergunning en dat er in zekere zin dus geen rechtsongelijkheid zou ontstaan binnen eenzelfde gemeente. Maar de minister heeft ook aangegeven dat onze Kamer en de regering de feitelijke praktijk ten aanzien van rechtszekerheid kritisch zullen volgen. Dat zullen wij vanuit de Kamer dan ook blijven doen.
Ten aanzien van de expertise bij gemeenten heeft de minister toegezegd dat via het interbestuurlijk programma Aan de slag met de Omgevingswet gemeenten worden voorbereid op hun taken ten aanzien van onteigening en het kostenverhaal. Ook heeft ze aangegeven dat er een handleiding kostenverhaal en een handreiking onteigening, specifiek voor de gemeenten, komen. Dat is heel verstandig.
Wij zien het onderzoek naar de verplichte stedelijke herkaveling en de reactie van de regering hierop met belangstelling tegemoet. Het is goed om te weten dat de regering met een open houding de mogelijke voordelen van verplichte stedelijke herverkaveling tegemoet zal treden.
Ten slotte, voorzitter, het amendement-Ronnes over de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De minister heeft in vragen hierover aangegeven te streven naar gelijktijdige inwerkingtreding van de Omgevingswet aan de AMvB over de wijzigingen, waaronder dat amendement-Ronnes. De fractie van D66 hecht zeer aan het gelijktijdig in werking laten treden van de Omgevingswet en de AMvB waarin die wijzigingen staan. Waarom hechten wij daar zozeer aan? Wij hechten daar zeer aan omdat er, als de Omgevingswet eerder ingaat dan de AMvB, een tijdelijke situatie ontstaat waarin de gemeente mogelijk niet die stok achter de deur heeft om publiekrechtelijke bijdragen af te dwingen. Een ander nadeel van een tijdelijke situatie is volgens mij dat er dan altijd een rommelige situatie ontstaat. De ene wet, de Omgevingswet, is dan namelijk wel ingegaan, maar de wijzigingswet, waar nota bene belangrijke zaken in staan die zijn gericht op de kwaliteit van de leefomgeving, is dan nog niet ingegaan. Dat vinden wij ongewenst. Daarom de vraag aan de minister of zij kan toezeggen dat zij het uiterste zal doen om gelijktijdige inwerkingtreding mogelijk te maken.
Dank u voor uw aandacht.
De voorzitter:
Dank u, mevrouw Moonen. Dan is het woord aan de heer Rietkerk.